Een nog grotere uitbraak van vogelgriep is te voorkomen. Doe het dan

Vogelgriep Als overwinterende vogels komende maand terugkeren, moet Nederland klaar zijn voor opnieuw meer besmettingen met vogelgriep. Dat is niet het geval, vreest .


Illustratie Hajo

In Jiangsu (oostelijk China) testte vorige maand een vrouw positief op vogelgriep, de variant die onlangs de bezorgdheid van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wekte. In september overleed al een vrouw in het zuiden van China en in januari werd het virus aangetroffen bij een 9-jarig meisje in Ecuador. Zij genas gelukkig. Een 11-jarig meisje in Cambodja overleed vorige week aan H5N1, een andere variant. De gevreesde 2.3.4.4b-variant gaat momenteel hard rond onder pluimvee en wilde vogels over de hele wereld. Sporadisch raken mensen besmet. Tot nu toe gebeurt dat steeds door direct contact met besmette wilde vogels of pluimvee en dan blijkt het zeer dodelijk te zijn.

Recent werd de variant in Spanje ook op een nertsenfokkerij aangetroffen. In Peru werden begin februari 3.500 dode zeeleeuwen gevonden, waarvan men vermoedt dat zij elkaar hebben aangestoken. Wetenschappers van Wageningen Universiteit hebben vastgesteld dat besmette zoogdieren in Nederland elkaar weliswaar niet hebben besmet, wel ontdekten ze virusmutaties waaruit blijkt dat het virus zich ook hier heeft aangepast aan zoogdieren.

Griepexperts vrezen dat het virus zich door deze mutaties makkelijker kan aanpassen aan een nieuwe gastheer, zoals een zoogdier. Momenteel is de overdracht van mens op mens niet zo makkelijk omdat het virus zich diep in de longen nestelt, maar wat als dat verandert? Als het virus zich vermengt met een ander griepvirus, dan kan dat de aanpassing aan de nieuwe gastheer versnellen. Niemand weet hoe dit natuurlijke proces zich zal gaan ontwikkelen, maar het drukt je met je neus op de feiten: een nieuwe pandemie is helemaal niet zo denkbeeldig.

Vaccineren

Voor het beheersen van de risico’s zijn er gelukkig aardig wat gereedschappen beschikbaar: van uitgebreide surveillance tot het vaccineren van pluimvee. Er bestaat bovendien een vaccin voor mensen. We lijken dus voldoende middelen in handen te hebben om eventuele uitbraken in de kiem te smoren, maar de losse eindjes zijn ook al duidelijk zichtbaar. Zo zijn er niet genoeg vaccins om indien nodig de hele wereldpopulatie te vaccineren en er is niet voldoende kennis om de ziekte adequaat te genezen. Voorkómen is dus het beste en ook dat lijkt redelijk mogelijk.

Bijvoorbeeld in de intensieve pluimveehouderij. Vanaf half maart kunnen boeren al beginnen met het vaccineren van hun pluimvee. Alleen, die vaccins zijn er nog niet. Bovendien vinden boeren de eisen die de Europese Commissie stelt om te mógen vaccineren onuitvoerbaar. Nadat de dieren gevaccineerd zijn moeten iedere week monsters worden genomen en moet er daarna elke vier weken een dierenarts op bezoek komen. Zoveel dierenartsen zijn er simpelweg niet.

Van de coronapandemie hebben we kunnen leren wat er gebeurt als je niet snel en daadkrachtig ingrijpt

Onder wilde vogels is er eigenlijk al sprake van een pandemie. In de komende maand trekken de meeste overwinterende vogelsoorten terug naar Nederland. Het zou goed zijn als alles in de startblokken staat om de risico’s voor mens en dier zoveel mogelijk te verkleinen. In Nederland wordt die urgentie nog niet zo gevoeld. De bottleneck? Versnippering van verantwoordelijkheden en de kosten.

Om de verspreiding nauwkeurig te volgen is het belangrijk dat dode vogels zo snel mogelijk verwijderd en geregistreerd worden. Sinds afgelopen donderdag kunnen burgers bij Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) melden dat ze dode vogels hebben gevonden. Melding is echter niet verplicht en DWHC is niet verantwoordelijk voor het opruimen van die vogels. Die verantwoordelijkheid ligt bij de eigenaar van een terrein, de gemeente bijvoorbeeld of een natuurorganisatie. De uitvoering wordt vaak gedaan door de dierenambulances, die daar geen vergoeding voor krijgen. Zieke vogels worden naar een dierenarts gebracht, die weer niet betaald wordt voor het euthanaseren. In de praktijk staan medewerkers van de dierenambulance de dierenartsen daarom te smeken om besmette dieren te verzorgen.

Om het in de woorden van minister Piet Adema (Landbouw, CU) uit te drukken: de minister voelt zich wel verantwoordelijk, maar het oppakken van de rekening hoort daar niet bij. Geen landelijke instructies aan burgers, geen centrale coördinatie voor het ruimen van karkassen, geen jachtverbod en geen vergoeding van kosten voor organisaties die de karkassen opruimen. Wel worden er onderzoeken gedaan en heeft de minister een landelijke werkgroep opgericht om zich over de dreiging van de vogelgriep te buigen. Die werkgroep heeft afgelopen week net de eerste bijeenkomst gehad.

Alarmbellen

Voorlopig ligt de verantwoordelijkheid dus nog overal en nergens, waarbij complexiteit en het ontbreken van protocollen alles en iedereen parten speelt. Natuur- en dierenbeschermingsorganisaties trokken al aan de bel, ze voelen zich in de steek gelaten. In een brandbrief aan de Tweede Kamer lieten ze weten dat hun werk grote risico’s oplevert voor mens en dier.

Bij ons zouden de alarmbellen moeten gaan rinkelen. Het ging destijds weliswaar om een ander type vogelgriep , maar in 2003 hebben we gezien wat de gevolgen kunnen zijn als mensen in aanraking komen met vogelgriep. Toen raakten minimaal duizend pluimveehouders en hun medewerkers besmet en werd bij 33 van hun familieleden antistoffen aangetroffen. De oorzaak: pluimveehouders en bestrijders leefden de preventieve maatregelen slecht na. Mensen zijn mensen en gedrag laat zich moeilijk beheersen. Als er geen geld is voor beschermingsmiddelen, ligt een ongeluk wel in een heel klein hoekje.

Van de coronapandemie hebben we kunnen leren wat er gebeurt als je niet snel en daadkrachtig ingrijpt. Misschien zijn we écht nog maar een paar mutaties verwijderd van een nieuwe pandemie. Gelukkig heeft minister Adema daar wel een oplossing voor: de Wereldgezondheidsorganisatie moet er maar voor zorgen dat er dan voldoende geschikte vaccins beschikbaar zijn.

Praat mee over dit onderwerp en stuur een brief!

Wilt u reageren op een artikel? Stuur via dit formulier een brief (maximaal 250 woorden) naar de opinieredactie van NRC.

Als uw brief gepubliceerd wordt, dan nemen we per e-mail contact met u op. Anonieme brieven en brieven die aan verschillende media zijn gestuurd, plaatsen wij niet. De opinieredactie kan uit uw brief citeren in de zaterdagrubriek ‘Inbox van de redactie’.