De pro-Europese, centristische, onafhankelijke kandidaat Nicusor Dan lijkt de Roemeense presidentsverkiezingen te gaan winnen. Dat blijkt uit de resultaten in de eerste exitpoll van deze zondag: daarin krijgt Dan 54,9 procent van de stemmen. Zijn tegenstander, de rechtse en eurosceptische George Simion, blijft steken op 45,1 procent.
In deze exitpolls zijn de stemmen uit de Roemeense diaspora nog niet meegerekend, die ruim tien procent van de stemmers uitmaken. Tijdens de eerste stemronde kozen zij in grote meerderheid voor Simion.
Dan is de huidige burgemeester van Boekarest en was in de eerste stemronde vooral populair bij stedelingen. De 38-jarige wiskundige voerde campagne vóór een sterke band met Europa, voor meer groen in steden en tegen corruptie. In een eerste reactie op de exitpoll zegt hij, zo schrijft persbureau Reuters, dat de verkiezingen gingen over „mensen die dialoog willen, geen haat”.
De eerste uitslag van deze tweede stemronde is vrij onverwacht: weinigen dachten dat Dan een kans zou hebben tegenover Simion. Dan zou te progressief zijn, te onbekend, en te weinig steun hebben van andere partijen. Dan is als onafhankelijke kandidaat niet aangesloten bij een partij.
Russische beïnvloeding
Zijn tegenstander George Simion deed aan de verkiezingen mee namens de tweede partij in het Roemeense parlement, de rechts-conservatieve partij AUR. Simion nam het kandidaatschap over van de ultranationalistische kandidaat Calin Georgescu, die de eerste verkiezingsronde in november won. Die ronde werd ongeldig verklaard vanwege mogelijke Russische beïnvloeding, Georgescu werd uitgesloten van verkiezingen.
Simion werd in zijn campagne gesteund door Georgescu en gebruikte zijn eigen versie van Trumps verkiezingsleus: ‘Make Romania Great Again’. Hij verwierp zondag meteen de uitslagen van de eerste exitpoll en beweerde dat hij in werkelijkheid meer dan 400.000 stemmen méér heeft behaald dan Dan. Op X schreef hij: „Ik ben de nieuwe president [van Roemenië].”
Lees ook
Wordt Roemenië een nieuwe dwarsligger in de EU, of houdt het land zijn pro-Europese koers?
De eerste ronde van de presidentsverkiezingen in Polen heeft Rafal Trzaskowski, de huidige burgemeester van Warschau en kandidaat van de partij van premier Donald Tusk (KO), een lichte voorsprong op de rest: hij krijgt volgens de exitpoll 30.8 procent van de stemmen. Karol Nawrocki, de kandidaat van de conservatief-nationalistische partij PiS (van 2015 tot 2023 aan de macht in Polen), krijgt naar schatting 29.1 procent.
Als de exitpoll klopt, nemen Trzaskowski en Nawrocki het tegen elkaar op in de tweede ronde, die op 1 juni plaatsvindt.
De eerste verkiezingsronde is een test voor het beleid van de coalitie van Donald Tusk, die bestaat uit drie partijen. Zij beloofden herstel van de onafhankelijke rechtsstaat, versoepeling van het de facto abortusverbod en meer klimaatmaatregelen. Maar tot nu toe stuitten veel hervormingen op onderling geruzie binnen de coalitie of op het vetorecht van de president. De huidige president, Andrzej Duda, een PiS-loyalist, staat Tusks plannen in de weg. Trzaskowski zou zijn beleid wél steunen.
Maar met deze uitslag zal het moeilijk worden voor de huidige coalitie van Donald Tusk, die bestaat uit drie partijen, een meerderheid te winnen in de tweede ronde van de presidentsverkiezingen. De vier kandidaten die namens deze coalitie meededen aan de eerste ronde kregen samen nog geen 45 procent van de stemmen.
Opvallend aan de Poolse uitslag is het hoge aantal stemmen voor extreemrechtse kandidaten. De anti-establishment kandidaat Slawomir Mentzen van het radicaal-rechtse Konfederacja kreeg 15 procent van de stemmen. Zijn voormalige partijgenoot Grzegorz Braun, die openlijk antisemitisch, anti-Europees en anti-lhbti is, was de grote verrassing van de avond met ruim 6 procent van de stemmen. De verwachting is dat de stemmers van Mentzen en Braun in de tweede ronde eerder op Nawrocki zullen stemmen. Dat betekent volgens deze exitpoll dat PiS-kandidaat Nawrocki kan rekenen op een nipte meerderheid van de stemmen.
Lees ook
Polen staat op een tweesprong: kiest het land een president die de hervormingen van premier Tusk wél ondersteunt?
Het had een perfect einde kunnen zijn van een week die voor het Italiaanse tennis al behoorlijk succesvol verliep. Nadat Jasmine Paolini zaterdag de eerste Italiaanse winnaar in veertig jaar was geworden van het WTA1000-toernooi in Rome, én vervolgens met Sara Errani het vrouwendubbel had gewonnen, had Jannik Sinner het sprookje deze zondag compleet kunnen maken. De nummer 1 van de wereld moest het echter in twee sets (7-6, 6-1) afleggen tegen zijn grootste rivaal, Carlos Alcaraz.
Dat deze droomfinale werkelijkheid zou worden, was verre van vanzelfsprekend. Alcaraz had in april het toernooi van Madrid moeten afzeggen wegens een blessure, en Sinner speelde in zijn thuisland zijn eerste toernooi na een schorsing van drie maanden. De Italiaan had een schikking getroffen met antidopingautoriteit WADA, nadat er tweemaal zeer kleine hoeveelheden van het verboden middel clostebol in zijn bloed waren aangetroffen.
Dat het een grote opgave is om zonder enig wedstrijdritme direct een grote finale te halen, bleek ook wel uit de woorden waarmee Alcaraz zijn interview op de baan begon. „Allereerst ben ik heel blij om Jannik terug te zien op dit geweldige niveau”, zei de Spanjaard. „Het moet niet makkelijk zijn geweest om drie maanden niet te spelen. Om dan de finale te halen op het eerste toernooi dat hij weer speelde is nogal krankzinnig.”
Het waren woorden vol ontzag en respect voor zijn grote rivaal. Tien keer eerder speelden de twee tegen elkaar, en de meeste ontmoetingen mondden uit in een lange, spannende strijd. De laatste drie wedstrijden gingen naar de Spanjaard. De enige keer dat de twee elkaar vóór deze finale tegenkwamen op gravel, was vorig jaar, in de halve finale van Roland Garros. Na vijf sets en vier uur ging ook die wedstrijd naar Alcaraz, die vervolgens het toernooi won.
Stabiteit tegen onvoorspelbaaheid
Wat hun rivaliteit nog aantrekkelijker maakt, is het contrast tussen beide spelers. Aan de ene kant heb je de introverte, stille Italiaan, aan de andere kant de extraverte, uitgesproken Spanjaard. Stabiliteit en kalmte tegenover intensiteit en onvoorspelbaarheid. Beheersing en een koel hoofd tegenover een grote grijns en het ‘Vamos!’ Sinners ijzersterke service en harde klappen van achter in het veld tegenover de gevaarlijke dropshots en de explosiviteit van Alcaraz. De combinatie levert elke keer weer spannend, intrigerend tennis op.
De eerste set was zo spannend als verwacht werd. Beide spelers moesten hun concentratie vinden en de zenuwen juist zien kwijt te raken. Er werden veel onnodige fouten gemaakt, beiden hadden moeite hun service te behouden. Toch was het een vermakelijke set om naar te kijken. De spanning was hoog en de spelers waren aan elkaar gewaagd. Beiden werden slechts in één servicegame geconfronteerd met breakkansen, maar wisten het hoofd koel te houden en de aanval af te weren.
De gemiste kansen kwamen Sinner uiteindelijk wel duur te staan. Nadat hij het op 6-5 naliet de set te winnen – hij kreeg tweemaal een setpoint – ging die in de tiebreak naar de Spanjaard. In de tweede set werd hij direct vrij gemakkelijk gebroken. De Italiaan sloeg in de hele tweede set nog maar twee winners en kreeg al snel een tweede break te verduren. Mentaal leek de klap van de gemiste kansen hem dus toch te groot.
Geen achtbaan
Alcaraz’ niveau bleef juist onverminderd hoog. De jonge Spanjaard staat erom bekend de aandacht kwijt te kunnen raken, wat hem in penibele situaties kan brengen. Dat wist hij ditmaal te voorkomen. Achteraf sprak hij daar zijn blijdschap over uit: „Ik heb het deze keer geen achtbaan laten worden.”
Ondanks de nederlaag en de slechte tweede set – 6-1 voor Alacaraz – kan de nummer 1 van de wereld positief terugkijken op deze week. Als het niveau op het eerste toernooi na drie maanden zonder wedstrijdritme al zo hoog is, kan het vast alleen maar beter worden.
Na afloop van de verloren wedstrijd zei Sinner dat hij „nooit had verwacht” deze finale te zullen halen. Een week vóór de start van Roland Garros heeft hij zijn volgende missie al bepaald. In Parijs, zei hij, „is Alcaraz the man to beat”.
Eigenlijk bestond het Centrum Informatie en Documentatie Israël al in 2023 vijftig jaar. Maar toen kwamen ze niet toe aan een jubileumviering. Na de Hamas-aanval van 7 oktober stond de pro-Israël lobbygroep „echt in de loopgraven”, aldus CIDI-directeur Naomi Mestrum. Maar als ze in Israël door kunnen gaan met leven, concludeert ze, kan ook het CIDI iets vieren.
Ze staat voor een uitverkochte zaal in het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) in Amsterdam. Onder de aanwezigen zijn mensen als Jessica Durlacher, Barbara Barend, Hans Teeuwen, Fidan Ekiz, Wierd Duk, Maarten Boudry. Van buiten klinken door haar toespraak heen de sirenes van de groep demonstranten waar de bezoekers langs moesten om binnen te komen. ‘Kindermoordenaars’, scanderen ze.
Verschillende pro-Palestijnse organisaties hadden van tevoren kritiek op de gastenlijst, met onder meer de Israëlische voormalig luchtmacht-generaal Amos Yadlin. Ze riepen het KIT op het evenement af te gelasten, omdat ze de lobby van het CIDI aanwijzen als reden dat „Nederlandse media en politiek slechts mondjesmaat het juiste woord durven te gebruiken: genocide”. In aanloop naar de rode-lijn-demonstratie in Den Haag hebben demonstranten de deur van het KIT beklad met rode verf. Persbureau ANP meldt dat twee mensen zijn aangehouden.
Nee, kritiek op Israël hóéft niet antisemitisch te zijn, verklaart Mestrum boven het geluid van de activisten uit. Als voorbeeld noemt ze dat het CIDI van mening is dat uitspraken van extreemrechtse Israëlische bewindslieden Bezalel Smotrich en Itamar Ben-Gvir „ongenuanceerd” waren. Smotrich zei dat „Gaza in een paar maanden volledig vernietigd zal zijn”, Ben-Gvir pleit voor verdrijving van Palestijnen en bezetting van de Westelijke Jordaanoever. Maar volgens Mesrum is Israël-kritiek vaak wel een vehikel voor antisemitisme. En daarom wil ze ook komend jaar „nog meer inzetten op lobbyen achter de schermen en bestrijding van online antisemitisme”.
Actievoerders hebben zich verzameld voor het gebouw van het Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT), waar het CIDI zijn 50-jarig bestaan viert.
Foto Dingena Mol/ANP
Felicitatievideo
Dat de boodschap van het CIDI gehoor vindt in de politiek blijkt deze dag. Minister Mona Keijzer (BBB) zit in de zaal, net als Kamerleden zoals Diederik Boomsma (NSC) en Ulysse Ellian (VVD). En in tandem met een videobericht van de Israëlische president Yitzhak Herzog, verschijnt premier Dick Schoof in een felicitatievideo, waarin hij „namens de Nederlandse regering” zijn „grote waardering” voor het CIDI uitspreekt. Alle gijzelaars moeten worden vrijgelaten, verklaart hij, én de blokkade van hulp in Gaza moet opgeheven worden. Vanwege het lijden dat „het begrip te boven gaat”.
Een van de eerste lezingen oogst meteen het grootste succes: Loay Alshareef, een Saudiër die vooral waarschuwt voor de ‘radicale moslims’ in Europa. „Waarom willen zoveel moslims naar Nederland komen? Om te assimileren? Of om te domineren?” Hij krijgt een staande ovatie.
Na hem spreekt Ayaan Hirsi Ali, voor het eerst in tien jaar is het oud-VVD-Kamerlid weer in Nederland. Ze is bang dat het land z’n „boerenverstand” kwijt is. Maar ze is optimistisch over de toekomst van Israël. Het is misschien makkelijk somber te worden, zegt ze, van de demonisering van Israël door de media, maar ze ziet de islamistische krachten in de regio slinken. Ze krijgt de zaal echt mee als ze het heeft over „de leegte op links” die is „opgevuld door islamisme”.
Mensen zijn een beetje door het dolle heen, door alle propaganda. Ze denken dat er genocide plaatsvindt
Tijdens de lunch vertelt NSC-Kamerlid Diederik Boomsma dat hij bij binnenkomst een duw kreeg van demonstranten. „Mensen zijn een beetje door het dolle heen, door alle propaganda. Ze denken dat er genocide plaatsvindt.” Andere aanwezigen bespreken het nieuws over de demonstratie in Den Haag. „Het loopt uit de hand, al 70.000 demonstranten!”
De grote ster komt het laatst. Douglas Murray, de Britse journalist die zich recent achter het plan van Trump schaarde om de Gazastrook onder Amerikaanse controle te brengen, krijgt bij binnenkomst een staande ovatie. Tijdens het interview, waar veel gelachen wordt, kunnen de uithalen naar de mainstream media rekenen op veel applaus. „Leest u The Guardian ook?” „Ja, leugens lezen is belangrijk.”
De Israëlische regering had eigenlijk „nergens iets beter kunnen doen”, verklaart Murray, het land lijdt simpelweg onder een gebrek aan empathie van de wereld. De strijd in Gaza is er een tussen goed en kwaad, tussen de „doodscultus” die hij ontwaart bij de Palestijnen die ooit voor Hamas hebben gekozen, versus de zogenaamde „waardering voor het leven” van de Israëliërs. Alle kritiek op Joden is volgens Murray in 100 procent van de gevallen projectie van het schuldgevoel van de aanklager.
Murrays harde woorden over burgemeester Halsema – „een totale mislukking” – kunnen rekenen op „bravo!’s”. En als Murray suggereert dat pro-Palestina-demonstranten met een visum opgepakt en uitgezet zouden moeten worden, naar Amerikaans voorbeeld, barst de zaal uit in gejuich en gejoel.