Nooit meer een poule zoals groep C van de Champions League in het seizoen 2020-2021. Manchester City, FC Porto, Olympiakos en Olympique Marseille – op papier zag het er niet eens zo slecht uit. Maar de krachtsverschillen bleken zo groot dat al na drie van de zes speelrondes duidelijk was hoe de eindstand zou zijn. „Dan loop je het risico dat fans hun belangstelling verliezen”, zegt Giorgio Marchetti, directeur ‘voetbalzaken’ van de UEFA, met gevoel voor understatement.
De Italiaan haalt het voorbeeld aan tijdens een presentatie donderdag in een hotel bij Schiphol over de nieuwe opzet van de Europese clubtoernooien. Hoewel Marchetti meermaals benadrukt dat de Champions League, de Europa League en de Conference League in de huidige vorm al geweldig zijn, ontkomt hij er niet aan redenen te geven waarom het na de zomer radicaal anders moet. De minst omstreden daarvan: de groepsfase van de Champions League, die meer dan driekwart van het totaal aantal wedstrijden beslaat, is vaak al ver voor de laatste speelronde beslist. Weg spanning, weg kijkers.
Daarom heeft de UEFA het poule-systeem, sinds de eerste editie van de Champions League in 1992 de basis van het toernooi, in de ban gedaan. In nauw overleg met de clubs, haast Marchetti te zeggen.
Het nieuwe format lijkt, in ieder geval in de eerste fase, meer op een klassieke competitie. Alle Champions League-deelnemers vinden zichzelf terug op dezelfde ranglijst. De stand na acht speelrondes bepaalt wie zich direct kwalificeren voor de achtste finales (de nummers 1 tot en met 8), en welke clubs zich via een playoff-ronde kunnen plaatsen (de nummers 9 tot en met 24). Voor de twaalf clubs onderaan de ranking is het Europese seizoen voorbij. De Europa League en de Conference League krijgen een vergelijkbare opzet.
Gelijkwaardige tegenstanders
Voor alle toernooien geldt: hoe hoger een club eindigt op de ranglijst, hoe groter de kans op relatief gunstige tegenstanders richting de finale. Op die manier, denkt Marchetti, staat in iedere wedstrijd en voor elke deelnemende club iets op het spel. Tijdens de eerste ‘competitiefase’ is de weerstand juist voor alle deelnemers gelijk. Waar de beste clubs elkaar in het huidige model ontlopen in de poulefase, treft iedereen vanaf komend seizoen op papier ongeveer even sterke tegenstanders.
Dat laatste lijkt een concessie van de Europese voetbalelite. Maar het zijn juist de topclubs zoals Real Madrid, Paris Saint-Germain, Bayern München en Manchester City die al langer klagen over het gebrek aan onderlinge wedstrijden. Dát zijn de duels die zowel commercieel als sportief interessant zijn.
Die gedachte zat ook achter de Super League, het beruchte en mislukte plan, ontstaan in 2021, van twaalf topclubs uit Engeland, Spanje en Italië om buiten de UEFA en de FIFA om een gesloten voetbalcompetitie te beginnen. In het nieuwe Champions League-format zijn „topclashes”, zoals Marchetti het noemt, van begin tot eind gegarandeerd.
Straks 189 Champions League-duels
De Italiaan mijdt de term Super League donderdag zorgvuldig. Toch is de radicale herziening van de Europese clubtoernooien op zijn minst mede ingegeven door de angst dat de grote clubs zelf een alternatief optuigen dat commercieel aantrekkelijker is. De nieuwe opzet is dan ook in de eerste plaats een poging meer geld te genereren. Door de Champions League aantrekkelijker te maken, natuurlijk, maar vooral ook door méér wedstrijden te spelen. Dit seizoen staan er 125 Champions League-duels op de agenda, straks zijn dat er 189. Dat terwijl spelers en bonden nu al vinden dat de speelkalender te vol is.
De precieze opbrengsten zijn nog niet duidelijk, maar de UEFA schat dat de drie Europese clubtoernooien in de nieuwe vorm jaarlijks zo’n 4,4 miljard euro opleveren aan tv-inkomsten en sponsorgelden. Nu is dat 3,6 miljard, een stijging van dik 22 procent dus. Indrukwekkend, totdat je bedenkt dat het aantal wedstrijden met meer dan de helft toeneemt. De UEFA merkt wat Europese competities al eerder ervaarden: de tijd van almaar vettere televisiecontracten in het voetbal lijkt voorbij.
Tegelijkertijd blijft de verdeling van de inkomsten zwaar in het voordeel van de clubs die standaard Champions League spelen. De UEFA wijst graag op de ruim 300 miljoen aan ‘solidariteitsbetalingen’, een bedrag dat zal worden verdeeld over de honderden kleinere profclubs die geen Europees voetbal spelen. Maar van solidariteit tussen de Europese elite en de subtop is weinig te merken. Zo’n 2,5 miljard euro mogen de Champions League-deelnemers naar verwachting verdelen, tegenover 565 miljoen voor de Europa League en 285 miljoen voor de Conference League. Dit betekent dat de verhoudingen min of meer gelijk blijven, maar dat de Champions League-clubs er in absolute zin het meest op vooruit gaan, waarbij de eliteclubs het hardst profiteren.
Of de Champions League nieuwe stijl inderdaad van begin tot eind spannend wordt, zoals Marchetti belooft, is daarom twijfelachtig. De huidige voorspelbaarheid is maar deels het gevolg van het poule-systeem. Kern van het probleem is dat de verschillen in financiële slagkracht tussen de clubs de voorbije jaren snel groter zijn geworden. Dáárom is de kans op verrassingen in de Champions League tegenwoordig zo klein.
Niets wijst erop dat daar vanaf komend seizoen verandering in komt.