
De zichtbaarste componist van de vorige eeuw, Karlheinz Stockhausen, ging er begin deze eeuw met gestrekt been in toen hij de aanslagen van 11 september 2001 „het grootste kunstwerk dat er ooit geweest is” noemde. Dat viel niet echt goed. Stockhausen wees nog op de context waarin hij zijn controversiële uitspraak had gedaan, maar het kwaad was al geschied: men sprak er universeel schande van en de opmerking kwam in 2007 in al zijn necrologieën terug.
De tijden waren veranderd, ontdekte Stockhausen net te laat. In zijn hoogtijdagen, de decennia na de Tweede Wereldoorlog, konden componisten zich zulke provocaties best permitteren – ze waren immers Kunstenaars, met een andere horizon dan gewone stervelingen. Pierre Boulez, collega-kopstuk van de avant-garde en grootverbruiker van cultuursubsidie, stelde voor om alle operahuizen op te blazen. (Het weerhield hem er niet van later in diezelfde operahuizen furore te maken als dirigent.) Van Stockhausen en Boulez moest de wereld, althans in ideële of overdrachtelijke zin, wijken voor het kunstwerk, voor het nieuwe.
De 21ste eeuw hanteert andere standaarden en zit niet per se te wachten op de fantasieën van losgezongen componisten. Waarop dan wel?
1Het blijft toch klassiek
Laten we ons voor het gemak op Nederland richten. Veel bleef bij het oude, sinds de eeuwwisseling – het genre heet niet voor niets ‘klassiek’. Mensen gaan naar de concertzaal om klassieke muziek te horen. Daar spelen uitstekende orkesten Beethoven en Mahler en af en toe, voor de fijnproevers, wat muziek van onze tijd. Anders dan bij pop, waar de digitale revolutie de industrie compleet op z’n kop heeft gezet, is de manier waarop we naar klassiek luisteren niet wezenlijk veranderd. Ja, thuis kun je op YouTube vijfduizend verschillende uitvoeringen van Beethovens Vijfde vergelijken, als dat je ding is, maar als je die muziek écht wilt horen, ga je toch naar de zaal.
Die zalen zijn ondertussen uit alle macht op zoek naar nieuw publiek, omdat het oude publiek vergrijst – ook dat is hetzelfde gebleven. Veel mensen raken nu eenmaal pas na hun vijftigste in klassiek geïnteresseerd, laten de cijfers zien. Hoewel er allerlei boeiende initiatieven worden ontplooid om nieuwe bezoekers te lokken (klassiek-met-een-biertje, ‘Candlelight Concerts’), blijven opeenvolgende grijze golven gestaag de zalen vullen. Niets nieuws onder de zon.
Of is dat te makkelijk gedacht? In de bredere muziekinfrastructuur zijn wel degelijk grote veranderingen gaande. De kans is groot dat wie boven de veertig is ooit muziekonderwijs heeft genoten. Wel, dat bestaat de facto niet meer, of alleen als niche, dankzij lovenswaardige inspanningen van bijvoorbeeld het Noord Nederlands Orkest, Componist der Nederlanden Anne-Maartje Lemereis of ondernemende groepen docenten. Niettemin: generaties kinderen groeien op die nooit in de maat leren klappen of toon houden, laat staan een instrument bespelen. Wanneer zal bij hen de belangstelling voor Mahlers orkestratiekunst de kop opsteken?
Er is meer aan de hand. De zware bezuinigingen op cultuursubsidies sinds 2010 door toenmalig staatssecretaris van cultuur Halbe Zijlstra hebben de sector keihard geraakt. Onder invloed van simplistisch rendementsdenken verdween in bestuurlijk Nederland het besef dat hoogwaardige levende kunst, ook klassieke muziek, onmisbaar is voor een gezonde cultuur. Een zogenaamd liberale staatssecretaris die zich laat voorstaan op zijn desinteresse (‘Als je zo veel moet bezuinigen, is dat eerder een voordeel dan een nadeel’) laten inhakken op de kunsten – in Frankrijk of Duitsland ondenkbaar.
De internationaal geroemde Nederlandse ensemblecultuur, springplank voor de wereldfaam van componist Louis Andriessen (1939-2021), werd afgebroken. Orkest De Volharding stopte, evenals het Nieuw Ensemble, de rest werd fiks gekort, en daarmee verdween het toegankelijke podium dat componisten hier decennialang hadden gehad. Een subsidiestop trof zelfs topkoor Cappella Amsterdam, tot verbijstering van iedereen. Kennishub Muziek Centrum Nederland verdween, podia als de IJsbreker ook. Sinds 2000 zijn er zeven professionele symfonieorkesten opgeheven of gefuseerd en momenteel zijn er nog negen over.
Een orkest meer of minder, daarover kun je discussiëren. Een stap lager, op het niveau van individuele musici, zit het werkelijke leed van de bezuinigingen. Een loopbaan als musicus was voor de meesten al nooit een vetpot, nu lijkt het haast een onhaalbaar ideaal. Musici werken gratis, nemen noodgedwongen een tweede baan erbij. Er kwam een fair pay-protocol, maar de praktijk blijkt weerbarstig.
Daartegenover staat dat het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Relatief klein-bezette ensembles als Klang, Ragazze Quartet en Holland Baroque hebben zich ontwikkeld tot nieuwe pijlers. Ze organiseren eigen festivals (Musical Utopias van Klang), ontwikkelen theatrale concertvormen (Ragazze) of rekken met onderzoek en cross-over de genregrenzen op (Holland Baroque). Ensemble Modelo62 maakt zich in Den Haag al ruim twintig jaar sterk voor de allernieuwste noten van de makers van morgen. Met het Muziekgebouw kreeg Amsterdam een tweede concertzaal, met speciale aandacht voor nieuwe muziek. Zomerfestival Wonderfeel bewijst al elf edities dat een popachtige setting en informele sfeer drempelverlagend kunnen werken, zonder concessies aan de inhoud. Musici betalen voor de door henzelf opgezette vrijplaats Splendor in Amsterdam, waar ze het ene na het andere spannende idee uitbroeden.
Ziedaar het klassieke speelveld anno 2025: een sector die bloeit, al is het wortelstelsel flink aangetast.
2So you wanna be a componist in de 21ste eeuw?
Stockhausen zag de commotie niet aankomen, toen hij zijn vraatzuchtige kunstenaarsoog op 9/11 liet vallen. Maar de Grote Componist, die de twintigste eeuw domineerde met baanbrekende innovaties (Arnold Schönbergs twaalftoonsmuziek), radicale stellingnames (Cage’ 4’33”, maar ook De Staat van Andriessen) en megalomane visioenen (zo’n beetje alles wat Stockhausen verzon), maakte plaats voor de componist als musicus, ambachtsmens, ‘maker’. Niet bescheidener in zijn ambities, wel in zijn pretenties. Geen uithangbord van een of andere ‘stroming’, maar een uniek kruispunt van invloeden en ideeën.
De toenemende stilistische diversiteit heeft verschillende oorzaken. Een ervan is het effect van de popcultuur op de wereld van klassiek: rebels en anti-establishment, energiek, met een doe-het-zelf-houding. Dankzij internet kwam bovendien alle muziek ooit gemaakt onmiddellijk beschikbaar, inclusief muziek uit niet-westerse culturen: niemand groeit nog op met één type muziek, ook componisten niet. Andriessen, met zijn invloedrijke informele lespraktijk, was een wegbereider: de kracht van het Nederlandse opleidingssysteem is nog altijd dat componisten hier worden „uitgedaagd om hun eigen stem te vinden”, zoals componist Trevor Grahl het recent in NRC verwoordde. Geen dogma’s, geen werkelijke ‘scholen’: het heeft lichting na lichting van oorspronkelijke toondichters opgeleverd.
Is er een gemene deler? Wie deze zomer afstudeert als componist heeft zich nooit hoeven conformeren aan heersende mores, zoals het lange tijd dominante serialisme. De jonge componist kent vermoedelijk ster-spectralist Kaija Saariaho, luister-goeroe Pauline Oliveros én de nieuwste avontuurlijke popmuziek, heeft ervaring in bandjes of als producer en bezit in de vorm van een laptop een thuisstudio die duizend keer geavanceerder en krachtiger is dan de enorme laboratoria waar Stockhausen zijn elektronische pionierswerk verrichtte.
Klassiek geldt misschien nog wel als ‘hoge kunst’, maar verschilt daarin niet van de Beatles, Radiohead of Pulitzer-winnaar Kendrick Lamar. Opera of een klassiek concert is nu een van vele cultuuruitingen die je op vrijdagavond kunt consumeren, als je geen zin hebt om te netflixen. Componisten hebben nauwelijks nog een podium buiten hun vakgebied, zoals Andriessen en Stockhausen dat wel hadden. Aan dat statusverlies zit ook een financiële kant. Veteraan Klas Torstensson sprak in NRC van „geluk” dat hij „de vette jaren” heeft meegemaakt, toen (sommige) componisten met een ‘meerjarige honorering’ rustig een oeuvre konden bouwen. In hetzelfde artikel sprak de jonge Karmit Fadael óók van „geluk”, namelijk dat ze überhaupt opdrachten krijgt: „Ik zou ook wel een huis willen kopen, maar dat kan niet. Ik voel wel eens angsten als ik nadenk over de lange termijn.”
Componist en onderzoeker Micha Hamel constateerde in zijn boek Speelruimte voor klassieke muziek in de 21ste eeuw (2016) een overgang van een ‘betekeniscultuur’ naar een ‘ervaringscultuur’. Concertbezoekers willen niet alleen luisteren, ze willen iets beleven. Veel componisten – onder wie Hamel zelf – maken interdisciplinair werk, uiteenlopend van de multimediale opera’s van Michel van der Aa, Dyane Donck en Annelies Van Parys tot het filosofisch-technologische geluidslab van Stefan Prins, absurd hightech-spektakel van Brigitta Muntendorf of een ‘performatieve installatie’ over haar Rwandese opa van geluidskunstenaar Aurélie Nyirabikali Lierman.
Nog een erfenis van Andriessen en de ensemblecultuur: het symfonieorkest is niet het weapon of choice van de Componist Van Nu. Die prefereert kleinschalige groepen en/of elektronica, of voert het werk zelf uit – ook omdat orkestopdrachten schaars zijn. Uitzonderingen daargelaten: de meesterlijke symfonieën van Joey Roukens en Willem Jeths, de fijnzinnige orkestwerken van Mathilde Wantenaar en Jan-Peter de Graaff.
Sowieso is uitzondering eerder regel. De Componist Van Nu (m/v/x) is prijswinnend dichter (Rozalie Hirs) en gitarist in een metalband (Florian Magnus Maier), vertaalt ideeën via een Pinterest-moodboard in klank (Celia Swart), bouwt zelf instrumenten (Aart Strootman), componeert op een middeleeuwse vedel tijdens wekenlange wandeltochten (Kate Moore), emancipeert “de perceptie van de luisteraar” (Yannis Kyriakides), schept mystieke klankrituelen (Seung-Won Oh), componeert ‘ervaringen’ in conflictgebieden (Merlijn Twaalfhoven), creëert Nederlandse muziek met een Iraans hart (Aftab Darvishi) en doet aan experimentele elektro-pop (Bec Plexus). Ze verdienen stuk voor stuk uw aandacht.
3Mooi mag weer
Er zijn ook levende componisten die wél een groot publiek bereiken. De opvallendste muzikale trend is ongetwijfeld het daverende succes van een nieuw genre: ‘neoklassiek’. Eenvoudige pianomuziek, al dan niet vertolkt op een piano die nog van je oma is geweest, bereikt onder die noemer ongekende luisteraarsaantallen. Qua originaliteit en vernieuwing scoort de rustgevende muziek van Ludovico Einaudi, Max Richter en in eigen land Joep Beving (op de piano van z’n oma) niet erg hoog en veel ‘kenners’ halen hun neus ervoor op, want te eendimensionaal, te uitgekauwd, te generiek. Maar ja, Einaudi heeft op Spotify wel meer maandelijkse luisteraars dan Mozart of Beethoven (8,6 miljoen om een kleine 7 miljoen).
Neoklassiek is een soort post-minimal music, ontdaan van de scherpe randjes
Veelzeggend is het succes in ieder geval. Neoklassiek is een soort post-minimal ontdaan van scherpe randjes, gereduceerd tot een richtingloze herhaling van ongevaarlijke akkoorden. Atmosferisch, ambient, met Arvo Pärt en Philip Glass als voorlopers. Minimal music zelf ontstond in de jaren 60 als tegenbeweging tegen de hegemonie van star en complex modernisme. Drieklanken, het octaaf, een fluitbaar melodietje – ten strengste verboden! Met herhaling, mechanische processen en een voorkeur voor consonantie trokken de minimal-pioniers een lange neus naar Stockhausen en Boulez en co.
De minimal-revolutie, een grassroots-beweging tegenover het institutionele modernisme, heeft onze muziekcultuur tot in alle geledingen doordesemd. Progrock (King Crimson), filmmuziek (Glass, Michael Nyman), Julia Wolfe’s geëngageerde oratoria, de hoogkaraats klankmassa’s van Peter Adriaansz én de hausse aan neoklassieke pianisten: allemaal schatplichtig aan minimal.
Zo bleek minimal het Paard van Troje waarmee welluidendheid en tonaliteit de nieuwe muziek weer werden binnengesmokkeld. ‘Mooi’ was geen scheldwoord meer. Over eclecticus Roukens, pas 43, werd in zijn begintijd nog weleens geschamperd om de welluidendheid, maar zijn geweldige Symfonie, zeer eigen én met onvervalst Bruckneriaanse allure, snoert alle monden.
Ja, ‘mooi’ mag weer. Maar uiteindelijk is ‘mooi’ natuurlijk een beperkt criterium, zeker als het wordt verengd tot een synoniem voor ‘frictieloos’. Als je lang genoeg naar Einaudi luistert, dan klinkt zelfs Bach op zeker moment als piep-knor. De tolerantie voor het onverwachte slinkt. Terwijl de muziek van onze componisten, van Amarante Nat tot Mayke Nas en van Martijn Padding tot de onder de radar opererende Jo Sporck, zoveel meer is dan alleen mooi.
4‘Andere verhalen en identiteiten’
Als klassieke muziek voor iedereen is, waarom oogt haar eregalerij dan als een parade van witte mannen? Toondichteressen, laat staan componisten van kleur, schenen eeuwenlang een zeldzaamheid. Dat beeld kantelt in rap tempo. Componisten als Florence Price en Julius Eastman zijn herontdekt, er is aandacht voor ‘Afromodernisme’. Het kost inmiddels geen enkele moeite om meer vrouwelijke dan mannelijke componisten te noemen (32 om 30).
Dat is weleens anders geweest. In standaardwerken als Charles Rosens The classical style (1971, herzien 1997) of Die Musik des 19. Jahrhunderts (1980) van Carl Dahlhaus zoek je vergeefs naar Fanny Mendelssohn en Clara Schumann. Paul Griffith behandelt in Modern music and after (1995) alleen Sofia Goebaidoelina en noemt in het voorbijgaan Saariaho en Oliveros. The rest is noise (2007) van Alex Ross geeft een vergelijkbaar beeld: geen megatalent Lili Boulanger, geen elektronica-pionier Daphne Oram. Je hoeft geen chauvinist te zijn om ook onze eigen Henriëtte Bosmans een plek in de annalen te gunnen.
Het kan anders. Vorig jaar verscheen de geïllustreerde hedendaagse muziekgeschiedenis Hoofd vol klanken van Annemarie Peeters en Emilie Lauwers, een boek voor iedereen vanaf 9 jaar. De helft van de verhalen is gewijd aan fantastische vrouwelijke componisten, van Galina Oestvolskaja en Meredith Monk tot Jennifer Walshe en Unsuk Chin. Er zitten ook originele keuzes bij, zoals de onterecht vergeten Duits-Amerikaanse Johanna Magdalena Beyer.
Juist de beweging in de sector maakt duidelijk dat er nog een weg te gaan is. Kate Moore was in 2017 pas de eerste vrouw die de (tegenwoordig tweejaarlijkse) Matthijs Vermeulenprijs voor beste compositie ontving, in een geschiedenis die teruggaat tot 1972. (Calliope Tsoupaki was in 2021 de tweede.) Met Karina Canellakis (Radio Filharmonisch Orkest) staat er sinds 2019 voor het eerst een vrouwelijke chef-dirigent aan het roer van een Nederlands proforkest. Elim Chan (Antwerp Symphony), net over de grens, en Anja Bihlmaier (Residentieorkest) volgden snel.
Het omgekeerde is ook waar: de klassieke (witte, oude, mannelijke) leidersfiguur moet indikken. Neem het Concertgebouworkest: de autoritaire chef Daniele Gatti werd slecht gepruimd, de charismatische jonge teamplayer Klaus Mäkelä heeft de toekomst. Jaap van Zweden werd recent beschuldigd van grensoverschrijdend gedrag. Dirigentenmaker Jorma Panula voelde de tijdgeest legendarisch slecht aan (en lette kennelijk niet op in zijn eigen klas) toen hij in 2014 op de Finse televisie verkondigde dat vrouwen niet kunnen dirigeren. Hetzelfde geldt voor toenmalig ZaterdagMatinee-programmeur Kees Vlaardingerbroek, die zich genoodzaakt zag in deze krant een lans te breken voor de kunst van „genieën”, oftewel oude witte mannen, zoals de inderdaad geweldige (en extreem veel gespeelde) John Adams. Tja.
Er kleeft soms iets bedaagds aan klassiek, het macht-bevestigende, spekkige zweem van een statussymbool. Maar dat is slechts de buitenkant: de muziek zelf blijft revolutionair, van Hildegard von Bingen via Beethoven en Stockhausen tot bijvoorbeeld Manoj Kamps. Kamps is een queer maker („Dat wil zeggen, een radicale bevraging van de witte, masculiene, heteronorm”) die weet dat het recept voor een levendige, toekomstbestendige muziekcultuur niet heel ingewikkeld hoeft te zijn: „Ik vind het belangrijk ruimte te scheppen voor andere verhalen en identiteiten.” Daar worden we allemaal rijker van.
10 invloedrijke werken 21ste eeuw (in chronologische volgorde)
Georg-Friedrich Haas, in vain (2000)
Michel van der Aa, One (2002)
David Lang, little match girl passion (2007)
Unsuk Chin, Cello concerto (2008)
Caroline Shaw, Partita for 8 voices (2012)
Stefan Prins, Generation Kill (2013)
Julia Wolfe, Anthracite Fields (2014)
Joël Bons, Nomaden (2016)
Kaija Saariaho, Innocence (2021)
Brigitta Muntendorf, Melencolia (2022)
