En toen was er nog maar één beer over, in fraaie strip over de Franse Alpen

Édouard Roux keert als invalide terug uit de Eerste Wereldoorlog. Hij draagt een jute zak over zijn hoofd om zijn verminkte gezicht te verbergen. Een deel van zijn kaak en neus is bij een explosie weggevaagd. Uit schaamte keert hij niet terug naar zijn geboortestreek, maar slijt hij zijn dagen anoniem in Parijs. Dan hoort hij van de beeldhouwster Jeanne Sauvage, die voor oorlogsslachtoffers gezichtsmaskers maakt. Ze geeft Édouard een deel van zijn leven terug. Later introduceert zij hem in het artistieke milieu van Montmartre, waar bekende kunstenaars als de beeldhouwer François Pompon (van de wereldberoemde Ours Blanc) en schilder Chaïm Soutine zich ophouden.

Édouard op zijn beurt laat Jeanne kennismaken met het plateau van de Vercors, pal onder Grenoble. Eenmaal daar vertelt hij haar het verhaal van de laatste beer uit de streek, die hij als kind gedood heeft zien worden. Het is het dier waarnaar de titel verwijst. Jeanne is overweldigd. Het tweetal besluit te blijven, ook omdat de berglucht goed is voor de fragiele gezondheid van Jeanne.

Drie albums maakte de Franse stripmaker Jean-Marc Rochette (1956) over de bergen. In 2018 publiceerde hij het niet in het Nederlands vertaalde Ailefroide Altitude 3954, een autobiografische strip over Rochettes verleden als alpinist. Twee jaar later volgde het schitterende De wolf, over een wrede confrontatie tussen mens en dier. Met De laatste koningin is zijn Alpentrilogie voltooid, zo vertelde hij in een interview. Het boek heeft hem drie jaar gekost, hij documenteerde zich grondig.

Majestueuze sculptuur

Alle verhalen zijn opgezet in een intens kleurpalet: donkerblauwe luchten, blauwwitte sneeuw en grijstinten. De kleuren in De laatste koningin zijn het grauwst en dat heeft te maken met het onderliggende thema. Meer dan over de geschiedenis van Édouard en Jeanne gaat het verhaal over hoe de mens door de eeuwen heen het leven en de omgeving in het Franse berglandschap geweld heeft aangedaan.

Op de beginpagina’s van De laatste koningin maakt Rochette grote tijdsprongen, van 100.000 jaar voor Christus tot de twintigste eeuw, om die neergang te laten zien: van een dierlijke periode, de komst van de mens tot het moment dat die al het wilde leven heeft vernietigd en alleen overbleef. De gesprekken die Édouard en Jeanne hierover hebben, verdiepen deze kwestie. De ‘oermens’ Édouard etaleert een lotsverbondenheid met de beer en de natuur.

Rochette kiest voor rust om de lezer deze toestand te laten ondergaan. Zijn donkere pagina’s en de flegmatieke, weinig spraakzame Édouard maken het gevoel van verlies des te krachtiger. Het tempo is laag, de dagen verglijden zonder dat de twee individuen de situatie kunnen veranderen. Sterk is hoe Rochette de beeldhouwkunst in het verhaal verweeft. De majestueuze sculptuur van de laatste koningin die Jeanne maakt, de beer ruig en natuurgetrouw, wordt op de vernissage eventjes bewonderd en daarna onderhands verpatst. Een pijnlijke ervaring die het gelijk van Édouard bewijst dat de mens alles vernielt.

De laatste koningin is te lezen als een pleidooi om beter voor de aarde te zorgen, maar evengoed een verhandeling over hoe kunst de mens kan bewegen. Jeanne treft het als ze zegt dat kunst niets voorstelt als die de realiteit niet verandert. Tevergeefs, daarmee is de mens allang niet meer bezig.