Een sigaartje. Daar hield ze wel van. Sterker nog: het was hét beeldmerk van Elizabeth Schmitz. Er waren periodes dat zij er wel twintig per dag verstookte. Dat was, zoals zij uitlegde, tijdens die „hectische baan” op het ministerie van Justitie in de jaren negentig onder het eerste kabinet-Kok. Oftewel de baan die in politiek Den Haag al decennialang bekend staat als „de hoofdpijnportefeuille”: staatssecretaris voor vreemdelingenzaken, want dat was zij. De meest ondankbare kabinetspost.
Mensen tegenhouden, mensen uitzetten, altijd kwesties, altijd volop in de publiciteit, zelden positief. Elizabeth Schmitz, eerder bekend als de eerste vrouwelijke burgemeester van Haarlem (1985-1994) en gevormd in de Rotterdamse lokale politiek overleed, 86 jaar oud, op oudejaarsdag. „Geborgen in Gods liefde”, stond er boven de overlijdensadvertentie. Want religieus is ze altijd gebleven.
De liefde voor sigaren had de geboren Rotterdamse van huis uit meegekregen. Vader zat in de tabakshandel. Hij importeerde tabak uit onder andere Indië en verkocht deze door aan sigarenfabrikanten. „In ons huis in Rotterdam werd na de oorlog een kamer ingericht als kantoor en in de kelder lagen op houten schappen de monsters opgeslagen, bundels van allerlei soorten tabaksbladeren. Van al die geuren genoot ik als kind”, zei Schmitz in 2000 tegen de Volkskrant. „Ontspannen kunnen genieten”, daar ging het volgens haar om bij sigaren. „Je moet de rook in je mond laten circuleren en dan uitblazen.”
Bijzonder in die tijd: een vrouw met een uitgesproken voorliefde voor sigaren. Het onconventionele heeft er altijd wel ingezeten bij Elizabeth Schmitz. Het zelfbewuste over haar vrouw-zijn ook. „Als ik soms mannen in de politiek hoor kakelen over niets, dan denk ik dat vrouwen directer op hun doel afgaan zonder die rituele mannendans”, zei ze in 1982 als wethouder van Rotterdam tegen het weekblad Vrij Nederland.
Geworstel
Om een „ruimhartig opvangbeleid” had zij gevraagd, als vicevoorzitter van Pax Christi. En in 1994ging zij zelf op voor de loodzware baan met het grote ‘afbreukrisico’. Ze wist het. Velen waren haar al voorgegaan op dit doornenpad. Het woonhuis van haar voorganger Aad Kosto (staatssecretaris voor Justitie van 1989 tot 1994) werd zelfs getroffen door een brandbom van tegenstanders van zijn „hardvochtige” beleid.
„Ik denk dat ik af en toe voor beslissingen kom te staan die ik zelf met pijn en moeite zal nemen”, zei ze tegen een verslaggever nadat ze in 1994 ‘ja’ had gezegd tegen PvdA-partijleider en beoogd minister-president Wim Kok. „Ik hoop dat ik dan mijn beleid kan uitleggen. Het meest vrees ik dat mensen straks zeggen dat ze me niet meer herkennen.”
Vijf jaar later, toen tot haar opluchting „de klus” voorbij was, zei Schmitz in een vraaggesprek met het blad Opzij „niet in frustratie” te zijn geëindigd. Maar trots op bepaalde resultaten? Dat was een „onzinnige vraag”, vond ze. Vreemdelingenbeleid: „Het is zo’n geworstel, zo’n zoeken naar de koers, daar zou het woord tevredenheid, noch voldoening, noch trots bij passen.”
Barmhartigheid kende zijn grenzen, vond de van huis uit katholieke Schmitz
De problemen en vraagstukken rondom vluchtelingen waar zij dertig jaar geleden als staatssecretaris mee te maken kreeg, zijn anno 2025 onveranderd. Ook toen ging het vaak om de kille wet versus menselijkheid. Zelf had zij het over „een gladde evenwichtsbalk”. Met de Turkse kleermaker Zekeriya Gümüs, die sinds 1989 in Nederland woonde en in 1997 het land moest verlaten wegens het ontbreken van de juiste papieren, kreeg dat dilemma een gezicht. Ondanks breed maatschappelijk protest, niet het minst vanuit haar eigen PvdA, bleef een onvermurwbare Elizabeth Schmitz erbij dat Gümüs weg moest. Ze was bang voor precedentwerking.
Barmhartigheid kende zijn grenzen, vond de van huis uit katholieke Schmitz. En dan deinsde zij niet terug voor harde taal. Bijvoorbeeld tijdens een interview met de Volkskrant, net na haar aantreden in 1994. „Voor asielzoekers van wie vaststaat dat ze hier niet mogen blijven wordt geen opvang geregeld. Dat is een harde maatregel maar deze mensen hebben gigantische reizen weten te maken. Ze hebben veel initiatief getoond. Dan moeten ze dat initiatief ook maar gebruiken om de consequentie te aanvaarden dat zij hier niet terecht kunnen.”

Houthakken
Altijd maar dat schipperen tussen het goed willen doen voor de mensen en de regels. Het bleef Schmitz achtervolgen toen zij in 2000 ombudsman zorgverzekeringen werd. Dan riep zij op haar kantoor ziektekostenverzekeraars ter verantwoording die cliënten onheus hadden behandeld. „Dat was een beetje haar tragiek”, zegt secretaris Gerard de Groot van de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ). „Ze was de persoon die graag heel goed wil doen en dan aanloopt tegen de regeltjes en beleid.” Maar binnen die smalle marges heeft zij „met haar natuurlijke autoriteit” het nodige voor individuele gevallen weten te bereiken, herinnert hij zich.
En dan was er nog het persoonlijk leven. Wie Elizabeth Schmitz zegt, zegt Ien Dales. Het verhaal dat de latere, in 1994 overleden, minister van Binnenlandse Zaken en Schmitz een liefdesrelatie hadden, bleef hen jarenlang tot vervelens toe achtervolgen. Vooral ‘de bladen’ konden er maar geen genoeg van krijgen. „We waren al jaren prooi van de boulevardpers”, schreef zij in een condoleancebrief aan de familie van Ien Dales. Zelfs premier Lubbers refereerde aan hun relatie na de dood van Dales door zijn medeleven uit te spreken „voor de vriendin van mevrouw Dales die nu alleen achterblijft”. Schmitz zei hierover in 1999 in het Opzij-interview: „Een volstrekt niet ter zake doende bevestiging van dingen die absoluut niet waar waren.” Zij vond het allemaal maar ongezonde nieuwsgierigheid en wenste zich ondanks de alsmaar terugkerende vragen niet over haar geaardheid uit te laten. Het bleef een onbeantwoorde vraag. Tot aan haar overlijdensadvertentie, afgelopen januari, waarin een echtgenote werd vermeld.
Elizabeth Schmitz is het werk als ombudsman blijven doen tot 2010, toen ze al 72 jaar was. Parttime. Ze had eindelijk meer tijd voor de tuin (houthakken), vrienden, een boek of voorzitterschap (Afrika-Instituut). Maar ver na haar vertrek bij de verzekeraars kwam ze nog even buurten op het kantoor in Zeist, weet directiesecretaris Marike Spanjaard. „Dan kwam zij aanscheuren in haar cabrio met dat opgestoken haar, leren handschoentjes en een sigaartje in de mond.”
