Een eerbetoon voor Frans Brüggen op zijn zeventien historische blokfluiten: ‘Het was wat je een bliksemschichtmoment noemt’

Eind oktober stonden vele muzikale vrienden in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk even stil bij het tiende sterfjaar en de negentigste geboortedag van Frans Brüggen, pionier in de oude muziek met zijn Orkest van de Achttiende Eeuw, maar ook de redder van de blokfluit, het instrument dat hij zestig jaar geleden uit de dood liet opstaan.

In zijn nieuwe boek Reveil en Revolte geeft socioloog en muziekwetenschapper Cas Smithuijsen een mooi beeld van wat Brüggen zijn „stoute en brave leven” noemde: hoe hij twee decennia lang met blokfluittrio Sour Cream speels alle concertwetten ondermijnde, en hoe hij zich anderzijds opwierp als voorvechter van historische bronnen en ‘stemmen’ in de klassieke muziek.

Bij die herdenking in de Keizersgrachtkerk werd niet alleen Reveil en Revolte ten doop gehouden, maar ook het album The Frans Brüggen Project van blokfluitist Lucie Horsch (25) en het Orkest van de Achttiende Eeuw. Het is een ode aan Brüggens baanbrekende werk voor de vaak zo geminachte blokfluit, „iets wat je bij de HEMA koopt”, citeert Smithuijsen een klavecinist uit de jaren zestig.

De charismatische Brüggen maakte een einde aan die neerbuigendheid. Geen muziekbibliotheek ter wereld was veilig voor hem, hij herontdekte de ene na de andere vergeten partituur, die onder zijn handen een hypnotische kracht kreeg. En dan was er nog zijn legendarische verzameling van zeventien historische blokfluiten, stuk voor stuk nu zo’n drie eeuwen oud.

Vijf maanden voor deze Brüggen-avond liggen in dezelfde Keizersgrachtkerk veertien ervan op een kleine tafel onder een van de galerijen. Het is eind mei en Lucie Horsch maakt opnamen voor haar album. Rond de kwetsbare blokfluiten zitten kunsthistoricus Machtelt Brüggen Israëls (55) – als weduwe de hoeder van deze erfenis – en de Japanse bouwer Fumitaka Saito.

Blokfluiten zijn nu eenmaal geen viool of cello die de tand des tijds glansrijk kunnen doorstaan: het hout van de blaasinstrumenten lijdt onder de vochtige menselijke adem van de bespelers. Op sommige mag Horsch krap drie minuten musiceren. Brüggen Israëls en Saito warmen daarom de blokfluiten alvast op onder hun truien. Horloges lopen mee. Na elke sessie wordt meteen duidelijk hoe veel – of eerder: hoe weinig – seconden er nog resteren voor eventuele verbeteringen.

De ontmoeting

En nu ligt het album op de gangkast in het pittoreske Amsterdamse huis van Brüggen Israëls. Zo’n vier jaar geleden liep Lucie Horsch hier voor het eerst binnen. Haar docent Walter van Hauwe – oud-leerling en vriend van Brüggen met wie hij in het trio Sour Cream zat – liet haar weten: „Het is geregeld: je mag ze even ontmoeten.”

Die „ze” waren Brüggens zeventien historische blokfluiten. „Het was wat je een bliksemschichtmoment noemt”, zegt Horsch. „Zoiets ervaart een mens niet vaak in het leven. Alles wat ik liefheb aan de blokfluit, kwam samen.”

„Je leek licht te geven toen je op de instrumenten speelde”

Machtelt Brüggen Israëls
Kunsthistoricus

Brüggen Israëls glimlacht. „Je leek licht te geven toen je op de instrumenten speelde.”

Horsch: „Blokfluiten laten zich vergelijken met mensen. Ze zijn zich bewust van hun omgeving, hun hout reageert op luchtvochtigheid en temperatuur. Wanneer ik ze dagelijks wakker maak, hoor ik ze soms denken: ‘Wat moeten we nou weer?’ Af en toe willen ze ook niet meedoen.”

Brüggen Israëls: „Zo’n stem uit het verleden klinkt anders dan een moderne blokfluit. Om de muziek te begrijpen, is het van belang om terug te keren naar haar bron.”

Horsch: „Sommige instrumenten staan dichter bij me dan andere. Ik voel altijd een nauwe band met kopieën van de Franse bouwer Peter Bressan, die carrière maakte in Londen rond 1700. Hier bij Machtelt ontmoette ik een origineel. Het voelde bijzonder. Die blokfluit heeft iets onaantastbaars. Om hem heen hangt een diep mysterie, een onbereikbare verte waar ik naartoe wil. Zijn de instrumenten zo betoverend omdat hun bouwers zo goed waren? Of bezitten ze een muzikale levenservaring waar moderne blokfluiten simpelweg nog niet bij kunnen?”

Brüggen Israëls: „De verzameling telt ook twee voiceflutes van Bressan met een prachtig menselijk stemgeluid. Ze waren gekocht door een amateur-speler uit de Verenigde Staten. Die verzamelde vooral kopieën. Frans bezocht hem en stelde voor: ‘In ruil voor die twee oude instrumenten bezorg ik je een kopie van een bouwer die je niet hebt.’ Hij voelde dat de verzamelaar een obsessief verlangen had om volledig te willen zijn.”

Ze pakt een boek en laat een foto van beide blokfluiten zien: ze lijken op een tweeling maar het bruin van hun hout verschilt, de één is van buxus en de ander van de wat donkerder getinte esdoorn. „Er ontbrak inderdaad één bouwer: Martin Sko-wroneck, de maker met de langste wachtlijst ooit. Frans pakte het vliegtuig van Amerika naar Bremen, naar Skowroneck, en legde hem het verhaal voor. Na een lange en peinzende blik verscheen er een grijns op diens gezicht. ‘In jouw plaats had ik hetzelfde gedaan’, zei de bouwer. ‘Kom morgen terug.’ Diezelfde nacht nog maakte hij een fluit.”

De hunkering naar Brüggens historische vondsten liet Horsch de afgelopen jaren niet meer los. „Langzaam rijpte het plan voor een eerbetoon. Ik mailde het naar Machtelt, beseffend hoe broos deze instrumenten zijn. De vraag was: kunnen we iets maken van toegevoegde waarde en tegelijkertijd de fluiten beschermen?”

Brüggen Israëls: „Frans bracht ze bij elkaar als stemmen uit het verleden die moeten blijven klinken. Daarom is het fantastisch dat Lucie dit heeft gedaan. Al bleef het een eindeloos afwegen van wat deze instrumenten – met al hun littekens – nog konden verdragen.”

Pijngrens

Het leidde op The Frans Brüggen Project tot een muzikale tijdreis in veelal korte fragmenten: van een Hongaarse dans uit een pianotrio van Joseph Haydn, via Italiaanse, Franse, Duitse barokcomponisten en Engelse folk naar ten slotte de vroeg-17de-eeuwse Nederlandse virtuoos Jacob van Eyck. Horsch moest de duur van de stukken afstemmen op de ‘pijngrens’ van de blokfluiten.

Brüggen Israëls: „Je hebt ze niet allemaal bespeeld, want sommige laten zich moeilijk wakker kussen. Maar de rest bestaat uit nachtegalen. Het gaat erom hun karakter te onthullen. Ze zijn vensters op het verleden. Via deze blokfluiten kun je oude muziek als nieuw ervaren. Dat idee was een van de pijlers onder Frans’ denken. Wanneer Lucie zo’n instrument aanblaast, opent die magische wereld zich.”

Horsch: „Bij zulke instrumenten moet ik mijn ego opzij zetten. Deze bouwers gingen voor diversiteit. Dat zag men vroeger als kracht. Tegenwoordig wil een pianist, die vandaag in Hongkong een recital doet op een Steinway, morgen in Amsterdam eenzelfde instrument dat voorspelbaar reageert. Deze blokfluiten vertellen jou wat ze nodig hebben. Je kunt ze niet je wil opleggen.”

Brüggen Israëls: „Frans vond het mooi dat de instrumenten hun ruis hebben, hun makken, hun nukken en dat die onderdeel zijn van hun klank.”

Toen Brüggen tien jaar geleden stierf, was Horsch veertien, te jong om een band met hem te ontwikkelen. „Amsterdam is natuurlijk niet zo groot”, vertelt ze. „En ik zat toevallig op dezelfde middelbare school als de kinderen van Machtelt en Frans. Dus we hebben elkaar wel eens de hand geschud, maar nooit lang gesproken.”

Brüggen Israëls: „Heb ik je ooit verteld dat iemand ons een video van een optreden van jou stuurde.”

Horsch: „Nee, echt waar?”

Brüggen Israëls: „We hebben dat hier bekeken op het bankje van Frans. ‘Ze doet gewoon wat ik deed’, zei hij. Het ademen, het gaan voor klank, voor expressie. Dat was belangrijk voor Frans, in combinatie met een historisch bewustzijn. Het gaat erom dat je het publiek de kern van een stuk laat horen. Het instrument is een middel. Hoeveel we er ook van houden, je wilt niet dat mensen zeggen: ‘Voor een blokfluit is het aardig’, maar dat ze roepen: ‘Wauw, wat een prachtige muziek!’ De blokfluit tot klinken brengen, vraagt om een goed musicus. Er zit veel suggestie bij.”

Horsch: „Mijn docent Walter van Hauwe zei altijd: ‘Je moet waarheid kunnen suggereren zonder te liegen.’ Dat is een treffende omschrijving. De blokfluit kent beperkingen, maar die moet je leren zien als kracht, een motor van je voorstellingsvermogen, waarmee je illusies kunt oproepen.”

Brüggen Israëls: „Voor Frans was de blokfluit een verlengstuk van zijn lichaam en adem. Hij wilde er één mee worden. Het had iets bijna dierlijks. Dat zie ik in jou ook. Wanneer ik Frans hoor – of nu Lucie – dan waan ik me even op de rug van een walvis, die lang door alle zeeën heeft gezwommen, wiens huid vol zit met algen en littekens. En dan klinkt die blokfluit en ondergaat het dier een metamorfose: hij ziet er plotseling weer jong, glanzend en gestroomlijnd uit.”

Stravinsky

De blokfluit is een puur instrument, vindt Horsch, waarmee je intimiteit kunt scheppen. „Informatie komt ons tegenwoordig luid en overdonderend tegemoet, liefst in de overtreffende trap. De blokfluit vraagt om een ander soort aandacht. Popartiesten die ik bewonder zijn de mensen die zelfs in een stadion iedereen apart aan een lijntje hebben. Ik herinner me Adele, zo’n tien jaar geleden, in de Ziggo Dome. Het intieme karakter van haar stem oversteeg de massa: alsof ze daar voor mij alleen stond te zingen.”

Tegen de tijd dat Horsch werd geboren, lag Brüggens hart al lang niet meer bij de blokfluit, maar bij het dirigeren van het Orkest van de Achttiende Eeuw, waarvan hij initiatiefnemer was. „Behalve een liefde voor de Renaissance en Barok koesterde Frans een steeds luider brullende hartstocht voor Beethoven, voor muziek voorbij die ene orgelpijp van de blokfluit”, zegt Brüggen Israëls. „Het was aan een nieuwe generatie om de blokfluit verder te brengen. Lucie is in dat opzicht zijn muzikale kleindochter. Hijzelf vond in het orkestrepertoire een nieuwe horizon.

„Hij heeft als blokfluitist veel werk uit archieven ontsloten, maar ook hedendaagse componisten aangemoedigd voor blokfluit te schrijven: Louis Andriessen, Luciano Berio. Hij ging zelfs naar Igor Stravinsky, begin jaren zeventig. Frans gaf toen les in Berkeley in Amerika. Op een dag was Stravinsky daar voor een concert. Op van de zenuwen zat Frans in de zaal. Het viel hem op dat de componist alles dubbel had: twee brillen op zijn neus, aan elke kant een vrouw en twee wandelstokken. In de pauze bezocht hij de Rus in diens kleedkamer. Hij vertelde over de blokfluit. ‘Jouw instrument ken ik’, zei Stravinsky. ‘Het is een soort klarinet.’ Frans vroeg of hij een stuk voor blokfluit wilde maken. De oude man schudde zijn hoofd. Geen tijd. ‘You are good boy’, besloot hij, ‘and goodbye’.”