Een middelvinger naar het patriarchaat: hoe Sinéad O’Connor uit haar kooi brak

Analyse

Het activisme van Sinéad O’Connor Sinéad O’Connor werd wereldberoemd door twee tranen en haar compromisloze rebelsheid, gericht tegen onderdrukkende mechanismen in de maatschappij. De pas overleden zangeres wilde geen popster zijn, maar punker, protestzanger en activist.

Sinead O'Connor tijdens een optreden in Paradiso.
Sinead O’Connor tijdens een optreden in Paradiso.

Foto Paul Bergen/ANP

Er was eens een sullige tuthola die tot over haar oren verliefd was op de stoerste bink van de school. Dat domme gansje was natuurlijk volkomen kansloos bij zo’n ruige bonk met glimmende vetkuif en leren jack. Totdat ze plotseling een miraculeuze metamorfose onderging en in een sexy vamp veranderde. Zodra ze haar belegen kostschoolkapsel en truttige jurken had ingeruild voor een wulpse bos krullen en een strakke legging lag die hunk meteen aan haar voeten. Zo kreeg Sandy uiteindelijk toch haar Danny.

Moraal van het verhaal: mooi zijn maakt gelukkig, want echte liefde zit van buiten.

Die boodschap van de musical Grease verspreidde zich in 1978 niet alleen via bioscopen en televisieschermen, maar jammer genoeg ook in de popmuziek. De zoetsappige soundtrack was onontkoombaar: het album werd dertig miljoen keer verkocht en domineerde de hitlijsten. ‘You’re the One That I Want’ en ‘Summer Nights’ stonden wekenlang op nummer één, ‘Grease’, ‘Sandy’ en ‘Hopelessly Devoted to You’ op twee en drie.

Van Sandy naar Sinéad O’Connor: het lijkt een grote stap, maar dat is het niet. Want het sleutelmoment in de carrière van de Ierse zangeres die vorige week op 56e leeftijd overleed, zou er zonder Sandy en Danny nooit zijn geweest.

Als de twaalfjarige Sinéad voor de televisie zit, ziet ze een Ierse band losgaan tijdens een liedje dat over haarzelf lijkt te gaan. Ook háár ouders zijn gescheiden. Haar moeder stuurt haar regelmatig de straat op om te stelen of zogenaamd te ‘collecteren’ voor het goede doel (namelijk: de huishoudpot). Zodra Sinéad thuiskomt, wordt ze opgesloten of afgeranseld. Ze laat opzettelijk haar hockeystick op school liggen, omdat ze weet dat een pak slaag met de bezemsteel minder pijn doet.

Bij Top of the Pops ziet ze hoe The Boomtown Rats de draak steken met het feit dat ze moeten playbacken. De stropdas van de bassist hangt voortdurend tegen de snaren van zijn toch al niet ingeplugde instrument. Zanger Bob Geldof doet alsof hij een saxofoonsolo speelt op een kandelaar met brandende kaarsen.

Maar belangrijker: om te vieren dat ze eindelijk ‘Summer Nights’ van John Travolta en Olivia Newton-John van de eerste plek hebben verdreven, scheuren de bandleden foto’s van het tweetal aan stukken en strooien die snippers vrolijk in het rond. „You’ve been caught”, playbackt Geldof zo overdreven mogelijk: „In a rat trap!”

Sinéad zit evengoed gevangen: in een kooi van star katholicisme, in een vicieuze cirkel van geestelijk en lichamelijk misbruik én in een achterlijk land waar vrouwen niks te zeggen hebben. De vraag is alleen: hoe te ontsnappen?

De terreur van haar tirannieke moeder beschrijft ze in ‘Troy’. Het is traumatherapie: ze herleeft hoe ze als kind twee weken naar de tuin werd verbannen, buiten in het koude gras moest slapen en daar moest toezien hoe haar moeder binnen het licht uitknipte. Ze zingt het zoals alleen zij dat kan: fluisterend, snikkend, galmend en schreeuwend. Binnen een fractie van een seconde schakelt ze van teer en ontroostbaar naar razend en radeloos. Het klinkt allemaal even hartstochtelijke en huiveringwekkend.

Natuurlijk is haar talent meteen herkend toen ze na een verblijf bij Ierse nonnen – thuis was ze onhandelbaar geworden – naar Londen vluchtte. En natuurlijk wil de platenmaatschappij zo snel mogelijk een Sandy van haar maken. Nog voor haar debuutalbum The Lion and the Cobra verschijnt, dringt die erop aan dat ze haar haren laat groeien en korte rokjes gaat dragen.

Ze laat zich meteen kaalscheren. Niks wulpse krullen, maar coupe ‘commando’. En geen hakken, maar kisten. „I loved it”, schrijft ze later in haar autobiografie Rememberings. „Ik leek op een alien. Nu maakte het niet meer uit wat ik droeg.” De kapper moet ervan huilen, haar platenbaas vraagt waarom ze het in godsnaam heeft gedaan. Haar antwoord: „Omdat ik mezelf wil zijn.”

„Als ik een man was, zou er niet zoveel ophef zijn”, probeert ze zich tevergeefs te verdedigen. Maar tegen zoveel misogynie is niet op te boksen.

Moraal van het verhaal: alleen artistieke onafhankelijkheid maakt gelukkig en integriteit zit van binnen.

Het is een voortdurend gevecht. Als ze zwanger raakt, dringen haar platenbazen aan op een abortus. Dat is ze aan hen verplicht, proberen ze haar wijs te maken, de opnames hebben namelijk al honderdduizend pond gekost. Omdat ze het kind houdt, moet haar dikke buik buiten beeld blijven. Op de hoes van The Lion and the Cobra is alleen haar bovenlijf afgebeeld.

En zelfs dat leidt nog tot gedoe. Een cover-shot van een schreeuwende, kale vrouw met gebalde vuisten is taboe op de Amerikaanse markt: vrouwen mogen niet boos zijn. Speciaal voor de VS wordt er een nieuwe hoes gemaakt, waarbij Sinéad braaf omlaag staart, met haar mond dicht.

Dezelfde fotograaf maakt één geniaal beeld waarop de zangeres wél ten voeten uit staat. Boven haar bolle, blote buik trekt ze een navelshirtje strak met daarop de tekst: ‘WEAR A CONDOM’. Het is een dubbele middelvinger naar het patriarchaat: de muziekindustrie die haar een kind wil ontzeggen, de katholieke kerk die vrouwen in een verstikkende wurggreep houdt, anticonceptie en abortus blijft verbieden én de groeiende aids-epidemie laat voortwoekeren.

De hele wereld is verliefd op haar geworden, door een monsterhit en twee tranen. De videoclip van ‘Nothing Compares 2 U’ waarin ze, in extreme close-up, begint te huilen slaat in als een bom. Het gigantische succes verwart haar. Ze wil geen popster zijn. Ze is punker, protestzanger en activist.

Dáárom staat er op het bestseller-album I Do Not Want What I Haven’t Got ook een aanklacht tegen racistisch politiegeweld. „Margareth Thatcher on TV, shocked by the deaths that took place in Beijing”, zingt ze in ‘Black Boys on Mopeds’. „It seems strange that she should be offended. The same orders are given by her.”

Dáárom liet ze voor de uitreiking van de Grammy’s – haar eerste grote show – het logo van Public Enemy op haar slaap verven: een steunbetuiging aan de rappers die door de industrie niet serieus worden genomen. Dáárom veroordeelt ze de oprukkende censuur die vooral zwarte hiphopartiesten treft, terwijl witte collega’s wegkijken. Dáárom weigert ze later opnieuw op te treden bij de Grammy’s: er woedt een Golfoorlog waar niemand iets van durft te zeggen uit vrees voor zijn carrière.

Voor de uitreiking van de Grammy’s liet Sinéad het logo van Public Enemy op haar slaap verven Foto Sam Emerson/Polaris

Ze is een vrouw die nooit meebuigt met de massa en zich weigert te conformeren aan andermans (met de nadruk op ‘man’) wensen. Dat roept weerstand op, maar dat moet dan maar. Ze moet zich niet gek laten maken door de plotselinge, nietszeggende roem. Ze moet op het rechte pad blijven. Ze moet een daad stellen. Ze is geen Sandy.

Twee dingen heeft ze bewaard van haar overleden moeder: een kookboek en de foto van Paus Johannes Paulus II die altijd in de slaapkamer hing. Tijdens het televisieprogramma Saturday Night Live zingt ze bij kaarslicht een bloedstollende a cappella-versie van Bob Marley’s ‘War’. Als tekst gebruikte de reggaelegende een speech die Haile Selassie in 1963 hield bij de Verenigde Naties waarin de Ethiopische keizer opriep tot wereldvrede door rassengelijkheid.

Ze heeft het laatste couplet aangepast. Dat maakt van ‘War’ een strijdlied waarin de slachtoffers van kindermisbruik in de katholieke kerk hun welverdiende wraak zullen krijgen.

Terwijl ze de slotregels laat galmen („And we know we shall win…”), pakt ze de foto van haar schoot („as we are confident”), houdt hem voor de camera („in the victory…”), scheurt de paus aan stukken („of good over evil”) en smijt de snippers op de grond. Voordat ze de kaarsen uitblaast en uit beeld loopt, roept ze verbeten: „FIGHT THE REAL ENEMY!”

De hele wereld heeft het op haar gemunt. Het stortregent dreigbrieven en valse krantenkoppen als ‘SINÉAD THE SHE DEVIL’ en ‘SHUT UP SINÉAD!’ Radio- en tv-zenders boycotten haar. Bulldozers walsen stapels cd’s en cassettes plat. Bij een Bob Dylan-tribute in Madison Square Garden wordt ze zodanig uitgejoeld dat ze niets anders kan doen dan haar oorlogsverklaring ‘War’ herhalen.

Bloeddorstige beroemdheden zijn niet te beroerd om zich op haar te storten. Madonna (over Sandy’s gesproken) maakt haar belachelijk, anderen uiten zelfs fysieke bedreigingen. „Ze had geluk dat ik er niet bij was”, zegt acteur Joe Pesci, die de eerstvolgende aflevering van Saturday Night Live presenteert en trots de met plakband gerepareerde foto van de paus omhoog houdt. „I would have gave her such a smack. I would have grabbed her by ehm… her eyebrows.”

Sinéad O’Connor, Americain Hotel, Amsterdam, 1987. Foto Rob Verhorst/Redferns

Bij een eerdere rel, toen ze weigerde op te treden in Amerikaanse arena’s waar eerst het volkslied werd afgespeeld, noemde crooner en maffiamaatje Frank Sinatra haar gedrag ‘onvergeeflijk’. „I could kick her ass”, verklaarde ‘The Voice’, die vond dat ze het land moest verlaten. „For her sake, we’d better never meet.”

Van wereldster is ze opeens universele boksbal geworden. „Als ik een man was, zou er niet zoveel ophef zijn”, probeert ze zich tevergeefs te verdedigen. Maar tegen zoveel misogynie is niet op te boksen.

Maar in tegenstelling tot wat iedereen haar wil aanpraten, heeft ze haar carrière niet vergooid. Ze zit juist op het rechte spoor.

Met de paus heeft ze ook haar succes verscheurd, én haar herinneringen. Van de laatste twintig jaar heeft ze nauwelijks iets onthouden, geeft ze toe in haar autobiografie uit 2021. Trauma’s en mentale inzinkingen hebben een gatenkaas van haar geheugen gemaakt. Ze heeft even veel bekeringen (als rastafari, islam, toch weer katholiek) achter de rug als suïcidale periodes.

Maar de wereld is haar niet vergeten en lijkt haar eindelijk te begrijpen. Als in 2022 de documentaire Nothing Compares verschijnt klinkt er niets dan lof: Sinéad is een opperfeminist, rolmodel en voorvechter van al het goede. Ze had maar één handicap: ze was haar tijd 35 jaar vooruit.

„Iedereen dacht: what a crazy bitch”, zegt ze in de film over de beroemde huilpartij waaraan ze haar verafschuwde sterrendom te danken heeft. „Maar allemaal werden ze verliefd op die traan. Het was een spiegel.”

Sinéad O’Connor tijdens een optreden in Vredenburg, Utrecht, in 1988.Foto Rob Verhorst/Redferns