Een president die de pers aanvalt is geen wereldleider maar een bange man

Commentaar

Soms bestaat het werk van een verslaggever niet uit het jagen op nieuws of quotes van prominenten, maar is het ingetogen, zoals een dag doorbrengen naast een standbeeld. Evan Gershkovich, correspondent van The Wall Street Journal in Moskou, deed dat in januari. Hij schreef over die dag het soort reportage waar je stil van wordt.Het standbeeld, van de Oekraïense schrijfster Larysa Kosach-Kvitka, is een van de informele herdenkingsplaatsen geworden waar Russische burgers bloemen leggen ter nagedachtenis aan Oekraïense slachtoffers van de oorlog. Gershkovich (31) zag daar hoe gewone Russen het gevaar op arrestatie trotseerden om steun aan het buurland te betuigen. Zes eerdere bezoekers waren al opgepakt en ook nu keek de politie toe.

Sinds 29 maart zit Gershkovich zelf in een voormalige KGB-gevangenis, op verdenking van spionage voor de Amerikaanse overheid. Het heeft er alle schijn van dat de beschuldiging, die hij en zijn werkgever ontkennen, niets te maken heeft met hem of zijn werk, maar bedoeld is om de buitenlandse journalisten te intimideren die het land nog niet verlaten hadden.

Door nieuwe wetgeving, ingevoerd kort na de invasie van Oekraïne, vrezen correspondenten in Rusland voor hun veiligheid als ze onwelgevallig over het Kremlin schrijven, of over de oorlog die van president Poetin geen oorlog genoemd mag worden. Tot nu toe is het velen van hen gelukt om – met kunst- en vliegwerk – verhalen vanuit Rusland te blijven maken. Zij beseften dat hun positie minder wanhopig was dan die van hun Russische collega’s, die een veel groter risico op arrestatie lopen, of die van de ruim 19.000 burgers die al zijn opgepakt omdat ze op de een of andere manier kritisch over de oorlog zouden zijn geweest.

Dat is nu veranderd. Gershkovich is de eerste Amerikaanse journalist sinds de Koude Oorlog die in Rusland is gearresteerd wegens spionage. Dat een dergelijke aanklacht geen loos dreigement hoeft te zijn, bewijst de veroordeling van de Amerikaanse beveiliger Paul Whelan, die in 2018 werd gearresteerd toen hij voor een bruiloft in Rusland was en zestien jaar cel kreeg. Een dergelijke lange celstraf kan in een Russische gevangenis heel anders uitpakken dan in een westerse. Verontrustend in dit licht zijn de omstandigheden waaronder Ruslands oppositieleider Alexej Navalny vastzit: volgens zijn woordvoerder verslechtert zijn gezondheid met de dag.

Whelan en Gershkovich zijn voor Rusland „politieke ruilmiddelen”, stelde de Amerikaanse ambassadeur bij de VN-Veiligheidsraad deze week, pionnen om uit te spelen in de voortdurende krachtmeting met het Westen. Daarin heeft ze vermoedelijk gelijk, afgaande op de hoge prijs die de Verenigde Staten in december moesten betalen om basketbalster Brittney Griner vrij te krijgen: zij werd geruild voor de beruchte wapenhandelaar Viktor Bout. De ambassadeur had ook gelijk toen ze Rusland opriep om „voor eens en voor altijd te stoppen met deze barbaarse praktijk”.

Want los van het persoonlijke leed dat de arrestanten wordt aangedaan, vervullen journalisten als Gershkovich een onmisbare rol. Alleen vanuit Rusland zelf kan een verhaal als dat bij het standbeeld verteld worden. Een verhaal dat laat zien dat niet alle Russen vijanden zijn, dat er ook Russen zijn die gebukt gaan onder wat hun president een ander land aandoet. Die de moed hebben om hun medemenselijkheid te betuigen. Een president die dit soort journalistiek niet kan verdragen, kan geen wereldleider zijn. Integendeel, zo’n president is een bange man.