‘Een huis gaat ook over ruiken, voelen, in de zon zitten’


Foto Jeannette Slutter

Dijkhuis De architecten van het prijswinnende Dijkhuis ontwierpen een compacte, duurzame woning met een combinatie van intieme en bijna museale ruimtes.

Niet op maar onder aan de dijk van Hollands Diep in Strijensas staat het Dijkhuis, waarvoor de la-di-da architecten enkele maanden geleden de Abe Bonnema prijs voor Jonge Architecten 2022 ontvingen. Het door Laura van Santen (37) en Diederik de Koning (39) ontworpen huis is het tegendeel van spectaculaire architectuur, maar valt toch op. Met zijn buitengevels van gepotdekselde planken oogt het vrijstaande Dijkhuis van één verdieping als een fors tuinhuis op een volkstuinencomplex.

Het Dijkhuis bestaat uit twee schuurachtige bouwdelen naast elkaar, het ene met een golfplaten lessenaarsdak, het andere met een flauw hellend zadeldak waarop zonnepanelen liggen. Alsof het in een moeras staat en niet in een van de zestig goed bemalen polders van de Hoeksche Waard, staan de schuren iets boven de grond op palen. Voor de glazen schuifpuien in de gevel staan houten terrassen op palen, waarvan die aan de achterzijde is verbonden met een opgetild vlonderpad naar de vaart achter het huis.

Opdrachtgevers van het huis zijn Erik Gille (46), freelance copywriter, en Femke Cuijpers (45), communicatiespecialist bij de gemeente Rotterdam. Jarenlang woonden ze naar tevredenheid in Rotterdam. „We hadden een huis bij het Vroesenpark in Blijdorp en ook een volkstuintje”, vertelt Erik Gille aan tafel in hun nieuwe huis waarin ze nu samen met hun hond Aagje, een Weimaraner, twee jaar wonen. „Maar enkele jaren geleden bedachten we dat het fijn zou zijn om echt in het groen te wonen. Ons oog viel op een dijkhuisje hier in Strijensas, maar dat bleek te bouwvallig. Toen besloten we zelf een huis te bouwen en kochten we van onze huidige buren deze kavel van ruim zeshonderd vierkante meter. Ons bouwbudget was beperkt. Maar in een catalogushuis of een standaard woonschuur zagen we niets. We wilden een duurzaam, houten huis bouwen en hebben na een zoektocht la-di-da architecten gevonden. We vielen voor hun houten gebouwen en hun principe ‘de ruwbouw is de afbouw’.”

Architecten Laura van Santen en Diederik de Koning

De architecten van la-di-da – de ‘la’ is van Laura, de ‘di’ van Diederik en de ‘da’ van design & architecture – hadden toen al onder meer een duurzaam, houten huis gebouwd in de Achterhoek bij Lochem. „Daarin hebben we de beginselen van het traditionele agrarische bouwen verenigd met duurzaam bouwen”, vertelt Laura van Santen. „Net als in een oude boerderij rust het dak op houten spanten. En in Oosterwold, de Wilde-Wonenwijk bij Almere, hebben we een opgetild huis met een driehoekig houten frame gebouwd. Het Dijkhuis sluit aan op deze twee huizen. Je moet het zien als twee geschakelde vissershuisjes, zoals die hier in Strijensas staan, maar dan van hout en op palen.”

„Wij streven naar ecologisch bouwen dat betaalbaar is”, zegt Diederik de Koning. „Dit betekent dat je niet dogmatisch kunt zijn en concessies moet doen. Zo zijn de dak- en gevelplaten van het Dijkhuis van cellulose waaraan een beetje cement is toegevoegd om het brandwerend te maken. De cementvezelplaten zijn half zo duur als houten oplossingen en hebben ook als voordeel dat je ze niet hoeft te schilderen en de onderhoudskosten heel laag zijn.”

„Economisch én ecologisch bouwen maakt het ontwerpen tot een soort spelletje”, zegt Van Santen. „Steeds moet je de vraag beantwoorden: wat offer je op om het betaalbaar te houden?”

Ecobrutalisme

Ecobrutalisme, noemen la-di-da architecten hun benadering van duurzame architectuur, naar het brutalisme uit de jaren 1955-1980, toen het bouwen in ruw beton een internationale bouwmode was. Hun principe ‘de ruwbouw is de afbouw’ heeft ertoe geleid dat het houten Dijkhuis van buiten helemaal niet van hout lijkt. Niet alleen zijn de gevels en daken van grijze cementvezelplaten, maar ook zijn de zichtbare delen van de palen onder het huis van beton. „Bij de palen is de duurzaamheid onzichtbaar”, legt De Koning uit. „Net als veel oude Nederlandse staat het Dijkhuis op houten palen. Bij oude huizen levert dat nu vaak problemen op doordat de houten palen door het zakkende grondwater deels boven water komen te staan en dan gaan rotten. Daarom zijn bij het Dijkhuis de bovenste stukken van beton. De constructeur van de gemeente Hoeksche Waard had er eerst problemen mee, omdat de oude Hollandse heimethode met houten palen niet volgens de Europese normen is. Maar uiteindelijk is het gelukt om de gemeente te overtuigen. Dit leverde een besparing van honderd strekkende meters betonnen paalfundering op.”

„Het optillen van het huis maakte ook een betonnen vloer overbodig”, zegt Van Santen. „En dit maakt op zijn beurt een lichtere fundering mogelijk. Bovendien heeft het huis zo geen voetafdruk in de grond en dat is goed voor de wateropvang en de biodiversiteit.”

Binnen heeft het beginsel ‘de ruwbouw is de afbouw’ wel geleid tot een houten interieur. In de vier even grote kamers rondom een kern met twee kleine badkamers en een ruimte voor de boiler en installaties is alles van hout. Of preciezer gezegd: niet alleen de wanden, vloeren en plafonds, maar ook (schuif)deuren, (keuken)kasten en een tafel zijn van OSB-platen oftewel houtsnippers.

Bouwdoos

„Alleen de spanten zijn van massief hout”, verduidelijkt De Koning. „De wanden zijn heel licht, en de spouw tussen de binnen- en buitenwand is gevuld met houtvezels als isolatiemateriaal. Er zitten geen leidingen of installaties in de spouw en samen met het driedubbele glas zorgt dat voor een heel goede isolatie. Een van onze uitgangspunten is dat we alles wat we ontwerpen ook zelf moeten kunnen bouwen. Hoe makkelijker het is voor de bouwer, des te beter het resultaat. We hebben dit huis dan ook als een soort bouwdoos ontworpen. Erik en Femke hebben het huis deels zelf gebouwd, een aannemer was bij dit huis niet nodig.”

Van Santen: „We vinden het de kunst om van iets dat heel logisch en eenvoudig in elkaar zit, ook iets moois in brede zin te maken. In architectuur gaat het er nog altijd vooral om of een gebouw er mooi uit ziet – alsof architectuur alleen om kijken gaat en we alleen maar ogen hebben. Voor ons gaat esthetiek om alle zintuigen, en dus ook over voelen, ruiken en dingen als goede materialen en lekker in de zon zitten.”

Het huis is zo goed geïsoleerd dat het geen verwarming heeft

Femke Cuijpers en Erik Gille zijn tevreden met hun huis. „We hebben bijna alles op ons wensenlijstje gekregen”, zegt Gille. „Alleen onze wens van een huis van honderd vierkante meter is niet helemaal vervuld, en is, met negentig, iets minder geworden. Maar daar staat tegenover dat de zichtlijnen en lichtinval heel goed zijn. Precies zoals we wilden, is het huis een combinatie van intieme ruimtes en bijna museale ruimtes geworden. Ook is het heel flexibel: met schuifwanden kunnen de kamers worden afgesloten. En we hebben twee badkamers, een voor de gastenkamer die dank zij een opklapbed ook als gewone kamer is te gebruiken.”

„Dit huis voelt heel goed”, zegt Cuijpers. „Het is moeilijk uit te leggen, maar het heeft zeker te maken met dingen als luchtvochtigheid en akoestiek. Het huis is ook zo goed geïsoleerd dat het geen verwarming heeft. Voor de heel koude dagen hebben we een kleine pelletkachel maar die is deze winter praktisch niet aan geweest. Ook heel fijn is dat buiten binnen is in dit huis. ’s Zomers staat alles open en stap je zo vanuit de keuken de tuin in waar de vogels fluiten.”

„Femke wilde met bungelende voeten op de rand van het terras zitten”, zegt Gille. „En dat kan nu.”

Foto’s Jeanette Schluter.