N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Ezel In regisseur Jerzy Skolimowksi’s ‘EO’ treft een gevluchte circusezel weinig mededogen op het Poolse platteland. ‘We dwingen u als een ezel te kijken.’
‘We waren doodziek van de traditionele lineaire manier van verhalen vertellen, waarin je in de eerste akte de personages neerzet en na achttien of negentien minuten een dilemma introduceert. Daarom wilden we iets anders proberen.”
Aan het woord is de Poolse regisseur Jerzy Skolimowksi, een van de grote filmauteurs uit Europa, en ook een van de meest ongrijpbare. Of moeten we zeggen: eigenwijze? Hoe dan ook: dat ‘iets anders’ werd EO: een roadmovie vanuit het perspectief van een circusezel met weinig dialoog en menselijke figuren alleen op de achtergrond. Het resultaat is aangrijpend: de ezel komt bepaald niet alleen dierenliefhebbers tegen op zijn pad. En dat levert voldoende stof op om na te denken over hoe mensen met dieren en natuur omgaan.
Het leverde Skolimowski de Juryprijs in Cannes op en een Oscarnominatie voor beste niet-engelstalige film en een zegetocht langs festivals en filmtheaters. Skolimowki mag dan één van de veteranen van de filmgeschiedenis zijn, hij staat er ook op 84-jarige leeftijd niet om bekend dat hij de makkelijkste weg kiest. Hij begon halverwege de jaren zestig met filmen, maar werkte ook lange periodes in zijn ruim vijftig jaar omspannende carrière als schrijver, acteur en beeldend kunstenaar. Hij maakte films in Polen en in het buitenland. Via Zoom laat hij bozig weten het merendeel van de filmgeschiedenis oersaai te vinden, maar aan hem ligt dat niet: zijn films zijn zelden traditioneel te noemen. Skolimowksi en co-scenarist Ewa Piaskowska maken sinds 2008 samen films, zoals het morbide, in een crematorium gesitueerde Four Nights With Anna of sneeuwthriller Essential Killing waarin een Taliban-strijder met post-traumatisch stress vlucht uit een ‘zwarte site’ in Oost-Europa.
Ezelogen
Voor EO deden ze veel research naar de (on)mogelijkheid van niet-menselijke perspectieven in film. Kun je echt een film vanuit het oogpunt van een ezel maken, vroegen ze zich ditmaal af, of leidt dat onvermijdelijk tot antropormorfie en allegorie? „De ezel is de drijvende kracht achter de film. En we hebben tijdens de montage steeds meer dialoog en interacties met mensen weggesneden. Maar om het ezelperspectief zo zuiver mogelijk te krijgen, hebben we gebruik gemaakt van een beproefde filmtechniek: eerst een shot wat de situatie neerzet, de ezel in zijn omgeving. Dan een close-up van zijn ogen. En vanaf dat moment is alles wat we zien zijn perspectief. De ogen van de ezel zijn groot, melancholiek: een spiegel voor de camera en daarmee voor het menselijke perspectief. Ze geven je een hoop om over na te denken.”
Er zijn de afgelopen jaren natuurlijk meer films gemaakt vanuit het perspectief van dieren: Viktor Kossakovsky’s Gunda (2020), waarin een zeug die haar biggen kwijtraakt centraal staat, of Andrea Arnolds Cow (2021), die een melkkoe volgt van geboorte tot dood. Beide min of meer documentaire-achtige films, terwijl Skolimowksi expliciet narratieve elementen gebruikt om menselijke wreedheid en onverschilligheid te laten zien: boze boeren, illegale worstenmakers, dronken hooligans. Het is geen flatterend beeld.
Robotezel
De camera vertaalt het in extravagante shots, scheve perspectieven, vuurrode horizonten; vanuit een ogenschijnlijk realisme dalen we af in expressionistische filmkunst. Het indrukwekkendst is een surrealistische scène waarin EO mishandeld wordt door bijgelovige dorpsbewoners, en we hem opeens als robotdier weer zien opkrabbelen. Mysterieus.
Skolomowksi: „Natuurlijk had ik het resultaat van de mishandeling op een meer naturalistische manier kunnen laten zien, met veel bloed en leed, maar de robot is een metafoor voor de strijd om het bestaan. Het is vervreemdend. En het geeft je hopelijk een kleine hint wat er zou gebeuren als we alle dieren op aarde zouden doden voor ons eigenbelang.”
De ezel wordt op die manier zowel een insider als een buitenstaander die met dezelfde bevreemde en bekende ogen naar het Poolse leven en landschap kijkt als hijzelf, geeft Skolimowksi toe. „Ik erken dat ik een aantal van mijn eigen ervaringen als outsider en emigrant in de film heb gesmokkeld. Maar ons belangrijkste doel was om het menselijke bewustzijn op te schudden, ons bewust te maken van de manier waarop we met dieren omgaan. Of we er nu wel in geslaagd zijn of niet om echt een dierenperspectief te creëren, en of dat überhaupt mogelijk is, is van minder belang dan dat mensen zich door EO hopelijk gaan afvragen hoe ze naar dieren kijken.”
Het is een misverstand dat Jude Law als de infame koning Henry VIII (1491-1547) de hoofdrol heeft in Firebrand. Henry is niet eens de stokebrand uit de titel, ook al brult en beveelt hij, zonder enige controle over zijn impulsen. Hij mag met zijn gesteun en gekreun en jichtige benen dan wel alle aandacht trekken als stervende wreedaard die desperaat probeert zijn zesde echtgenote Katherine Parr zwanger te krijgen voor hij erin blijft. Maar zij is de werkelijke drijvende kracht, de feitelijke oproerkraaier en revolutionair.
De rol die Law speelt is leuk voor een acteur. Het trekt de aandacht. En hij doet het niet onverdienstelijk, omdat hij niet alleen schmiert, maar soms infantiel op een blokfluit tettert of stil valt en link voor zich uitstaart. Het lijkt een leep lachje, maar je weet nooit wanneer de volgende uitbarsting komt. Is deze man wel helemaal bij zinnen of zijn de zweren vanaf zijn voeten langzaam zijn hersenpan ingetrokken?
In de film is dat wangedrag een rookgordijn voor het echte verhaal: een geraffineerde politieke thriller over de vrouw die Henry overleefde. Firebrand is deels historische fictie, deels een revisionistische kijk op de machthebber die echtgenotes liet onthoofden als hij ze zat was en uit de Katholieke Kerk stapte omdat hij van zijn eerste vrouw wilde scheiden.
Maar de daadwerkelijke macht bevindt zich altijd achter de troon. Aïnouz en scenaristen Henrietta en Jessica Ashworth, die Elizabeth Freemantles boek bewerkten, presenteren het zo: Parr was de renaissancekoningin, degene die de echte veranderingen in het Engeland van de 16de eeuw teweegbracht. Ze was een voortrekker en een intellectueel die boeken onder eigen naam kon publiceren, bevriend was met de rebelse protestantse dichter en prediker Anne Askew, die vond dat de religieuze hervormingen niet snel genoeg gingen. Parr stuurde in haar Engelstalige gebedenboeken impliciet aan op een geletterde bevolking en een humanistischer godsdienst.
Ondertussen smeedde ze aan het hof complotten om een einde te maken aan het katholieke gekonkel, onder meer als vertrouwelinge van stiefdochter en de latere Elizabeth I, die de verteller van de film is.
Aïnouz is de auteur van een eclectisch oeuvre, maar nog nooit ging hij zo ver terug in de geschiedenis om zo’n actueel verhaal te vertellen. Of het nou gaat om verwijzingen naar decadente despoten à la Trump, het aankaarten van toxische masculiniteit, of de feministische agenda waarin Parr en Askew aan de vergetelheid worden ontrukt. Onthoud die namen!
Hij is ook een filmmaker pur sang, voor wie een verhaal vertellen altijd betekent de juiste beelden te vinden. Ook nu profiteert hij weer van zijn samenwerking met cameravrouw Hélène Louvart. Terwijl iedereen als een zwerm aasvliegen om Jude Law heen zoemt, ontdek je op de achtergrond stille vrouwenportretten die zo uit de Tudor-gallerij in The National Gallery zouden kunnen komen. Strakke silhouetten en profielen, soms net even opzij gebogen, alsof ze een gesprek afluisteren. Met levendige, verwijtende ogen. Toeschouwers, zo lijkt het. Of toch meer dan dat?
Alicia Vikander springt eruit als Katherine Parr: zij is niet de lijdende vrouw, zoals de echtgenotes van Henry meestal zijn afgeschilderd, maar degene die terugvocht. Heel stil. Heel gevaarlijk. En toesloeg toen hij het niet verwachtte.
Lees ook
een interview met de makers van ‘Firebrand’, Jude Law, Alicia Vikander en regisseur Karim Aïnouz: ‘Als Braziliaan snap ik de hang naar ‘blingbling’ van koning Henry’
Het moet een prikkelende uitdaging zijn geweest voor de Britse acteur Jude Law (51). Een mooiboy, sexy, sensitief en werelds, soms ook wat zijig of reptielachtig. Niet iemand die je verwacht om een luidruchtige, kolossale bullebak te spelen die zijn frêle, veel jongere vrouw tiranniseert in een kostuumdrama over huiselijk geweld.
Law speelt koning Henry VIII (1491-1547) in Firebrand. Een echt koningsdrama: de grote politiek wordt gemaakt aan de dinertafel of tussen de lakens en het persoonlijke is altijd politiek, en vice versa. Het verhaal speelt zich af in het laatste jaar van een koning die in zijn obsessie voor een mannelijke troonopvolger zes vrouwen versleet: twee verstootte hij, twee liet hij onthoofden, één stierf na een bevalling.
Katherine Parr overleefde. Over die vrij onbekende, maar opmerkelijke vrouw gaat Firebrand.
Historici plachten Parr weg te zetten als ‘the nursing queen’, een bleek betje dat Henry VIII’s hand vasthield in diens onwelriekende doodsbed en zich geliefd maakte als stiefmoeder van drie kinderen die de troon bestegen: Edward VI (1537-1553), ‘Bloody’ Mary (1516-1558) en Elizabeth (1533-1603). Maar ze was ook regent in zijn afwezigheid, schrijfster en een ‘player’ in de hofpolitiek.
Het was een roerige tijd, waarin katholieke en protestantse facties overal botsten. Henry VIII had, om van zijn eerste echtgenote Catharina van Aragon te scheiden, in 1533 de Engelse kerk losgemaakt van Rome, maar de vraag was of die Anglicaanse Kerk katholiek of protestants zou worden. Parr had protestantse sympathieën; vlak voor zijn dood tekende Henry VIII onder druk van de katholieke factie zelfs een arrestatiebevel dat haar als ketter op de brandstapel had kunnen brengen. Het ombrengen van koninginnen was toen al zo’n beetje routine.
Monsterlijke kerels
„Het stikt van de verhalen over monsterlijke kerels en ze krijgen elk hun hoofdstuk in de geschiedenisboeken”, zegt Jude Law, die we in Cannes spreken. „Dat wilde [regisseur] Karim Aïnouz rechtzetten, hij wilde een opmerkelijke vrouw vieren die zich in de schaduw rond zo’n bruut wist te manoeuvreren en hem overleefde. Als Braziliaan is Karim niet erg bezig met de Britse traditie, hij zag dit als een huiselijk drama over misbruik en survival.”
En zoals dat gaat in de film: de schurk heeft de meeste pret. Jude Law is een opmerkelijke Henry VIII: volatiel, dreigend en kwetsbaar. „Als acteur heb je portretten en historische feiten”, zegt hij in Cannes. „Henry VIII was in zijn laatste jaren zonder twijfel een tirannieke gangster, een wrokkige psychopaat en een bullebak, een veelvraat en alcoholist die vreselijke pijn leed en dat op anderen afreageerde. Liep je hem voor de voeten, dan maakte hij je zonder nadenken af.”
Of hij van Katherine Parr hield? Law twijfelt. „Ik denk dat hij geloofde dat hij verliefd was, hij was best een romanticus. Hij had duidelijk een zwak voor haar, maar hij was zo zoek in zijn ego dat ik betwijfel of hij in staat was tot liefde.”
Hij wil hem niet goedpraten, maar bijna zijn hele leven draaide alles om hem en was hij nooit alleen, aldus Law. „Zelfs als hij op het toilet zat, zat daar iemand in een hoek fluit te spelen om de stoelgang te bevorderen.” Zo muteerde een gouden kind geleidelijk in „een corpulent, zichzelf hatend moster”, aldus Law. „Henry VIII begon als een sprankelende, enorm verwende benjamin die na de dood van zijn oudere broer opeens als kroonprins in een grimmig kasteel werd opgesloten en daar suf werd gedrild. Als jonge koning was hij indrukwekkend. Zeer belezen, hij sprak Latijn, Frans en een beetje Italiaans. Intelligent, knap, sportief, artistiek, stijlvol, modieus. Hij torende boven elk gezelschap uit door zijn postuur en gouden haar.”
Uiteraard kwam Jude Law flink wat kilo’s aan om de monarch in zijn nadagen te spelen, toen hij dagelijks zo’n 13 maaltijden verzwolg en tot bijna 180 kilo was opgezwollen. Al zijn het niet Jude Laws eigen pompende achterwerk en zwerende benen die nu en dan in beeld komen. „Dat is het koninklijke achterwerk van Henry VIII. Filmmagie”, lacht Law. „Maar ik praat liever niet over diëten of trucs. We gebruikten minimaal protheses en make-up, ik had andere manieren om me emotioneel in hem te verplaatsen.
„Gewicht was belangrijk: we werkten met zeer zware kostuums, laag over laag over laag en heel knellend. En ik droeg te kleine schoenen, zodat elke stap me pijn deed.” Om zijn onverschilligheid voor de gevoelens van anderen te verbeelden, verzon hij voor Henry VIII een obsessie voor monden: hij knijpt in wangen en steekt ongevraagd vingers in andermans mond. Law: „Met die orale penetratie zegt Henry: of jij nu een hond of hoveling of echtgenote bent, ik heb geen enkel respect voor je grenzen, de wereld draait om mij.”
Voor de authenticiteit leerde Jude Law van specialisten in elizabethiaanse muziek een beetje spinet en fluit spelen. „Er was altijd muziek waar Henry VIII was. Hij schreef gedichten, liederen en zelfs een soort pophit. Karim Aïnouz probeerde zijn hof echt te herscheppen, hij nam soms takes van acht, negen minuten van banketten. Dan gaat het echt voor je leven, en het voelt nog een stuk authentieker als je de muziek kunt spelen.”
Die authenticiteit ging soms erg ver, zegt actrice Alicia Vikander, die Katherine Parr speelt. Zelf gebruikt ze voor scènes vaak muziek om haar in de juiste stemming te brengen; hier stond vaak opgefokte techno op de koptelefoon om haar nerveus te maken. „Maar Karim Aïnouz stimuleerde de beleving ook met geur. Het stonk enorm rond het sterfbed van Henry VIII, zijn benen rotten weg, vermoedelijk door jicht. Karim gebruikte daar stank van de buitencategorie, er was geen ontkomen aan. Ik zag cameramensen kokhalzen, zo smerig rook het.”
Blauwbaard
De Braziliaanse regisseur Karim Aïnouz had vooraf naar eigen zeggen weinig met de Tudors. Henry VIII leek hem een soort Blauwbaard, een sprookje dat hij niet zo nodig hoefde te verfilmen. Maar een bevriende Britse producer speelde hem het script van Firebrand toe na het zien van zijn vrouwenportret The Invisible Life of Eurídice Gusmão (2019). Hij voelde een klik met Katherine Parr, ging met het script aan de slag. Aïnouz: „Eerlijk gezegd associeerde ik haar met mijn eigen moeder, een alleenstaande vrouw uit de middenklasse die altijd voor mij vocht. Ze zei: geld kan ik je niet nalaten, een goede opvoeding wel.” Bij een bezoek aan een Engelse kinderboekenwinkel bladerde Aïnouz door een boekje dat Henry VIII als één grote grap bracht. „Zes vrouwen, kop eraf, hahaha. Alsof het komedie is. Maar het is compleet gestoord.”
Wat hem ook trok, was de sciencefiction-achtige opwinding om een vreemde wereld van vijf eeuwen geleden tot leven te wekken. „Die geremde, beleefde Engelsen die we nu kennen zijn een Victoriaanse constructie. Het waren ruige, vuile motherfuckers en daarmee heb ik als Latino best een connectie. Dat geraffineerde aristocratische gedoe is een latere Franse uitvinding, rond het hof van de Tudors hing een geur van barbarisme en nieuw geld.”
Want de Tudors waren parvenu’s uit Wales die na decennia burgeroorlog – de ‘War of the Roses’ – met dubieuze papieren de troon bestegen. Die status-onzekerheid verklaart volgens Aïnouz Henry VIII’s obsessie voor een mannelijke opvolger: zijn legitimiteit was wankel. Aïnouz: „Als Braziliaan begrijp ik de onzekerheid van de parvenu die zijn status amechtig bevestigt met bling bling, felle kleuren, dure kleding, goud, juwelen, pauwenveren. Ik zie daar – en in de gevoeligheid voor vleierij en afwijzing – een link tussen Henry VIII en Donald Trump. Het geeft hem bovendien iets verrukkelijk operatesks.”
Wie neemt er over een half jaar Oscars mee naar huis? Dat lijkt een wat voorbarige vraag, maar is het niet. Na de herfstfestivals van Venetië, Toronto en Telluride zijn bijna alle kandidaten in de etalage gezet. De reacties van de filmpers zijn binnen, die van het publiek soms ook: wie hoog scoort bij de publieksprijs van Toronto gooit vaak ook hoge ogen bij de Oscars.
De voorrondes zijn voorbij, het kampioenschap kan beginnen. Op dit moment zetten de studio’s hun campagnes op de rails: in wie of wat steken ze hun miljoenen? Want de Oscars zijn in feite een verkiezingscampagne in een geografisch verspreid, maar sociaal hecht dorp van zo’n tienduizend inwoners: de leden van ‘The Academy’.
Een belangrijke indicatie zijn de bookmakers, die op internet de gokloketten hebben geopend – op Oscars kun je geld inzetten. Een huizenhoge favoriet als Everything Everywhere All At Once (7 Oscars ) of Oppenheimer (7 Oscars) ontbreekt dit jaar. Al kan die nog komen: Steve McQueens Blitz, over een zwart jongetje tijdens de nazi-bombardementen, beleeft in oktober zijn première in New York. Maar vermoedelijk worden de prijzen dit jaar breed uitgesmeerd.
De huidige koplopers in de race komen beide uit Cannes: Emilia Pérez en Anora. Als Frans-Mexicaanse misdaad-musical over een kartelbaas die in transitie gaat leek Emilia Pérez een ‘critics darling’, maar ook het publiek loopt ermee weg – in Toronto won hij bijna de publieksprijs. Datzelfde geldt voor Gouden Palm-winnaar Anora, een tragikomedie over een sekswerker die een Russische oligarchenzoon aan de haak slaat.
Het filmfestival van Venetië levert The Brutalist, maar als diepgravend epos van drieënhalf uur over de naoorlogse geschiedenis lijkt die film wellicht iets te veel op de vorige winnaar, Oppenheimer. Conclave – die debuteerde op elitefestival Telluride – gooit hoge ogen: een zinderende politieke thriller binnen de muren van het Vaticaan. Ook scifi-actiefilm Dune: Part Two is nog in beeld, en opvallend genoeg Sing Sing , een drama over gedetineerden die zichzelf bevrijden via theater dat al in 2023 in première ging.
Halina Reijns ‘Babygirl’ kampt met een zeer zware handicap: de film is grappig
Halina Reijns Babygirl is niet op de radar bij de ‘bookies’, vermoedelijk omdat de film een zeer zware handicap heeft: hij is grappig. Komedie valt van oudsher slecht bij The Academy. Een nominatie voor actrice Nicole Kidman ligt wel voor de hand, met als rivalen Mikey Madison van Anora, Angelina Jolie als Maria Callas in biopic Maria en Saoirse Ronan als afkickende verslaafde in The Outrun. Maar echt opwindend is het vooruitzicht van de eerste Oscarnominatie voor een transgendervrouw: Karla Sofía Gascón in Emilia Pérez. J.K. Rowling loopt zich nu al warm.
Bij de mannen wordt Adrien Brody als getraumatiseerde Joodse architect in The Brutalist genoemd, alsmede Daniel Craig als alter ego van William S. Burroughs in Queer en Ralph Fiennes als gepijnigde deken die in Conclave de verkiezing van een nieuwe paus in goede banen moet leiden.
Als het heel anders loopt, mag u mij straks al dan niet snerend aan deze profetie herinneren. Maar vermoedelijk niet.