N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Villa Rams Woerthe Een parel van de Nederlandse art nouveau wordt deze villa in Steenwijk genoemd. Maar is het huis in een Engelse landschapstuin dat eigenlijk wel?
De steenrijke houthandelaar Hendrik Jan Tromp Meesters pakte de zaken groots aan. Net als veel andere Nederlandse nouveaux riches in de late negentiende eeuw wilde hij met zijn gezin (vrouw en vier zonen) ‘buiten’ wonen. In 1897 kocht Tromp Meesters ruim acht hectare weidegrond aan, net buiten het oude Overijsselse stadje Steenwijk. Hij gaf de bekende landschapsarchitect Hendrik Copijn de opdracht om de weidegronden te veranderen in een uitgestrekte Engelse landschapstuin, compleet met vijvers, een beekje met een watervalletje, een theehuis, een muziekkoepel en een hertenkamp. Voor het ontwerp van de villa in het park vroeg hij het architectenbureau van Adolf Leonard van Gendt en zijn twee zonen, dat onder heel veel meer het Concertgebouw in Amsterdam en villa’s in Het Gooi had gebouwd. Rams Woerthe noemde hij zijn villa, naar zijn ‘woerthe’ (weidegrond) die in de achttiende eeuw in bezit was van de toenmalige Steenwijkse burgemeester Frederik Ram.
„Een prachtig voorbeeld van art nouveau” wordt Villa Rams Woerthe genoemd op de site van de vereniging Hendrik de Keyser Monumenten, die 439 monumentale panden beheert waarvan een groot aantal is opengesteld voor het publiek. Nu is art nouveau een verwarrende stijl. In de jaren voor en na 1900 was de nieuwe stijl in bijna heel Europa in de mode, maar heette alleen in Frankrijk en België art nouveau. In Duitsland stond de stijl bekend als Jugendstil, in Oostenrijk als Secession, in Spanje, Portugal en Rusland als modernismo en modernizm, in Italië als style liberty of stile floreale en in Nederland als Nieuwe Kunst. Bovendien had de art nouveau in bijna elk land andere kenmerken. Zo kennen Nieuwe-Kunstgebouwen zelden de ijle, zwierige lichtheid van de art-nouveau-architectuur van Victor Horta in Brussel, ze zijn meestal log en zwaar.
‘Cozy corners’
Om de verwarring compleet te maken, hebben vooraanstaande Nederlandse architecten van art-nouveaugebouwen zich gedistantieerd van de stijl. Zo staat het American Hotel uit 1902 in Amsterdam nu algemeen bekend als een van de gaafste art-nouveaugebouwen van Nederland. Ten onrechte, vond Willem Kromhout, de ontwerper van het hotel, hij had juist een uitgesproken hekel aan art nouveau. „Een ziekelijke fantasie”, noemde hij de Europese architectuurmode, een „stijl van zeewierkronkelingen” die alleen geschikt was voor „stoffeerders, behangers en meubelfabrikanten”, en niet voor „ernstige architecten”. Ook H.P. Berlage, wiens beroemde beursgebouw in Amsterdam uit 1903 vaak wordt beschouwd als art nouveau, vond de Jugendstil een oppervlakkige modegril en omschreef zijn eigen werk liever als „rationalistisch”.
Ook bij Villa Rams Woerthe kun je je afvragen of de bouwstijl wel art nouveau is. Zeker, de smeedijzeren poort die toegang geeft tot het nu gemeentelijke Park Rams Woerthe, is met zijn ‘zeewierkronkelingen’ onvervalste art nouveau. Maar van de voorgevel van de villa is eigenlijk alleen het middendeel, en dan vooral de deurlijst met zijn natuurstenen hoefijzerboog, Jugendstil. Ook in het interieur kunnen bepaalde onderdelen, zoals het grote, door Adolf le Comte ontworpen glas-in-loodraam in het trapportaal, doorgaan voor art nouveau. Maar de aapjes en de uilen in de kapitelen van de pilasters zijn eerder neogotisch en de marmeren lambriseringen en schoorsteenschouwen zijn klassiek.
Dolf van Gendt en zijn zonen hadden Villa Woerthe Rams dan ook zeker niet bedoeld als pure art-nouveau-architectuur. De Van Gendts waren overtuigde ‘eclectici’ die in elke gewenste stijl konden bouwen en vaak verschillende stijlen uit heden en verleden in één ontwerp gebruikten. Zo is de asymmetrische plattegrond van de Villa Rams Woerthe geënt op die van 19de-eeuwse Engelse landhuizen, waarin veel architecten in Nederland en Duitsland omstreeks 1900 het te volgen voorbeeld zagen voor vrijstaande woonhuizen. Wie heeft aangebeld en is binnengelaten, staat dan ook in een hoge, van top tot teen versierde ruimte die de Van Gendts ‘hall’ noemden.
Behalve een doorgangsruimte is de hal ook een verblijfsruimte, met een open haard en ‘cozy corners’ met banken en stoelen. Rond de hal liggen de andere vertrekken, zoals de ontvangstsalon, de huiskamer (voor het gezinsleven) en de eetkamer, de grootste kamer van het huis, met het mooiste uitzicht op het hertenkamp. Aan de huiskamer grenzen een grote serre vol (sub)tropische planten en een tuinkamer, die een overgang vormen naar de gemaakte natuur van de Engelse landschapstuin.
Slechte reputatie
In het eclecticisme zagen de Van Gendts de oplossing voor de kwestie waarover architecten zich de hele negentiende eeuw het hoofd hadden gebroken: in welke stijl moeten we bouwen? Eclectici beschouwden hun ‘laat honderd bloemen bloeien’-stijl als de juiste architectuurstijl van de moderne, pluralistische samenleving. Maar Berlage, de invloedrijkste architect van zijn tijd in Nederland, vond het eclecticisme een gruwel. Hij geloofde dat de stijl van het nieuwe, industriële tijdperk niet een mengelmoesje van oude en nieuwe stijlen kon zijn, maar echt nieuw en vooral zuiver moest zijn. ‘De eeuw der lelijkheid’ noemde hij de negentiende eeuw. „Onze grootouders, onze ouders en wijzelf hebben geleefd in een omgeving zo lelijk als er vroeger geen is geweest”, zei hij er eens over.
Met dit oordeel bezorgde het zelfbenoemde geweten van de Nederlandse architectuur de negentiende-eeuwse architectuur voor lange tijd een slechte reputatie. Villa Rams Woerthe, voltooid in het op een na laatste jaar van de lelijke eeuw, bewijst dat Berlage ongelijk had. Want al is het huis beslist niet eerlijk en zuiver en ook geen parel van de art nouveau, het is wel een heerlijk ratjetoe dat de onuitputtelijke rijkdom van het eclecticisme laat zien.