Er was eens een getalenteerd nakomertje in een muziekfamilie die uitgroeide tot de grootste componist van Nederland. ‘Er was eens…’ noemt schrijver en muziekpublicist Jacqueline Oskamp het openingshoofdstuk van Groots is de liefde, haar verhalende en zeer leesbare biografie van Louis Andriessen (1939-2021), en daarmee zet ze de toon. De neiging tot fabuleren zit bij de Andriessens ingebakken en hun mondeling overgeleverde familiekroniek van onderkoelde oneliners en anekdotiek vormt voor de biograaf een dankbaar, vaak geestig contrapunt.
Vader Hendrik zou journalist worden, maar als jongste bediende op een krantenredactie was hij tijdens de nachtdienst zo verdiept in een partituur, dat hij de ondergang van de Titanic miste. Oeps. Hij werd succesvol componist, muziekbestuurder en pedagoog, onder meer de eerste leraar van zijn componerende zoons Jurriaan (1925-1996) en Louis.
Louis Andriessen was zestig jaar lang een boegbeeld van de Nederlandse muziek, tijdens een ongekende bloeiperiode die grofweg samenviel met zijn carrière. Met De Staat (1976) vestigde hij ook internationaal zijn naam, magnum opus De Materie (1989) ging de wereld over en sinds de eeuwwisseling vonden zijn grote premières dikwijls in de VS of een ander buitenland plaats. Van overal kwamen componisten-in-spe bij hem studeren en zijn invloed reikt tot ver over de landsgrenzen.
De leukste bron is het privéarchief waartoe Andriessen biograaf Oskamp toegang gaf
Biograaf Oskamp schreef eerder enkele goed ontvangen boeken over twintigste-eeuwse muziek in Nederland, zoals Een behoorlijk kabaal en Onder stroom (over elektronische muziek). Het beeld van het Nederlandse muziekleven blijft in deze biografie wat algemeen, maar des te levendiger schetst ze de ontwikkeling en de persoonlijke levenssfeer van Andriessen, steeds in relatie tot zijn werk. „Iedere manier om tot goede noten te komen – behalve mensen vermoorden – is opportuun”, citeert ze hem. Voor een insidersblik op Andriessens componeerproces kan de geïnteresseerde lezer terecht in het klein-maar-fijne Keten & stompen van zijn goede vriend en collega-componist Elmer Schönberger.
Privéarchief
Oskamp sprak Andriessen zelf enkele malen, interviewde talloze intimi en kennissen en kreeg volledige medewerking van Andriessens weduwe, violiste Monica Germino. Maar de leukste bron is het privéarchief waartoe Andriessen haar toegang gaf, met dagboekaantekeningen, correspondenties en aantekeningen over zijn werk. Oskamp etaleert een scherp oog voor sprekende details; zo schrijft Andriessen over de „empathische kwaaltjes” waaraan hij lijdt na de dood van zijn eerste vrouw: gitarist, kunstenaar en therapeut Jeanette Yanikian (1935-2008): „Ik heb last van mijn knie, van mijn gebit, allemaal dingen die Jeanette had. Een verrassende vorm van rouwen.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data134091000-10eaea.jpg|https://images.nrc.nl/4ntywYKHdPhZhQWes6ly9zasQVA=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data134091000-10eaea.jpg|https://images.nrc.nl/EVjqkR0NNpSfzFl-4iMWxhk7S24=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data134091000-10eaea.jpg)
Louis Andriessen in het Muziekgebouw aan ‘t IJ, tijdens een repetitie voor een optreden ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag. Foto Paul van Riel/ HH
Oskamp is niet bang Andriessens onhebbelijkheden te benoemen (of het kwalijke ‘cultuurkatholieke’ antisemitisme van de familie). Doorgaans maakte Andriessen een opgeruimde indruk, hij was charmant en joviaal en een makkelijke prater, met een groot sociaal netwerk en een links-anarchistische blik. Maar hij kon ook zeer dwingend zijn. Conflicten ging hij uit de weg, zodat de woede naar binnen sloeg. Oskamp signaleert een grote bewijsdrang en hang naar bevestiging, de druk om „een goede Andriessen” te zijn, in een Bach-vererende familie waar op het hoogste niveau musiceren volstrekt vanzelfsprekend is. Andriessen bleef haken naar goedkeuring van vader Hendrik en broer Jurriaan, die weinig op hadden met de muziek van het jongste broertje.
De opmerkelijke titel Groots is de liefde verwijst naar het lied Magna res est amor dat vader Hendrik Andriessen componeerde op een tekst uit Thomas a Kempis’ Over de navolging van Christus. De Andriessens zongen het graag bij familiebegrafenissen, al was het maar om hun emoties te deflecteren. Louis citeerde het lied uitgebreid in een van zijn opvallendste late werken, Mysteriën voor het 125-jarige Concertgebouworkest. Mysteriën betekende zijn terugkeer bij het symfonieorkest, veertig jaar nadat hij het had afgezworen (al noemt hij het KCO in een dagboeknotitie kort voor de première nog wel „de vijand”).
De vader, de familie, de moeizame verhouding met het symfonieorkest: het zijn belangrijke aspecten in Andriessens leven. Ook de liefde zelf speelde voor hem een grote rol. Oskamp beschrijft een veelzeggend gesprek bij De wereld draait door, waar Andriessen te gast was met zijn monodrama Anaïs Nin over de gelijknamige schrijfster, bekend van haar openhartige dagboeken en talloze affaires. Matthijs van Nieuwkerk vraagt of Nin seksverslaafd was. Medegast Heleen van Royen denkt dat ze juist verslaafd was aan het spel. Nee, zegt Andriessen gedecideerd: „Ze was verslaafd aan de liefde.”
Minnaressen
In de voorgaande vierhonderd pagina’s heeft de lezer dan al vele tientallen, zo niet honderden minnaressen zien langskomen, met wie hij soms intensief contact onderhield. „Als Andriessen zich met iemand kan identificeren, is het met Anaïs: ook zij heeft een onstilbare honger naar aandacht en bevestiging. Met hoeveel mannen ze ook naar bed gaat, zij kunnen niet haar eenzaamheid, angst en onzekerheid wegnemen”, constateert Oskamp.
Jeanette was zijn eerste en scherpste criticus, die Andriessens activistische en radicale kant wakker kuste en hoge eisen aan hem stelde
Andriessen sprak graag over zijn vader en broer, over helden als Stravinsky en Ravel, maar voor de buitenwacht was minder zichtbaar hoe cruciaal zijn eerste vrouw Jeanette Yanikian voor zijn vorming was. Ze waren levenspartners sinds hij twintig was en zij vier jaar ouder. Ze hadden een open relatie, overleefden crises, raakten van elkaar vervreemd, maar bovenal was Jeanette zijn eerste en scherpste criticus, die Andriessens activistische en radicale kant wakker kuste en hoge eisen aan hem stelde. Zonder Jeanette geen De Staat, stelt Oskamp. Zonder haar goedkeuring ging een partituur de deur niet uit. Andriessen onderkende die invloed, in een zelfbewuste notitie die hij maakte toen Jeanette ernstig ziek bleek: „Zonder haar was ik niet zo’n goede componist geworden.”
De cocktail van affaires, ziekte en werkdruk leidt in september 2007 tot een bizarre samenloop die leest als de premisse van een Woody Allen-film: „Zijn echtgenote is ongeneeslijk ziek, hij is verliefd op een getrouwde vrouw, en heeft wellicht een kind verwekt bij zijn minnares.” Twee weken later verhuist Jeanette naar een verpleeghuis; twee dagen daarna krijgt Andriessen een verwijsbrief voor de psychiater; de dag erop wordt zijn zoon geboren. Andriessen is 68. Eventuele twijfels over zijn vaderschap kunnen meteen van tafel: „De baby heeft de ronde kop van de Andriessens.”
Tekenend voor Andriessens werklust en discipline, óók bij tegenslag: een maand later is de partituur van het grote muziektheaterwerk La Commedia gereed. Volgens menigeen is het zijn beste opera, en hij krijgt er als eerste Nederlander de prestigieuze Amerikaanse Grawemeyer Award voor.
