Eindelijk zijn arbeidsmigranten welkom in Japan, maar nu verdienen ze te weinig

Wandelend door de winkelende menigte in de hippe wijk Harajuku is de bijna twee meter lange Thom van Dam een opvallende verschijning. „Ik kwam hier voor het eerst elf jaar geleden op studentenuitwisseling en het beviel me meteen,” vertelt hij met een glimlach. Sindsdien woont en werkt hij in Japan, nu als it-medewerker bij een groot bedrijf in Tokio. „Mijn ervaring is tot nu toe vooral positief geweest.” Hij vindt het comfortabel in Japan „als een warm bed in de winter”.

Van Dam behoort tot de groeiende groep arbeidsmigranten in Japan. Hoewel het land bekend staat om zijn strenge migratieregels, zetten groeiende arbeidstekorten en een krimpende bevolking enorme druk op de overheid om de immigratiewetgeving te versoepelen. Met gevolgen: het land telde eind jaren tachtig nog geen miljoen buitenlandse inwoners. Inmiddels zijn het er meer dan 3,4 miljoen.

Toch worstelt Japan met het behouden van deze broodnodige groep werkers. Onder andere beperkte carrièremogelijkheden, een taalbarrière en lage lonen zorgen ervoor dat het steeds minder aantrekkelijk is om langdurig te blijven. „Nog twee jaar en dan ga ik naar Europa”, vertelt de Maleisische Zhi Xin Koo, die als embryoloog net buiten de hoofdstad Tokio werkt. „Ik heb hier dan genoeg ervaring opgedaan en dan is het tijd om een nieuwe stap te zetten. „Het loonverschil is volgens Koo enorm. In mijn onderzoeksveld betalen ze daar veel meer dan in Japan.”

Animatie, games en stripboeken

„Ik wilde weg uit de kleine plaats in Californië waar ik al mijn hele leven woonde en op zoek naar iets anders. Dat werd Japan”, vertelt Jack Peterson, die in 2020 voor zijn studie werktuigbouwkunde naar Osaka verhuisde.

Vanaf jongs af aan kwam Peterson al in aanraking met Japan, hij zag bijvoorbeeld Japanse animatieseries en zijn fascinatie voor het land groeide tijdens zijn jeugd. „Ik stelde me het leven in Japan voor als een prachtige mix van traditioneel en hypermodern”, legt hij uit.

Ook Koo kwam al op jonge leeftijd in aanraking met de Japanse cultuur. „In Maleisië zijn er veel Japanse restaurants bijvoorbeeld. En ik had het beeld dat alles schattig was en goed geregeld. Dat heeft grote invloed gehad op mijn beslissing om hier te werken”, vertelt ze.

In de jaren tachtig kwam de Japanse animatie- en gamesector enorm tot bloei. Samen met de wereldwijde introductie van spelcomputers van Nintendo en Sega werden de rechten van bekende animatiefilms als My Neighbour Totoro en Castle in the Sky opgekocht door Amerikaanse filmstudio’s en vertoond in de hele wereld. De eerste sushirestaurants buiten Japan openden in steden als New York en Parijs, en miljoenen mensen liepen met koptelefoons en walkmans van Sony over straat.

Embryoloog Zhi Xin Koo komt uit Maleisië. Daar zijn de lonen in haar vakgebied veel hoger dan in Japan.
Thom van Dam werkt als it’er in Japan. Hij heeft het naar zijn zin.
Foto’s Anoma van der Veere

Het legde de basis voor een generatie Japan-fans. „Mijn eerste indruk van het land kreeg ik van animatie, stripboeken en videospellen”, vertelt Van Dam. „Veel van mijn vrienden ook.” De trend heeft sindsdien doorgezet en sinds de jaren 2000 probeert de Japanse overheid actief gebruik van te maken van de populariteit van de culturele export. In 2010 werd zelfs officieel het ‘Cool Japan’-beleid ingevoerd, met als doel het positieve imago van Japan in het buitenland verder te versterken.

„Als jonge tiener was ik verslaafd aan Japanse animatieseries en stripboeken,” vertelt Mhairie-Claire Alvarez-Miller uit Singapore. „Ik was al heel lang geïnteresseerd in het eten en de cultuur. Daarom besloot ik in 2015, direct na mijn middelbare schooltijd, naar Japan te gaan.” Inmiddels zet de overheid alles-op-alles om de reputatie van het land te gebruiken om arbeidsmigranten, zoals Alvarez-Miller aan te trekken. Maar dat was niet altijd vanzelfsprekend.

Arbeidstekorten

In 2005 begon voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog de omvang van de Japanse bevolking in rap tempo te dalen. Het duurde slechts drie jaar voordat ook de beroepsbevolking begon te krimpen. Volgens recent onderzoek van het Recruit Works Instituut zal het land in 2040 een arbeidstekort hebben van ruim 11 miljoen mensen. Het is geen unieke situatie: landen in Europa en Noord-Amerika worstelen met vergelijkbare problemen. Maar terwijl deze landen actief bezig waren met het openen van de deuren voor buitenlandse werkers, hield Japan de deuren decennialang stevig op slot.

Dit beleid is mede het gevolg van de overtuiging, onder bureaucraten en politici, dat de nationale identiteit van het land verbonden is aan het behouden van de etnische zuiverheid van de bevolking. Buitenlandse ‘besmetting’ is en blijft voor hen ongewenst: „Als ik naar Tokio kijk zie ik dat er keer-op-keer afschuwelijke misdaden worden gepleegd door die buitenlanders,” vertelde oud-gouverneur van Tokio, Shintaro Ishihara, toen hij in 2000 een toespraak hield voor Japanse troepen. Hij bleef tot 2012 de hoogste bestuurder van de stad en symboliseerde gedurende deze tijd de weerstand tegen arbeidsmigratie onder beleidsmakers.

Deze afkeer werd nogmaals duidelijk toen een commissie van nationale bewindslieden van de regerende Liberale Democratische Partij (LDP) in 2008 voorstelde om tien miljoen immigranten te accepteren vóór 2050 om de arbeidstekorten op te lossen. Het argument was openlijk discriminerend: het beleid moest „de buitenlanders veranderen in Japanners”, volgens de commissie de enige manier waarop het land arbeidsmigranten kon accepteren.

Het wetsvoorstel werd vanwege onvrede over het hoge aantal migranten door een meerderheid van de conservatieve regeringspartij afgewezen. Maar de boodschap was duidelijk: buitenlanders behoren zich op een Japanse manier te gedragen.

Lange tijd gold: buitenlanders moeten zich op een Japanse manier gedragen

In de tussentijd zat het land nog steeds zonder concreet immigratiebeleid. In 2011 nam de druk om buitenlandse arbeidskrachten toe te laten weer toe. In de twee maanden na de grote aardbeving in Tohoku en de kernramp in Fukushima vertrokken meer dan een half miljoen arbeidsmigranten uit belangrijke sectoren zoals de bouw en autoproductie. Dat dwong Japan om arbeidsmigratie onder strikte voorwaarden toe te laten. Sindsdien mogen buitenlanders die naar Japan willen komen, zich laten beoordelen in een puntensysteem waarbij taalvaardigheid, opleidingsniveau en inkomenshoogte bepalen of ze in aanmerking komen voor een werkvisum.

Dit systeem is nog steeds de basis van het Japanse immigratiebeleid, alhoewel de strenge regels door de jaren heen stapsgewijs zijn versoepeld om steeds meer mensen toe te laten. Inmiddels is de minimuminkomenseis gehalveerd, van bijna 40.000 euro in 2013, naar momenteel 19.000 euro. Ook de benodigde werkervaring is verlaagd van minimaal vijf jaar naar drie jaar. Het uiteindelijke doel blijft echter onveranderd: Japan wil vooral hooggeschoolde arbeidskrachten aantrekken.

Discriminatie en lage lonen

Ondanks deze versoepelingen blijft Japan hiermee worstelen. Meerdere onderzoeken wijzen uit dat de boosdoeners vooral sociale en institutionele belemmeringen zijn: beperkte carrièremogelijkheden, discriminatie op de werkvloer en integratieproblemen. „Ik voelde me tijdens mijn verblijf in Japan vooral een gewaardeerde gast”, vertelt Peterson. „Je krijgt een warm welkom en mensen zijn benieuwd naar je afkomst. Maar je blijft een westerling in hun ogen, een buitenstaander.”

De Maleisische embryoloog Koo deelt dit gevoel. „In mijn industrie zie je dat bedrijven wel willen internationaliseren om meer buitenlandse werkers aan te trekken, maar tegelijk word je geconfronteerd met een conservatieve werkcultuur”, legt ze uit. „Toen ik tijdens een vergadering mijn mening gaf over de opmerkingen van een collega, werd ik apart genomen.” Ze kreeg een officiële waarschuwing: „De boodschap was duidelijk. Je mag de ideeën van oudere collega’s niet bekritiseren, hoe stom ze ook zijn. Zo hoort dat in Japan.”

Daarbij krijgen buitenlandse werknemers een lange lijst aan beperkingen opgelegd. „Je bent in principe gebonden aan je werkgever en de duur van je werkvergunning,” vertelt Van Dam. Bij de meeste werkvisums in Japan is het verboden om van werkgever te wisselen. In de uitzonderlijke gevallen dat het wel mag, krijgen buitenlanders drie tot zes maanden de tijd om een nieuwe baan te vinden. „Als dat niet lukt, word je het land uitgezet. Daarom heb je nooit zekerheid of stabiliteit, en dat levert veel stress op”, vervolgt Van Dam.

Tegelijk is discriminatie op de werkvloer een groeiend probleem en laten de werkomstandigheden van buitenlandse migranten te wensen over. Op sociale media verschijnen regelmatig filmpjes van Vietnamese en Chinese werkers, de twee grootste groepen immigranten, die worden geslagen of uitgescholden door hun Japanse werkgevers. Een recordaantal van hen, bijna tienduizend, is in 2023 weggebleven van hun werk. Japan belooft het probleem grondig aan te pakken en de wetgeving aan te passen, al is er nog veel weerstand onder conservatieve parlementsleden om ook deze regels te versoepelen.

„Ik ben me er wel bewust van dat ik, als witte Europese man, anders behandeld wordt dan mensen uit andere delen van de wereld,” vertelt Van Dam. Koo, die naast hem zit, begint ongemakkelijk te lachen bij de opmerking. „Mijn ervaring is inderdaad wel anders dan die van witte mensen. Ik word meestal voor Chinees aangezien. Dan zijn de meeste interacties niet heel vriendelijk.” Ze merkt dat de houding van veel mensen verandert zodra ze vertelt dat ze van Maleisische afkomst is: „Dan krijg ik ineens complimenten over hoe goed mijn Japans is en dat ik er leuk uitzie.”

Arbeidsmigranten in Japan demonstreren jaarlijks in maart voor gelijke rechten.
Foto Richard Atrero de Guzman/Getty Images

Teleurgesteld

Steeds meer werkgevers proberen hun werkvloer te internationaliseren om dit soort discriminatieproblemen tegen te gaan. Daarbij stuitten ze echter op een groot probleem: de meeste Japanners spreken nauwelijks Engels. In de English Proficiency Index staat het land op de 87ste plek op de wereldranglijst, een plek boven Afghanistan. „In mijn werkveld zijn er schrijnende tekorten,” vertelt Koo. „Maar als niemand Engels spreekt houdt het al snel op.”

Sollicitatieprocedures kunnen in Japan maanden duren en de lage lonen zijn eveneens grote drempels, vertelt Alvarez-Miller: „Ik spreek Japans, maar ook ik ben uiteindelijk anderhalf jaar bezig geweest met een baan zoeken. Bij alle bedrijven waren er meerdere rondes aan sollicitatiegesprekken en verschillende toetsen, bijvoorbeeld op taal- en rekenvaardigheid. Uiteindelijk besloot ze een baan in Engeland aan te nemen: „Dat was met één sollicitatiegesprek geregeld en mijn salaris is veel hoger,” vertelt ze. „Ik vind het echt jammer dat ik niet in Japan kon blijven.”

Van Dam ziet collega’s om vergelijkbare redenen wegblijven. „Mijn bedrijf had een groot plan om een hoofdkantoor in Tokio te vestigen, maar ze konden niet genoeg mensen vinden die bereid waren om naar Japan te verhuizen”, vertelt hij. „Ik denk dat de onbetwistbare aantrekkingskracht van Japan die mensen in mijn generatie ervoeren voorbij is, en dat Japan extra zijn best moet doen om mensen te laten komen.”

Peterson besloot na zijn studie terug te keren naar de Verenigde Staten. „Voor mij duurde het sollicitatieproces te lang en het salaris dat ik zou ontvangen bij een Japans bedrijf is vergelijkbaar met minimumloon in mijn eigen land”, vertelt hij teleurgesteld. „Mijn advies aan mensen die graag in Japan willen werken: doe het tijdelijk. En begrijp waar je aan begint. Het is vreselijk ingewikkeld als buitenlander.”