‘Twaalf keer. Ik heb ze geteld”, zegt de hoofdpersoon in de film Le Fabuleux Destin d’Amélie Poulain. Amélie Poulain bladert door een fotoalbum met mislukte, verkleurde, verscheurde en aan elkaar geplakte foto’s die mensen maakten in fotohokjes en hebben weggegooid. Om de paar bladzijden wijst ze een foto aan met daarop dezelfde man met steeds dezelfde gelaatsuitdrukking. Hij staat er twaalf keer in. „Heel bizar”, fluistert ze. „Het lijkt wel een soort ritueel.” Misschien is het een dode die bang is om vergeten te worden, oppert ze.
Nog heel veel vaker dan deze mysterieuze man fotografeerde Alan Adler zichzelf in zulke fotohokjes – zijn eigen fotohokjes. Hij bewaarde ze wel.
Advertentie
In 1972 wordt in de Australische krant The Age geadverteerd voor twee ‘vending machines’, die 80 dollar per week op zouden leveren. Australiër Alan Adler, dan veertig jaar oud, gaat kijken. Voor het eerst in zijn leven ziet hij een foto-automaat. Hoe ze werken weet hij niet, maar hij koopt ze toch. Vanaf dat moment neemt hij er ook zelf in plaats; op zijn hoogtepunt beheert Adler „wel achttien” apparaten, vertelt hij in een interview dat is opgenomen in het fotoboek Auto-Photo, A Life in Portraits.
Hele reeksen heeft dat opgeleverd. Foto’s waarop hij zichtbaar ouder wordt. Foto’s met zijn ogen dicht, of met zijn mond open en zijn tanden ontbloot. Foto’s waarop hij karikaturaal sip kijkt of overtuigend oprecht lacht. Waarop hij een onderkin forceert of van zijn vingers een peace-teken maakt.

Adler varieert eindeloos met zijn zelfportretten. Hij fotografeerde zichzelf met een plaksnor, in coronatijd heeft hij een mondkapje op zijn kin. Er zijn talloze foto’s met een kat (eerst een zwarte met witte pootjes en snorharen, dan een zwarte kitten, dan een cyperse met een lichte snoet), één keer heeft Adler zelf een laser in zijn mond om het dier de goede kant op te laten kijken. Hij nam foto’s in zwart-wit en toen dat mogelijk werd ook in kleur, hoewel zijn persoonlijke voorkeur zwart-wit bleef. Soms deelde hij het hokje met zijn vrouw, kind, hond of kleinkind. Het is een compleet leven in een fotohokje.




Patent
Het fotohokje was in 1925 gepatenteerd door Anatol Marco Josepho (1894-1980), een joodse immigrant die naar de Verenigde Staten kwam vanuit Tomsk, Siberië. Hij verkocht het patent op de Photomaton in 1927 voor het destijds gigantische bedrag van 1 miljoen dollar.
In de honderd jaar daarna werd het hokje gebruikt voor wie een pasfoto nodig had voor een nieuw paspoort of rijbewijs, maar meer nog werd de photobooth gebruikt voor plezier. Op prikborden in huizen over de hele wereld hangen fotostrips van giechelende vriendinnen, die zich samen in een hokje persten (in Nederland speelde de V&D een glansrol), van ontluikende verliefdheden en van lange relaties met de ingebakken traditie van een jaarlijks fotomoment.
Het is lastig iemand te vinden die níét ooit het gordijntje van zo’n fotohokje dichttrok. Ook kunstenaars maakten er dankbaar gebruik van. Andy Warhol fotografeerde zichzelf. Fotograaf Richard Avedon gebruikte een photobooth om beroemdheden als Marilyn Monroe, Audrey Hepburn en Elvis Presley vast te leggen.
Sinds iedereen een telefoon met camera heeft, zijn ze steeds minder te vinden in de publieke ruimte. De laatste jaren is er wel een nieuwe populariteitsgolf van fotohokjes op bedrijfsfeestjes en bruiloften – waarbij een logo van het bedrijf of de namen van het bruidspaar nooit ontbreken.
De aantrekkingskracht van het fotohokje is dezelfde als die van het reflecterende water op Narcissus, en de reden waarom de selfie zo populair is geworden. In de regel blijven die fotohokjesfoto’s gewoon in eigen bezit, een herinnering aan een gestolen moment achter een gordijn, waar de gefotografeerde zelf de regie over had, maar niet die van Alan Adler.
Hij overleed in december 2024, op 92-jarige leeftijd, na ruim vijf decennia analoge selfiefotografie. Zijn nabestaanden zetten zijn traditie voort en blijven zichzelf fotograferen in het fotohokje. Ook de fotohokjes in Parijs uit de film Amélie zijn nog te gebruiken, maar daar sta je waarschijnlijk wel even in de rij.
