Elke slechte uitkomst heet nu een systeem

Sjoerd de Jong

Ook in het uitgaansleven staat nu de stoel van de psychotherapeut. Een reportage in The New York Times signaleert de opkomst van therapeutisch jargon in dating, afspraakjes om elkaar te leren kennen. In de jaren zestig en zeventig was het volgens de Amerikaanse krant nog zaak om in zulke gesprekken vooral geestig, slim en ambitieus over te komen. Nu zijn sensitiviteit en mentale gezondheid de zoeklampen op relationele expeditie. Wie op zijn Newyorks wil daten, moet kunnen meepraten over trauma-bonds, attachment styles, ghosting (plotseling uit een relatie verdwijnen), breadcrumbing (aan het lijntje houden) en zombie-ing (terugkomen of er niks gebeurd is).

Het zat erin. Het thema van de komende Boekenweek is niet voor niets ‘ik ben alles’. Daarmee heeft de CPNB de halve tijdgeest te pakken. Je identiteit, of ‘diepste zelf’, waar alleen jij over gaat, is de final frontier van een samenleving die op zichzelf uitgekeken is geraakt. Het innerlijk als veilige haven, beschermd maar ook altijd teer en breekbaar.

Het is een diep romantische gedachte. Adieu dr. Freud, of ds. Calvijn, die wisten dat het innerlijk vooral een doolhof is van onverlichte paden en onheilspellende kreten.

Tegenover dat stralende innerlijk staat – dat is de andere helft – een monster. Het Systeem, dat kleineert, knevelt, kwetst en uitbuit. Ook bekend als: de kapitalistische orde, fascisme, kunstmatige intelligentie, het kartel, of gewoon de mainstream. Alles aan dat systeem is systematisch: planetaire plundering, racisme, pesten, virussen (en voor complotdenkers vaccins). En synoniem, trouwens: systemisch, structureel, institutioneel, alles dat een ongewenste uitkomst produceert.

Kortom, een mondje Freud mag handig zijn bij stappen in New York, Rousseau (die de samenleving zag als ketenen), is overal alive and kicking. Wel een paradox: aan de ene kant ben je een gaaf individu, aan de andere kant een speelbal van systemische krachten, die niets aan zichzelf te danken heeft (succes komt door je klasse, kleur of vinkjes) en die dus evenzeer nooit blaam treft (want falen kom er ook door).

Is er een uitweg uit die dialectiek van het zuivere, solitaire ik en het perfide systeem? Schrijvers en denkers zoeken ook hier volop naar gemeenschapszin, een ‘nieuw wij’ of ‘wat we gemeen hebben’. Zelfs de liefde is weer in trek als politiek begrip. Vooral op de radicale linkerflank, al pochte ook Baudet al eens over zijn blonde-jongens-en-meisjesclub als „de partij van de liefde”. Waarbij maar even vergeten wordt dat ook gefnuikte liefde vaak eindigt in geweld.

Wie weet moeten we eerst eens af van die heilloze, post-liberale tegenstelling tussen een arcadisch eigen innerlijk en een dystopisch systeem. Zit voor een niet-columnist een aardig CPNB-essay in – al mag het dan niet zo heten.

Sjoerd de Jong schrijft elke donderdag op deze plek een column.