Eerder dan Amsterdam was Antwerpen de broedplaats van nieuwe kunst

Recensie Beeldende kunst

Tentoonstelling In Antwerpen ontstond een vrije kunstmarkt en specialiseerden schilders zich in genres als historiestuk, portret of landschap. Die ontwikkeling namen ze na de Val van Antwerpen mee naar Amsterdam.

Joachim Patinir, Landschap met de heilige Christoffel, ca. 1510-20. (collectie The Phoebus Foundation)
Joachim Patinir, Landschap met de heilige Christoffel, ca. 1510-20. (collectie The Phoebus Foundation) Foto Marco Sweering, Museum Catharijneconvent

In het begin van de jaren tachtig van de zestiende eeuw werkten in Antwerpen ruim tweehonderd kunstschilders, tien keer zo veel als in Amsterdam. De stad aan de Schelde was een bruisende handelsmetropool, terwijl die aan de Amstel wat dat betreft nog weinig voorstelde. In de jaren daarna veranderde de situatie drastisch. Na een lange belegering moest het calvinistische stadsbestuur van Antwerpen zich op 17 augustus 1585 overgeven aan het leger onder de landvoogd in Spaanse dienst. Protestanten werd de keus gelaten zich te bekeren tot het katholicisme of de stad te verlaten. Velen kozen voor de laatste mogelijkheid en vertrokken naar de Noordelijke Nederlanden.

Jan Anthonisz. van Ravesteyn, Memorietafel van A. van Maeusyenbroeck en Anna Elant, 1618, MCC.
Foto Marco Sweering

Door de migratiestroom halveerde het inwonertal van Antwerpen en verdubbelde dat van Amsterdam. Zo droeg de Val van Antwerpen bij aan de Hollandse welvaart, die onder meer een enorme kunstproductie van hoge kwaliteit met zich meebracht. In Amsterdam ontwikkelde zich een vrije kunstmarkt zoals die in Antwerpen al bestond. Schilders gingen zich ook steeds meer specialiseren in bijvoorbeeld het historiestuk, het portret of het landschap: afzonderlijke genres die zich in de Zuidelijke Nederlanden hadden ontwikkeld.

In een notendop is dit het verhaal dat de expositie in het Catharijneconvent wil vertellen, aan de hand van zo’n honderd schilderijen uit de zestiende en zeventiende eeuw. De tentoonstelling presenteert zich echter voor een groot deel als de ‘Ode aan Antwerpen’ die de titel ervan belooft. De veelzijdige kunstproductie van de Antwerpse zestiende eeuw wordt fraai geïllustreerd met Madonna’s van Joos van Cleve en religieuze voorstellingen van Pieter Coecke van Aelst, met op Italiaanse kunst geïnspireerde taferelen door Maerten de Vos en Frans Floris en met de opkomst van een sterk alledaags stillevenelement in Bijbelse episodes bij Joachim Beuckelaer. Het ontstaan van de landschapschilderkunst bij een befaamde schilder als Joachim Patinir krijgt onder meer aandacht met een blauwig rivierlandschapje met de heilige Christoffel, dat niet tot zijn beste werk behoort.

Joos van Cleve, Maria met kind, ca. 1525.
Foto Museum Catharijneconvent

Phoebus-collectie

Zo’n veertig procent van de schilderijen in de expositie is afkomstig uit de particuliere Antwerpse Phoebus-collectie, en eenzelfde aantal komt uit de eigen verzameling van het Utrechtse museum. Daar zijn uitstekende en aantrekkelijke werken bij, maar de beperking van de bronnen waaruit is geput, verklaart ook een zeker gebrek aan representativiteit dat zich vooral in het tweede deel van de tentoonstelling doet gelden. Zo duikt tussen de Antwerpse meesters bijvoorbeeld Anthonis Mor op, vertegenwoordigd met een prachtige devotievoorstelling van Christus die uit het graf verrijst in aanwezigheid van de apostelvorsten Petrus en Paulus (1556). De schilder kwam uit Utrecht, werkte onder meer voor de Spaanse koning en vestigde zich pas twee jaar later, in de nadagen van zijn carrière in Antwerpen.

Naar het einde van de tentoonstelling toe verdwijnt Antwerpen steeds meer uit zicht en eisen Noord-Nederlandse schilders uit de zeventiende eeuw de aandacht op. Bij een Haarlemse meester als Frans Hals, die was geboren in Antwerpen, of de schilder en theoreticus Karel van Mander, die stamde uit een familie van Vlaamse protestanten, is er een aanwijsbare relatie met het zuiden. Veel minder geldt dat voor op het oog tamelijk willekeurig geselecteerde meesters als Emanuel de Witte, Philips Vinckboons en Rembrandt.

Peter Paul Rubens, Portret van Anna Anthonis, ca. 1615, Antwerpen. (collectie The Phoebus Foundation)
Foto Marco Sweering Museum Catharijneconvent