N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Kinderhartcentra Het sluiten van twee kinderhartcentra ligt in de Tweede Kamer zeer gevoelig. Toch lijkt het plan van minister Kuipers de steun van de coalitie te krijgen. Maar ‘de gevolgen zijn bikkelhard’.
Ruziënde kinderhartcentra over wie de beste zorg levert. Bezorgde ouders die niet met hun kind naar een ander hartcentrum willen. Het universitaire ziekenhuis in Leiden dat de kinder-IC dreigt te verliezen.
De Tweede Kamer heeft weleens over makkelijkere onderwerpen een debat gevoerd. „Dit besluit roept veel emoties op: vreugde, frustratie, onzekerheid, onrust” vatte Tweede Kamerlid Chris Stoffer (SGP) woensdagavond samen tijdens een debat over het sluiten van twee kinderhartcentra. „Ik sta hier met buikpijn”, zei Caroline van der Plas (BBB).
Op dit moment zijn er vier kinderhartcentra (op vijf locaties) waar ingewikkelde operaties worden uitgevoerd bij patiënten met een aangeboren hartafwijking: Groningen, Rotterdam, Utrecht en Leiden/Amsterdam. Jaarlijks worden er zo’n 1.200 kinderen met een hartafwijking geboren. Artsen zijn het er al langer over eens dat dit beter op minder locaties kan gebeuren. Er zijn te weinig patiënten voor vier centra en er zijn niet veel gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen.
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) NZa riep eerder na maanden onderzoek de minister op nog geen „onomkeerbare beslissingen” te nemen. De NZa pleit voor een breder plan voor de toekomst van de academische zorg: pas daarna kan er op verantwoorde wijze over de kinderhartcentra worden beslist.
Ander besluit
Maar minister Kuipers (Volksgezondheid, D66) nam eerst een besluit over het sluiten van twee kinderhartcentra, om daarna in een overgangsfase van 2,5 jaar duidelijk te krijgen hoe de rest van de academische zorg er in de toekomst gaat uitzien. Kuipers koos voor Rotterdam, omdat dat het „grootst” is, en voor Groningen „ten behoeve van de regionale spreiding” van de zorg.
Opvallend genoeg bleek tijdens een technische briefing voorafgaand aan het Kamerdebat dat de NZa Kuipers steunt. Volgens de NZa zou de overgangsfase van 2,5 jaar voldoende moeten zijn om te bepalen welke patiëntgroepen die ‘hoogcomplexe zorg’ voor zeldzame aandoeningen nodig hebben, kunnen worden verplaatst naar Utrecht en Leiden, bij wijze van compensatie voor het wegvallen van de kinderhartcentra. „Wat lever ik in en wat krijg ik voor terug? Van die vragen moeten de centra snel werk maken”, zei bestuursvoorzitter Marian Kaljouw. De NZa gaat komende maanden in kaart brengen welke groepen dat zouden kunnen zijn, en om welke aantallen het gaat.
Emotie
Het besluit van Kuipers heeft tot veel commotie geleid, zowel bij ouders van de jonge hartpatiënten als bij de ziekenhuizen.
Leiden vreest dat de kinder-IC moet sluiten, en dat die sluiting weer gevolgen heeft voor andere specialismen in het ziekenhuis. Het ziekenhuis tekent eerst formeel bezwaar aan – dat kan nog tot 27 februari – maar zegt naar de rechter te stappen als Kuipers vasthoudt aan zijn plan.
„De schade is heel groot op de plekken die moeten sluiten. De gevolgen zijn bikkelhard”, concludeerde Tweede Kamerlid Maarten Hijink (SP).
Volgens de NZa kan Kuipers besluit ook leiden tot vertrekkend personeel. De reisbereidheid van verpleegkundigen is heel laag, en ook bij medische specialisten is een beperkte bereidheid in een ander hartcentrum te willen werken.
Liever drie centra
Veel oppositiepartijen pleitten dan ook voor het openhouden van drie of zelfs vier kinderhartcentra. Ze missen argumenten om terug te gaan tot twee. Maarten Hijink noemde het plan van Kuipers „slecht onderbouwd en ondoordacht. Met één pennestreek wordt veel expertise en kunde overboord gegooid.” Maar volgens Kuipers is het voordeel van twee centra dat de kwaliteit omhoog gaat, de werkdruk van specialisten omlaag (omdat ze minder vaak 24/7 hoeven te draaien) en dat artsen „vaker worden blootgesteld aan complexe operaties waardoor ze meer ervaring kunnen op doen”.
Ook is er de vrees dat het Rotterdamse hartcentrum uiteindelijk als enige overblijft, omdat in Groningen te weinig kinderen zullen komen.
De coalitie steunt Kuipers juist wel, verwijzend naar de lange tijd dat deze discussie al loopt. „Een moeilijke maar noodzakelijke stap”, zei Wieke Paulusma (D66). Joba van den Berg (CDA): „Ik begrijp dat de minister nu de knoop doorhakt.” Kuipers zelf sprak over „vrij onmogelijke keuzes”, maar hij zei er ook bij: „We gaan dit blikje niet nog verder voor ons uitschoppen.”