Een roofdier met bijzondere skills, zoals surfen over water

Beestjes Dit kevertje vangt zijn prooi met zijn kleverige onderlip, ziet .
Tweepunt-grootoogkortschildkever Stenus comma
Tweepunt-grootoogkortschildkever Stenus comma Foto Tim Faasen

Zijn dochtertje at de hagelslag die ze op haar bord gemorst had op door ze een voor een met een snelle beweging van haar tong op te likken.

„Je lijkt wel een kameleon”, merkte haar vader op.

„Of een Stenus”, zei ik en, geïnspireerd door de twee rode sluitingen op haar rugzakje: „Een tweepunt-grootoogkortschildkever, bijvoorbeeld.”

De ogen van het meisje werden ook groot, dus zocht ik op mijn telefoon een foto van het diertje, zodat ze een beeld had bij die idioot lange Nederlandse naam. Een stuk uitspreekbaarder, vond zij ook, is de wetenschappelijke naam Stenus comma, waarmee een torretje wordt aangeduid dat niet direct aan een torretje doet denken.

Dekschilden

Dit insect behoort tot de enorm grote familie van de kortschildkevers, of Staphylinidae. De dekschilden die het achterlijf van de meeste andere kevers volledig bedekken, zijn bij deze dieren verkort, vandaar de naam. Onder die dekschilden zitten vleugels die bij kortschildkevers ingenieus opgevouwen zijn in een Z-vormig pakketje om eronder te passen. Dat vouwen doen ze met behulp van het sierlijk soepele achterlijf, dat dus grotendeels blootligt. De tweepunt-grootoogkortschildkever heeft op elk dekschild een rode vlek.

Dit langwerpige wezen van ongeveer een halve centimeter is te vinden bij oevers, waar hij met zijn slanke pootjes op en neer rent langs gladde stengels van waterplanten. Soms scheert hij zelfs over het water. Dit doet hij niet zozeer lopend of zwemmend, maar door een stofje uit te scheiden dat de oppervlaktespanning van het water verlaagt. Door dat detergent wordt hij als het ware voortgestuwd en zo glijdt hij vlot vooruit.

Een Stenus comma doet als gezegd denken aan een kameleon. Of aan meisjes die hagelslagjes oplikken. Hij heeft namelijk een kleverige tong. Of althans, hij heeft een vreemd uitgegroeide onderlip die hij kan uitsteken als een tong. Dat doet hij om prooi te pakken te krijgen, die meestal bestaat uit springstaarten of andere kleine ongewervelden.

Die prooi wordt opgemerkt door de relatief gigantische, uitpuilende ogen

Springstaarten danken hun naam aan een langwerpig orgaantje dat onder het lijfje geklemd zit, als de staart van een bange hond. In geval van gevaar, zoals een naderende kortschildkever, kan het orgaantje losspringen, waardoor het dier gelanceerd wordt.

Dat gaat ontzettend snel, dus is het zaak voor het roofdier ervoor te zorgen dat de onderlip naar voren schiet voordat het hapje verdwenen is. Het uiteinde van die onderlip plakt aan de springstaart, die vervolgens in een fractie van een seconde naar de rest van de monddelen wordt getrokken om verorberd te worden. Tenzij de springstaart voorzien is van haren of schubben. Die kleven niet lekker. Dan doet de kever er beter aan de prooi gewoon met de kaken te grijpen.

Die prooi wordt opgemerkt door de relatief gigantische, uitpuilende ogen. Grootoogkortschildkevers zijn daardoor, ondanks hun kleine formaat, toch vrij eenvoudig te herkennen. Het maakt de kop groot en opvallend breed, zeker in tegenstelling tot het in een smalle punt eindigende achterlijf, maar daartussenin zouden de slanke dieren – zeker de soorten zonder rode stippen – zomaar verward kunnen worden met een hagelslagje. Op pootjes.