Elke groep Surinamers heeft z’n eigen koloniale pijn

Portretten Het lot van de meeste Surinaamse gemeenschappen is onlosmakelijk verbonden met de jaren 1863 en 1873. Het koloniale verleden werkt nog altijd door, voor elke groep op een andere manier. „Uiteindelijk gaat het om onrecht.”


Inheems, Afro-Surinaams, Hindostaans, Javaans, Chinees: ‘Surinaams zijn’ betekent vaak ook nog iets anders zijn. Het Nederlands kolonialisme bracht niet alleen tot slaaf gemaakten uit West-Afrika naar Suriname, maar later ook Chinese, Hindostaanse en Javaanse contractarbeiders. Immers: na de afschaffing van de slavernij waren nieuwe arbeidskrachten nodig op de plantages.

De slavernij veranderde de mondiale machtsstructuren voorgoed, maar ook daarna volgden systemen van uitbuiting en onderdrukking. Nederlandse plantagehouders hadden tientallen jaren om zich voor te bereiden op de afschaffing van slavernij. In 1808 werd de slavenhandel in Suriname al afgeschaft, toen het voor korte tijd onder Brits bestuur viel. Plantagehouders moesten het voortaan doen met de slaven die ze hadden – al was dat jaar tevens het begin van de illegale trans-Atlantische slavenhandel. Langzaamaan veranderde de teneur in de samenleving en ‘dreigde’ naast de slavenhandel ook de praktijk van slavernij te worden afgeschaft. Plantagehouders zagen op enig moment aankomen: dit verdienmodel is niet voor eeuwig.

In 1863 werd de slavernij inderdaad afgeschaft, in 1873 stopte het daadwerkelijk (slaafgemaakten moesten nog tien jaar lang doorwerken onder zogenoemd staatstoezicht). Voorafgaand daaraan haalde Nederland, halverwege de negentiende eeuw, de eerste contractarbeiders naar Suriname: Chinezen. Na hen kwamen de Hindostanen (vanaf 1873) en de Javanen (vanaf 1890), totdat ook dit systeem in 1939 werd opgeschort.

Daarmee is het lot van de meeste Surinaamse gemeenschappen onlosmakelijk verbonden met de jaren 1863 en 1873 – dat laatste dit jaar 150 jaar geleden. Na de slavernij ronselde Nederland mensen uit Azië voor het zware werk, tegen lage lonen en vaak in slechte omstandigheden. Ook dat systeem heeft generatielange gevolgen op de nazaten van deze contractarbeiders.

Op de inheemse bevolking in Suriname heeft het verleden eveneens z’n doorwerking: de kolonisten voerden oorlog met de oorspronkelijke bewoners van Suriname, wat een groot deel van hen het leven kostte. Ook vandaag de dag worden de grondrechten van inheemsen niet erkend en wordt hun leefgebied bedreigd. Hun talen, culturen en religieuze uitingen hebben volgens inheemse organisaties nog steeds een ondergeschikte plaats in de samenleving.

Het resultaat: een land met veel verschillende bevolkingsgroepen, die eigen culturele invloeden meenamen en tegelijkertijd één volk vormen en allemaal tot Suriname behoren. Maar het zijn ook groepen die elk hun eigen trauma’s dragen.

Tot de onafhankelijkheid van Suriname in 1975 werden zij allen geboren als Nederlanders. Na die onafhankelijkheid emigreerden velen naar Nederland – en zo heeft de Surinaamse gemeenschap in Nederland een geschiedenis van dubbele migratie.


Lees ook: De Surinaamse geschiedenis kun je op je bord terugzien


Wie zijn de nazaten van contractarbeiders en inheemsen, wat is er verloren gegaan met de migratie, wat bleef behouden, en hoe werkt het vaak pijnlijke verleden door op de gemeenschappen van nu?

Diana Vlet (51)

‘Wij worden nog steeds uitgesloten. We zijn onzichtbaar’

Foto Annabel Oosteweeghel

Drie vrouwen in rood-witte kleding, de traditionele klederdracht van deze inheemse bevolkingsgroep van Suriname, slaan ieder op een trommel. Achter hen, op het podium dat op de avond van 3 mei op de Dam staat, dansen en zingen nog eens zeven vrouwen. Een van hen is Diana Vlet (51). Zij spreekt tijdens deze herdenking voor de slachtoffers van het koloniale verleden van Nederland als vertegenwoordiger van die inheemse gemeenschap. Immers, de huidige behandeling van haar groep is niet los te zien van kolonisatie, meent zij.

Een dag eerder werden twee inheemse mannen gedood door de politie na ongeregeldheden in het Surinaamse mijnbouwdistrict Para. De oorspronkelijke bewoners zijn al lange tijd ontevreden dat er nieuwe mijnen worden geopend zonder dat zij daar inspraak over hebben. Tot op de dag van vandaag is er sprake van grondroof, zegt Vlet.

„Omdat wij niet konden laten zien dat het land van ons was, vonden de Nederlanders dat ze ons mochten uitmoorden, verkrachten en als slaaf gebruiken.” Inmiddels zijn er nog zo’n twintigduizend inheemsen in Suriname, op een totale bevolking van 600.000 inwoners. Hoewel de inheemsen kort werden genoemd tijdens de spijtbetuiging voor Nederlands slavernijverleden van premier Mark Rutte vorig jaar, kregen zij niet expliciet excuses. Terwijl de doorwerking ervan ook voor hen diepgaande en langdurige effecten heeft, zoals verlies van land, cultuur, spirituele praktijken en identiteit.

De inheemsen hebben wettelijk nog altijd geen landrechten. „We worden nog steeds overal van uitgesloten en we hebben geen politieke inspraak”, zegt Vlet. Een internationaal vonnis verplichtte Suriname allang een wet hierover te behandelen, maar ook de huidige regering-Santokhi lijkt geen aanstalten te maken.

De in Suriname geboren Vlet woont 38 jaar in Nederland en probeert haar zorgen „op allerlei manieren te bespreken” met de andere groepen. „Op den duur denk je: zeg ik iets verkeerd of zo? Want wij worden nooit uitgenodigd. Andere gemeenschappen kunnen ons helpen door ons te betrekken bij dialoogtafels, comités en denktanks. Nu zijn wij onzichtbaar.”

Michel Fiolet (38)

‘We wisten alleen dat er ooit iemand vanuit China naar Suriname was gekomen’

Foto Annabel Oosteweeghel

De saoto soep staat op bij de familie Tjin A Djie. Oorspronkelijk een Javaans gerecht, maar er zijn maar weinig Surinamers die de gevulde kippensoep kunnen weerstaan, ook in deze Chinees-Surinaamse familie. De tafel in huis bij moeder – en oma – Kitlyn Tjin A Djie (70) in Amsterdam is bezaaid met de vele vullingen van een saoto: kip, rijst, taugé, ei, gefrituurde aardappelsticks. „Eerst eten, dan praten we daarna”, zegt ze.

De familie – zoons Robin (42) en Michel (38) Fiolet en nicht Jill Eikmann (40) zijn ook komen eten – stamt af van een keizerlijke familie uit China, ontdekte Kitlyn toen zij oude documenten doorspitte. Toch vertrokken haar overgrootouders in 1866 – dat jaar kwamen zij vanuit China aan in Suriname, op het schip de Whirlwind, als contractarbeiders.

Waarom vertrokken zij? Was het een vrijwillige keus? Hoe verging het hen die eerste jaren in Suriname? Daar weten de nazaten weinig van.

Sterker: Robin, Michel en Jill wisten tot voor kort niet eens dat hun voorouders contractarbeiders waren. Michel: „We wisten wel dat er ooit iemand vanuit China naar Suriname was gekomen. Maar hoe en waarom, daar had ik nooit over nagedacht.”

In totaal bracht Nederland 2.500 Chinese contractarbeiders naar Suriname. Tijdens een familiebijeenkomst twee jaar geleden vertelde Kitlyn erover, ze tekende de hele stamboom.

Wat ze wel weten, en zelf ondervonden: migratie betekent altijd verdriet. Kitlyn werd op haar zestiende naar Nederland gestuurd, om te studeren. „Elke vrijdag kwam de KLM met brievenpost uit Suriname, dan lag er een brief voor me in het mandje bij de mevrouw waar ik woonde. Ik heb nog vierhonderd brieven in de kelder liggen die mijn vader en ik aan elkaar schreven. Ik heb ze nooit meer teruggelezen. Het was een eenzame tijd.”

Haar zoons groeiden in Nederland op. Robin worstelde een tijd met zijn identiteit. „Je ziet aan mij niet dat ik een niet-Nederlandse afkomst heb. Daar kon ik me vroeger achter verschuilen – ik zei altijd gewoon dat ik Nederlands was.” Daar heeft een „kanteling” plaatsgevonden, zegt hij: later zei hij dat hij half Surinaams was, inmiddels zegt hij Chinees-Surinaams. Kitlyn: „Hij laat zich nu pas zien als iemand met Chinese voorouders.” Robin: „Misschien dat ik vroeger geen zin had dat hele verhaal uit te leggen. Want je moet het altijd uitleggen.”

Inmiddels omarmt hij zijn Chinese afkomst, en hij wil ook dat zijn vijf kinderen zich ervan bewust zijn. Een oude familietraditie helpt daarbij: elke pasgeboren baby krijgt een gouden Chinees gelukshangertje. Kitlyn: „Uiteindelijk krijgt iedereen het verlangen zich te verdiepen in een aspect van de cultuur van de voorouders – bij ons is dat de Chinese cultuur.”

Moen Nehal (71)

‘Mijn opa is onder valse voorwendselen naar Suriname gelokt’

Foto Annabel Oosteweeghel

Haar opa van vaders kant heeft ze nooit gekend, maar de spaarzame verhalen die haar oma vertelde over zijn leven als contractarbeider intrigeerden haar. Daarom ging de Hindostaans-Surinaamse Moen Nehal (71) op zoek naar de familie van haar opa in India. Toen hij op de boot naar Suriname stapte, liet hij een zoon achter, hoorde ze van haar oma. Zou ze die kunnen vinden? Hij kwam uit Bihar, dus daar ging ze heen. „Ik heb ze niet gevonden. De familie leeft daar niet meer”, vertelt ze vanuit buurthuis Oase in Utrecht, waar vaak Hindostaanse bijeenkomsten zijn, net als vandaag.

Persoonlijke informatie van de ongeveer 34.000 verscheepte Hindostanen werd bij aankomst in Suriname geregistreerd, wat een zoektocht van nazaten mogelijk maakt. Maar namen werden vaak verkeerd overgenomen, waardoor de zoektocht in veel gevallen tevergeefs blijkt, zoals bij Nehal.

Veel weet ze daarom niet van haar opa’s leven. „Maar mijn oma vertelde wel dat hij onder valse voorwendselen naar Suriname is gelokt. Hij was voorgelogen. Ze zeiden dat hij naar een paradijs zou gaan. Maar ze werden als slaven behandeld – alleen een beetje moderner, misschien.”

Gafar Imamdi (72) vult aan: „Nee, niet als slaven. Onze voorouders waren contractarbeiders. Ze kregen tenminste iets betaald.”

Nehal: „Een paar dubbeltjes.”

Imamdi: „In het weekend mochten ze voor zichzelf werken. Ze kregen een kapmes, om eigen voedsel te kunnen verbouwen.”

Nehal: „Maar de behandeling was slecht.”

Imamdi: „Ja, de behandeling was niet goed.”

Hun een-tweetje laat de spagaat van de Hindostaanse gemeenschap zien: wat de één als een traumatisch verleden van onderdrukking ziet, is voor de ander een kans die de voorouders grepen om bittere armoede in India te ontvluchten. Velen voelen het allebei; trots en verdriet om het verleden lopen door elkaar heen.

Triwish Hanoeman (36), van een andere generatie, ziet hoe Surinamers op verschillende vlakken worstelen met het verleden. Ook in de omgang met elkaar – al jarenlang zijn er bijvoorbeeld spanningen tussen Afro-Surinamers en Hindostanen. „Hindostanen en creolen [Afro-Surinamers] hebben nooit een eerlijke kans gehad om vrienden te worden”, zegt hij. „Oorspronkelijk is het land van de inheemsen. Maar er zijn hele groepen nieuwe mensen vanuit de andere kant van de wereld naar Suriname geïmporteerd, als een of ander experiment. Uiteindelijk gaat het om onrecht. We draaien allemaal dezelfde poku [liedje], maar op een andere beat.”

Norine Maniran  (56)

‘De groeperingen werden onderling tegen elkaar uitgespeeld’

Foto Annabel Oosteweeghel

‘Soms voel ik me net Calimero: „En wij dan! En wij dan!’”, zegt Norine Maniran (56). Ook Maniran sprak, samen met haar Javaans-Surinaamse moeder Martini Maniran-Kartodimedjo (87), tijdens de herdenking van 3 mei op de Dam. Omdat zij vindt dat het besef breder moet worden gedeeld dat na de afschaffing van de slavernij gedwongen arbeid werd voortgezet.

„Ik krijg van wildvreemden vaak als eerst de vraag waar ik vandaan kom. Als ik vertel dat ik uit Suriname kom, is de verbazing groot. Surinamers zijn voor veel Nederlanders mensen van een Afrikaanse afkomst. Maar er is zoveel diversiteit.”

Ook zijn er veel veronderstellingen als zij wordt benaderd: ‘U bent Indonesisch, u zal wel lekker kunnen koken’, krijgt ze te horen. „Wij zijn meer dan een Oosters menu. En daarnaast, contractarbeid klinkt alsof er een vrijwillige basis was. Maar er was sprake van dwang en er vonden executies plaats om de boel te onderdrukken.”

Ze merkt dat vooral Hindostanen aandacht krijgen als het gaat over contractarbeid. Hoewel dit de grootste etnische groep is in Suriname, hoopt ze niet dat wordt vergeten dat de Javanen – in totaal kwamen bijna 33.000 Javaanse contractarbeiders naar Suriname – de laatsten waren die op die manier naar het land kwamen. Dat gegeven heeft ook weer invloed op hun identiteit.

„De groeperingen werden onderling tegen elkaar uitgespeeld. Omdat wij als laatste zijn aangekomen, was het lastiger onze plek op te eisen – de andere groepen waren al ingebed in de samenleving, waardoor wij ons minder goed konden profileren als groep.” Het benoemen van de verschillen tussen die groepen vindt ze dubbel. „Maar in die gelijkheid is een verscheidenheid die erkend moet worden.”

Hierin merkt ze een verschil met de oudere Javaanse generaties. Haar voorouders kwamen van „de allerlaagste sociale klasse”, waardoor zij het volgens haar niet gewend waren voor hun rechten op te komen.

„Mijn moeder is een kind van gemigreerde contractarbeiders en zij kan nauwelijks iets vertellen over haar voorgeschiedenis. Ook ik realiseer me nu dat ik andere prioriteiten had bij het opvoeden van mijn kinderen. Ik had gewild dat ik hen de Javaanse taal had bijgebracht.”


Lees ook: 5 juni, voor altijd de dag van aankomst voor de Hindostaans-Surinaamse gemeenschap