N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Recensie Muziek
Acht trompetten die een halfuur lang alleen de noot D spelen. Boeiend? Ja. Componisten Raven Chacon en Meredith Monk presenteerden in het Holland Festival verschillende luisterrituelen, allebei radicaal en biologerend.
Alles kan muziek zijn, leerde John Cage de wereld driekwart eeuw geleden, zelfs de stilte. De grap is natuurlijk dat Cage’ beruchte werk 4’33”, waarin de uitvoerder ruim vierenhalve minuut zwijgt, allesbehalve stil is: binnen het kader wordt ieder kraakje en ieder kuchje onderdeel van de compositie. Dus als acht musici hun pistolen, revolvers en halfautomatische geweren afvuren over het IJ, omdat de componist dat zo wil, is hun geknal kunst geworden.
De componist in kwestie is Raven Chacon, een Amerikaan met lange zwarte haren die vorig jaar als eerste Native American de Pulitzerprijs voor muziek won, met zijn Voiceles Mass. Het Holland Festival wijdde een lang portretconcert aan Chacon, waarin hij zich een radicale conceptualist met grote verbeeldingskracht betoonde, en een erfgenaam van Cage en andere Amerikaanse experimentelen uit de jaren 50 en 60. Niet altijd prettig, wel biologerend.
Zo klonk er een stuk voor vier hondenfluitjes, die elkaars snerpend hoge golfbeweging imiteerden – typisch een stuk waarbij het akoestische resultaat maar een fractie van de compositie uitmaakt. Er was een reeks eigenzinnige solo’s, waarin musici een elementaire grafische partituur vertolkten: dat kon leiden tot een zwaar vervormde vioolsolo, een duet voor trompet en elektronica, een geestige en schrijnende boutade van een trans vrouw of een intrigerende monoloog over taal, vertaling en betekenis.
Anohni
Een van de solo’s werd gezongen door Holland Festival-associate artist Anohni, weliswaar vooraf opgenomen. Opvallend, aangezien ze al jaren niet meer optreedt, en direct herkenbaar. Het hoogtepunt was de saxofoonsolo For Olivia Shortt, waarin Olivia Shortt improviseerde op de aanblik van collega’s en toeschouwers.
Het concert besloot met Chacons Call for the company in the morning, voor acht trompetten die een klein halfuur uitsluitend de noot D spelen. Bijna: met twee wonderlijke akkoorden halverwege en kleine dissonante fluctuaties in het laatste gedeelte. Vanaf de verschillende etages van de foyer lieten de leden van het Monochrome Project van stertrompettist Marco Blaauw hun noten door het Muziekgebouw rollen en stuiteren. Het stuk begon opgewonden, met het gevoel van de jacht waarnaar de titel verwijst, en bereikte zijn grootste schoonheid in uitgesponnen klanktapijten à la La Monte Young, waarin de boventonen rondzongen.
Levende legende
Met zijn hypnotiserende trompetstuk kwam Chacon het dichtst bij de sfeer van de wereldpremière die vrijdag plaatsvond in de Gashouder op het Westergasterrein. Daar presenteerde vocalist, componist en performer Meredith Monk haar nieuwste voorstelling, Indra’s net. Waar bij Chacon de tijd uitgelubberd raakte door een reeks ongehaaste, compromisloze performances, bood Indra’s net een compact en doortimmerd ritueel van zang, gestileerde beweging, videoprojectie en subtiele minimalistische muziek.
Monk (80) is een levende legende en haar uitzonderlijke stem bleek niets aan kracht te hebben ingeboet. Als een van acht in het wit geklede zanger-performers vertolkte ze nog altijd een hoofdrol in haar eigen werk, met precieze gestiek en motoriek, krachtig en trefzeker zingend. Acht in het zwart gestoken performer-zangers gaven tegenwicht. Rondom het ronde speelveld zat een orkest van twee keer acht instrumentalisten, aangevoerd door twee slagwerkers, die de ruimte kregen voor een opzwepend duet met minimale handpercussie.
Monks klankrepertoire is groot: tandenklapperen, tongklakken, grommen, boventonenzang. Ze creëert een soort pseudo-volksmuziek, zowel complex als primitief, met verrassende, soms verrukkelijk atonale harmonieën: zoals drie mannelijke zangers met de voorhoofden tegen elkaar, grommend en hijgend, een veld van striemende dissonanten voortbrachten, was weergaloos.
Verbondenheid
De titel ontleende Monk aan een metafoor uit de Veda’s. De godheid Indra hing een net over de wereld en plaatste op elk knooppunt een juweel met oneindig veel facetten, dat alle andere juwelen weerspiegelt. De beeldspraak staat voor verbondenheid en symbiose, kwaliteiten die aan de kern van Monks werk raken. Een verhaal is er niet, alleen een opeenvolging van beelden en melodieën met een meditatieve werking. De vocale delen klonken daarbij geraffineerder en eigener dan de instrumentale stukken.
Een handjevol weglopers hield het geen vijf kwartier uit en kloste tussentijds de rammelende tribunes af. Storend, kun je zeggen, vooral wanneer het gestamp op momenten van verstilling kwam. John Cage indachtig zou je ook kunnen volhouden dat het erbij hoorde, om de simpele reden dat het gebeurde; en het triviale ongenoegen van enkele luisteraars-die-niet-wilden-luisteren loste spoorloos op in het web van trillingen en reflecties.