N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Taiwan De Europese reactie op China blijft naïef, betoogt Jonathan Holslag. ‘Strategische autonomie’ blijkt tot nu toe vooral koketterie.
Een Chinees marineschip bij een grote militaire oefening op 11 april 2023 nabij de Matsu-archipel in de Straat van Taiwan Foto Peter Thomas/Reuters
Na de Russische inval in Oekraïne breken leiders in de politiek en zakenwereld hun hoofd over de volgende vraag: hoe groot is het risico op een oorlog rondom Taiwan? Dat risico blijft helaas aanzienlijk en Europa moet zich erop voorbereiden.
Laten we meteen enkele misvattingen de wereld uithelpen die nog steeds in menige politieke vergaderzaal rondwaren. De economische verwevenheid met Taiwan blijft ondergeschikt aan China’s politieke doelen. Jazeker, China is afhankelijk van Taiwanese chipfabrikanten als TSMC. En, zoals een Chinese kolonel onlangs verwoordde, een stukgeschoten Taiwan heeft weinig waarde. Maar laten we de economische afhankelijkheid niet overdrijven. China kan wapens maken zonder de chips van TSMC. Bovendien bedraagt de handel met Taiwan nog geen 2 procent van het Chinese bruto binnenlandse product. Ter vergelijking: de handel met de Europese Unie bedroeg ruim 15 procent van het Russische bbp en zette ook geen rem op de invasie.
Evenmin volstaat het dat de oorlog in Oekraïne duidelijk maakt dat landjepik riskant is en dat de Amerikanen Taiwan proberen om te vormen tot een stekelvarken met een geducht pantser van raketten. De geschiedenis leert dat het risico op wederzijdse uitputting landen niet noodzakelijk stopt in hun oorlogsplannen en dat ze vaak verkeerde inschattingen maken over hun slagkracht. China lijkt bijvoorbeeld steeds meer de inschatting te maken dat zijn groeiende kernwapenarsenaal de Amerikanen op afstand kan houden en dat het beter is toegerust om een blokkade in de Straat van Taiwan te leggen. We kunnen er dus beter niet van uitgaan dat een conflict onmogelijk is.
Heropvoedingskampen
De Taiwanezen willen steeds minder weten van hereniging. Vandaag is dat 8 procent. De brutale machtsgreep in Hongkong en het repressieve beleid van Xi Jinping sterkten die afwijzende houding. Het Chinese ‘Witboek over Taiwan’ van vorig jaar droeg daar verder aan bij. Het stelde dat bij hereniging de rechten slechts gerespecteerd worden voor Taiwanezen die „de wederopstanding van de Chinese natie” steunen. Net zoals in Hongkong wordt het dus buigen of breken. De Chinese ambassadeur in Parijs sprak onomwonden over heropvoedingskampen voor hardleerse Taiwanezen.
Tezelfdertijd tonen de Chinese leiders zich steeds bitterder. President Xi opperde meermaals dat de wederopstanding van de Chinese natie niet af is zonder de hereniging en dat het geduld niet eeuwig is. De Partij heeft de periode tussen 2035 en 2049 formeel aangewezen als de eindspurt in de wederopstanding, maar Xi zelf heeft het leger opgedragen om al tegen 2027 militaire opties voor Taiwan klaar te hebben. China schuift een aantal situaties naar voren waarin het zich kan beroepen op geweld: afscheiding, grote evenementen die op afscheiding lijken en de complete afwezigheid van perspectief op vreedzame hereniging. Dat laatste is nu al het geval. Als de Democratic Progressive Party (DPP) in 2024 in Taiwan opnieuw de president zou leveren, moet Beijing ook de laatste hoop laten varen.
Eigenlijk zijn er twee scenario’s. Eén waarin China gestaag macht blijft winnen en rond 2035 vol zelfvertrouwen besluit dat het Amerika de baas kan in de Straat van Taiwan. Een meer waarschijnlijk scenario bestaat erin dat de Chinese groei slabakt en Chinese leiders dat willen compenseren door zich harder op te stellen, waarbij de Amerikaanse politiek haar eigen impasse ook een stuk probeert te compenseren door China forser in te dammen. In zo’n context wordt de kans op incidenten en vroegtijdig geweld aanzienlijk.
Vorige week schreef de gerenommeerde professor Wang Jisi: de relaties tussen de twee landen zullen verder verslechteren en hoe meer we elkaar begrijpen hoe meer dat vandaag achterdocht aanzwengelt. Ik heb Wang vaak ontmoet. Hij was doorgaans de meest optimistische stem over de relaties met de VS.
Als al naar autonomie gestreefd wordt, dan is dat vooral in Washington en Beijing
Zelfs al gaat men ervan uit dat de kans klein is dat er een oorlog uitbarst rondom Taiwan, dan nog is een Europees antwoord belangrijk. Ver zijn we daar nog niet mee. Af en toe sturen we een eenzaam marinescheepje die kant op, maar dat is eerder symbolisch. De Duitse minister van Buitenlandse Zaken opperde onlangs dat zakelijke belangen ons verplichten te bemiddelen, maar dat getuigt opnieuw van een grenzeloze naïviteit, want Europa heeft niet het minste gewicht in de kwestie. De Franse president Emmanuel Macron stelde onlangs in Beijing dat we ons in de kwestie niet moeten binden aan de Amerikanen en moeten streven naar autonomie. Maar voorlopig neemt Europese afhankelijkheid van zowel China als de Verenigde Staten alleen maar toe.
Als al naar autonomie gestreefd wordt, dan is dat vooral in Washington en Beijing. Hoewel Europa er al bijna een decennium over praat, blijft strategische autonomie er vooral koketterie. Dat komt voor een deel omdat het hier nog steeds taboe is om te erkennen wat elders in de wereld erkend wordt: de globalisering is terminaal. Het is ieder voor zich en als landen hun eigen koers willen varen, moeten ze vooral hun macht opbouwen.
Autonomie heeft meer om het lijf dan het huidige zeuren en schipperen tussen China en de VS. Europa moet nu redden wat er te redden valt: haar waardevolle kennis, haar ondernemerschap, en haar aanzienlijke interne markt. Vanuit die troeven moet het zijn waarden en de welvaart van alle burgers veel kordater verdedigen. En vanuit die welvaart moet het vooral inzetten op meer veiligheid rondom Europa. Enkel vanuit die invloedssfeer – laat me dat woord maar gebruiken – zal het ooit tegenwicht kunnen bieden aan de grootmachtenpolitiek in het Oosten en een eigen strategische koers kunnen varen.
Moeilijke keuzes
Brussel zal dat niet voor ons doen. Elke lidstaat moet zijn steen bijdragen. Nederland doet dat al. In domeinen als defensie, diplomatie, inlichtingen en economische veiligheid loopt het mede voorop. Maar het moet burgers en naar bedrijven meer betrekken. Strategische autonomie hangt immers niet van de overheid alleen af. De beste manier om Europa voor te bereiden op onrust in het Oosten is ook om snel moeilijke keuzes te maken over energie, handel en strategische industrieën. Nederland beschikt nog steeds over een stevig overheidsapparaat om die keuzes te beïnvloeden. Het wordt steeds onrustiger in het Oosten. Daar kunnen wij helaas weinig aan veranderen. Maar we kunnen en moeten Europa wél minder kwetsbaar maken.
Raadsel: wat hebben de volgende uitspraken met elkaar gemeen? „Dat is een rode lijn, maar ik zal Israël nooit laten vallen.” (Joe Biden in maart 2024 over de invasie van Rafah.)
NSC gaat samenwerken met de PVV, maar doet „nul komma nul concessies” op de rechtsstaat (Pieter Omtzigt op het NSC-partijcongres, april 2024.)
„Hamas vernietigen en de gijzelaars bevrijden.” (Israëls oorlogsdoelen in Gaza.)
„De allerbeste zorg toekomstbestendig houden: we geven ruimte aan goede en liefdevolle zorg, maar gaan ook prioriteren en eerlijk de scherpe keuzes maken om de betaalbaarheid en kwaliteit van onze zorg voor de toekomst veilig te stellen.” (Uit het vorige week verschenen VVD-programma.)
Antwoord: in elke uitspraak worden dingen genoemd die elkaar uitsluiten. Een rode lijn werkt alleen als je bereid bent er consequenties aan te verbinden. Samenwerken met een anti-rechtsstatelijke politicus schaadt de rechtsstaat. Alle gijzelaars bevrijden gaat niet samen met het vernietigen van Hamas – niet voor niets demonstreren familieleden van de gijzelaars al tijden voor een deal met de terreurbeweging. En scherpe keuzes (lees: bezuinigingen) maken de zorg minder goed.
‘You can’t have your cake and eat it too’, heet dit verschijnsel: je kunt niet alles hebben. (De zin blijkt een gedetailleerde Wikipedia-pagina te hebben: zo leerde ik dat de uitdrukking oorspronkelijk luidde ‘you can’t eat your cake and have it too’, wat eigenlijk logischer is aangezien de taart er na het eten daadwerkelijk niet meer is.)
Eerder schreef ik een column over het tegenovergestelde: de schijnbare tegenstelling. In dat geval doet men juist ten onrechte alsof twee dingen elkaar uitsluiten. Deze week was er weer een: het Amsterdamse JA21-raadslid Cas van Berkel beweerde tegen De Telegraaf dat afgenomen homo-acceptatie niet komt „door de conservatieve wind of Andrew Tate, maar door jonge, islamitische mannen”. Alsof niet beide aan de hand kunnen zijn. Andrew Tate zelf beweert zelfs zich tot de islam te hebben bekeerd.
Ook voor de schijnbare tegenstelling is er een passende zin, schreef ik in die column: Por qué no los dos?. De zin komt uit een Spaanse taco-reclame waarin een familie moet kiezen tussen harde en zachte taco’s. „Por qué no los dos?„, vraagt een meisje: waarom niet allebei? Het is nog steeds mijn lijfspreuk, omdat verschillende oorzaken, gevolgen, wensen en meningen vaak naast elkaar kunnen bestaan. Kiezen wordt pas onvermijdelijk als twee dingen elkaar uitsluiten, zoals loyaal zijn aan Israël én aan het internationaal recht, of het opeten én bewaren van een taart.
Even oefenen. Ik bezit een boek getiteld De wolf: bedreiging of verrijking?. Dit is een schijnbare tegenstelling, oftewel een geval-taco: de wolf kan het land tegelijkertijd bedreigen en verrijken, door enerzijds zesjarige kinderen te bijten (waarvan ‘probleemwolf Bram’ deze week verdacht wordt) en anderzijds bijvoorbeeld de herten- en zwijnenpopulatie op peil te houden. Dat ligt anders bij de volgende stelling, van de pagina van GroenLinks provincie Utrecht: „De wolf vormt voor mensen geen gevaar en is goed voor de Utrechtse natuur.” Dit is een intern tegenstrijdige belofte, oftewel een geval-taart: alsof een toproofdier orde op zaken kan stellen in de voedselketen zonder enige dreiging voor de mens. Ook als het gaat om uitzonderingen, zoals nu met ‘probleemwolf Bram’, kun je niet stellen dat ‘de wolf voor mensen geen gevaar vormt’. Als dat zo was, werd mensen nu niet geadviseerd de omgeving van Austerlitz te mijden.
Met de verkiezingen in aantocht is het belangrijk de gevallen-taart en -taco te herkennen. Er zullen weer veel valse tegenstellingen langskomen. Politici gaan beweren dat de woningnood volledig komt door immigratie of juist helemaal door het woningmarktbeleid van de afgelopen decennia. Ze zullen kibbelen over of mensen profiteren van duurzaamheidsbeleid of juist moeten inleveren. Dit zijn gevallen-taco: het kan allemaal tegelijk aan de hand zijn.
En ook de intern tegenstrijdige beloftes zullen we zien. Politici gaan doen alsof bescherming van mensenrechten en zakendoen met dictators prima samengaan; alsof migratie substantieel beperkt kan worden terwijl alle kassen, slachthuizen en distributiecentra blijven bestaan; alsof niemand financieel achteruitgaat door investeringen in Defensie. Dit zijn gevallen-taart: kies je voor het een, dan lever je in op het ander.
Retoriek als deze werkt alleen met een kritiekloos publiek. Het enige dat wij kiezers dus hoeven te doen, is goed luisteren en ons afvragen: kan dit (ook) allebei?
In de tumultueuze wereld van nu lijkt het nauwelijks voorstelbaar, maar nog niet zo lang geleden was internationale veiligheid geen thema in Nederland. Zo’n tien jaar geleden, zegt defensie-onderzoeker Tim Sweijs, ging hij de boer op met een idee voor een boek over de toekomst van oorlog. Amsterdamse uitgevers keken hem glazig aan.
Inmiddels is De oorlog van morgen, het boek van Sweijs en hoogleraar krijgswetenschappen en oud-militair Martijn Kitzen dat eind april verscheen, toe aan een tweede druk. En sindsdien is er alweer zoveel gebeurd dat een nieuwe, herziene editie niet zou misstaan.
Zo vernietigde Israël in juni Iraanse luchtafweerinstallaties met kleine drones die door commando’s het land waren binnengesmokkeld. Tijdens ‘Operatie Spinnenweb’ wist Oekraïne militaire vliegvelden en strategische bommenwerpers in Rusland te raken – met unmanned vehicles, op duizenden kilometers van de frontlijn. In Oekraïne zelf gaven Russische soldaten zich over aan een detachement Oekraïense drones en robots op rupsbanden: de eerste keer dat onbemenste systemen krijgsgevangenen maakten.
„Als je me dit een jaar eerder had verteld dan had ik een dergelijk scenario afgedaan als pure sciencefiction”, zegt Sweijs.
In hun boek beschrijven Kitzen en Sweijs het razende tempo waarin de oorlogvoering aan het veranderen is, in een wereld waarin alles met alles verbonden is en kunstmatige intelligentie steeds meer beslissingen neemt. Terwijl de grenzen tussen oorlog en vrede vervagen, waarschuwen de auteurs voor de terugkeer van het klassieke, interstatelijke conflict – ook in Europa.
Dat oorlog ook voor Nederland werkelijkheid kan worden, drong lang niet door bij het grote publiek. Ondanks voortekenen, zoals de annexatie van de Krim in 2014, het neerschieten van vlucht MH17 met 196 Nederlanders aan boord, de gestage Russische troepenopbouw aan de Oekraïense grens in 2021.
Gronddrone die door een Oekraïense brigade wordt gebruikt voor verkenningsmissies aan de frontlinie, hier tijdens een trainingssessie
Foto Maria Senovilla/EPA
„Bizar”, vindt Sweijs. „In talkshows gingen hele discussies over of Poetin Oekraïne ging binnenvallen, of niet. Toen David van Weel, nu minister van Justitie, toen nog hoge ambtenaar bij de NAVO, zei dat we ons moesten voorbereiden op oorlog, werd hij door Maarten van Rossem uitgemaakt voor oorlogshitser.”
Na de MH17-crash stond de Luchtmobiele Brigade klaar voor inzet in Oekraïne, maar het kabinet-Rutte I zag er op het laatste moment van af. Ten onrechte, zegt Martijn Kitzen: „Nederland had het crashgebied kunnen afzetten voor het bergen van de slachtoffers en onderzoek. Poetin had daar vast iets van gevonden, maar andere landen hadden ons zeker gesteund. Maar wij hebben geen enkele militaire maatregel genomen.”
Was dat angst of naïviteit?
Sweijs: „Totale naïviteit. Het paste niet in ons wereldbeeld.”
Kitzen: „De VS, het Verenigd Koninkrijk of Frankrijk hadden niet zo terughoudend gereageerd als wij, als er een vliegtuig vol met hun staatsburgers was neergehaald.
„MH17 maakte voor mij duidelijk dat een grote oorlog in Europa tot de mogelijkheden behoorde. Je ziet hoe Poetin opereert: hij pakt steeds meer, totdat hij alles heeft.”
Wat in Oekraïne gebeurt, wordt wel ‘de Eerste Wereldoorlog met drones’ genoemd. Is dit de oorlog van de toekomst, of juist oorlog-oude-stijl met loopgraven?
Sweijs: „De oorlog in Oekraïne is heel interessant, omdat geen van beide partijen met gevechtsvliegtuigen een luchtoverwicht kon verkrijgen – ook Rusland niet. Daardoor kwamen alle landoperaties stil te liggen en bevroor de frontlijn. Vervolgens werden over en weer onbemande drones ingezet, maar dat wordt weer bemoeilijkt door steeds betere elektronische oorlogvoering, waarmee de bediening van de drones worden gestoord. De twintigste-eeuwse westerse oorlogvoering – inzet van vuurkracht en het manoeuvreren op het slagveld – verandert voortdurend. Dat is echt heel anders dan twintig jaar geleden.”
Maar wat Israël deed in Iran is de klassieke Amerikaanse ‘shock and awe’ uit de Tweede Golfoorlog van 2003. Je schakelt de luchtafweer uit, daarna kun je bombarderen wat je wil.
Kitzen: „Israël en Iran voerden een luchtoorlog omdat de afstand tussen beide landen te groot is. Maar je ziet dat Israël de Iraanse luchtverdediging met verschillende methoden heeft platgelegd. Ze hebben Iran met commando’s geïnfiltreerd en Iraanse luchtafweersystemen uitgeschakeld met antitank-raketten die op afstand worden afgevuurd, via internet. Daar zie je hoe belangrijk connectiviteit is geworden: het gebruik van communicatiesystemen en internet. Daarbij komt een derde element, dat wij omschrijven als ‘synthetische toepassingen’: de versmelting met robots en kunstmatige intelligentie. De Israëliërs hebben in Iran waarschijnlijk met AI een patroon ontdekt binnen de leiding van de Revolutionaire Garde. Dat patroon hebben ze zodanig beïnvloed dat de generaals bij elkaar kwamen op een plaats en een tijd die bekend was bij de Israëliërs – waarna ze een luchtaanval uitvoerden.”
In de negentiende eeuw wint negen van de tien keer de sterkere mogendheid. Na de Tweede Wereldoorlog wint in 55 procent van de gevallen de zwakkere partij
Kitzen: „Oorlog is echt innovatie. Oekraïne weet deze oorlog vol te houden door steeds te vernieuwen. Ook als het gaat om beïnvloeding van de publieke opinie wereldwijd. Oekraïne bracht al heel snel beelden van het slagveld naar buiten – wat leidde tot meer westerse steun. Wat op het slagveld gebeurt, zie je een paar seconden later op je telefoon. Israël en Oekraïne maakten ook beelden van geheime operaties openbaar via sociale media. Niet alleen om indruk te maken op je tegenstander, maar ook om medestanders te krijgen over de hele wereld.”
Militaire grootmachten kunnen steeds moeilijker winnen van kleinere tegenstanders, constateren jullie in jullie boek.
Sweijs: „Ja, dat wordt gestaafd door de data. In de negentiende eeuw wint negen van de tien keer de sterkere mogendheid. Maar na de Tweede Wereldoorlog zijn die verhoudingen omgedraaid, en wint in 55 procent van de gevallen de zwakkere partij. In de jaren twintig konden de Britten vanuit de lucht heel eenvoudig het Midden-Oosten bombarderen. En kijk nu eens naar wat een kleine partij als de Houthi’s voor problemen kunnen veroorzaken voor de scheepvaart in de Rode Zee.”
Kitzen: „Kleinere partijen moeten innoveren om te overleven. En dat proces wordt aangewakkerd door de verdere verspreiding van technische middelen. Ik las ergens een mooi citaat over de Oekraïense Operatie Spinnenweb, diep in Rusland: ‘Een gemiddelde natuurkunde-klas had dit voor elkaar kunnen krijgen.’ De drones zijn overal verkrijgbaar. Ze werden gewoon via het 4G-netwerk aangestuurd. Met die situatie moeten we de komende jaren leren dealen.”
Waarom lijkt de wereld dan terug te gaan naar grootschalig conflict, als dat niet meer te winnen valt?
Sweijs: „Mensen leren slecht van het verleden, en al helemaal van andermans oorlogen. In dictaturen bereikt de juiste informatie vaak niet de top, daar is vrij veel literatuur over. Maar Oekraïne is natuurlijk niet per se de template voor de oorlog van de toekomst.”
Oekraïne met een granaatwerper, af die gemonteerd op een onbemand grondvoertuig
Foto Stringer TPX/Reuters
De naoorlogse wereldorde was gericht op de idee dat oorlog moest worden uitgebannen. Conflicten zouden we oplossen via de VN. Geen gek idee, als je een oorlog blijkbaar niet meer kunt winnen?
Kitzen: „Een dictator als Poetin kiest toch voor een groot conflict. Een autoritair regime kan allerlei redenen hebben om oorlog te gaan voeren, ook binnenlandse. Wij kunnen ons niet permitteren om daar niets tegenover te kunnen stellen. Om het cliché van stal te halen: als je vrede wil, bereid je dan voor op oorlog.”
Sweijs: „In jullie vraag ligt besloten dat het gebruik van militair geweld altijd tot doel heeft om de tegenstander volledig te verslaan. En inderdaad: slechts één op de vijf oorlogen kent een duidelijke winnaar. Maar het paradigma ‘oorlog is politiek met andere middelen’ betekent óók dat oorlog een instrument kan zijn om je tegenstander pijn te doen, om met gelimiteerd geweld een politiek doel te bereiken. In Nederland beschouwen we oorlog vooral vanuit het juridische en ethische perspectief. Maar het is extreem belangrijk om ook de ándere logica’s in kaart te brengen. Dat strategische denken ontbreekt volledig. Neem de ‘hybride oorlog. Eerst werd er gedaan of dat niet bestond, daarna werd gezegd: het is iets aan de zijlijn, we gaan terug naar het klassieke grootschalige conflict. Maar als je kijkt naar de Russische operaties van de laatste vijf jaar dan zie je die heel sterk veranderen: van cyberaanvallen en desinformatie tot sabotage van vitale infrastructuur.”
Wat doe je daar tegen?
Sweijs: „We moeten meer investeren in situational awareness, zodat we weten wat er gebeurt – op gebied van fysieke en cyberveiligheid, en dus ja, in de AIVD en MIVD. Tegelijkertijd moeten we veel duidelijker zijn tegen tegenstanders over wat echt niet mag. Totale afschrikking in de hybride oorlogsvoering kan niet, maar je kunt wel duidelijker communiceren: als je bompakketjes aan boord van een DHL-vlucht smokkelt, dan is dat voor ons een casus belli.”
Hoe goed zijn we voorbereid op een wereld waarin oorlog weer een reële mogelijkheid is?
Sweijs: „Nadat we dertig jaar onze defensie hebben verwaarloosd moeten we een flinke inhaalslag maken, en dat gebeurt nu ook. Maar het gaat ook om onderwijs. Niet om jongeren te onderwijzen hoe militaire manoeuvres worden uitgevoerd, maar wel hen te leren dat oorlog een realiteit is waar je je op moet voorbereiden. Daar breken we ook een lans voor in ons boek en dat proberen wij ook te doen in ons werk op universiteiten en in lezingen. Zodat je niet meer naar Groot-Brittannië hoeft om strategische studies te volgen.”
Kitzen: „Ik wil hier toch ook even wijzen op het belang van diplomatie en ontwikkelingssamenwerking om oorlog te voorkomen. Rusland en China zijn heel veel invloed aan het krijgen in fragiele gebieden, zoals in Afrika.”
Netanyahu overhandigde in februari 2025 een ‘gouden pieper’, aan Trump, als aandenken aan de pieperaanval op Hezbollah in Libanon in 2024.
Foto handout van het kantoor van de Israëlische premier / AFP
Militairen die wij spreken zeggen: door satellieten, sensoren en geavanceerde radars blijft niets meer verborgen voor de vijand. Is het nog mogelijk voordeel te behalen?
Sweijs: „Als kleine of middelgrote Europese macht kunnen wij nooit doen wat Rusland in Oekraïne doet: telkens nieuwe mankracht ertegenaan gooien om een doorbraak te forceren. Maar je kunt, relatief goedkoop, investeren in miljoenen drones, in sensoren op allerlei niveau’s, luchtafweersystemen en in elektronische oorlogsvoering.”
Kitzen: „Het gaat erom dat je plaatselijk en tijdelijk een bubbel creëert waarin de tegenstander niet kan meekijken en niet ongestraft met drones kan opereren. Dan pas kun je de impasse op het slagveld doorbreken. Daar wordt nu enorm veel onderzoek naar gedaan. Bijvoorbeeld naar lasers om drones uit de lucht te schieten. Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog gebruikten de Duitsers stoottroepen, kleine gespecialiseerde eenheden, om de impasse in de loopgraven te doorbreken. Tijdens de Keizersslag van 1918 was dat bijna gelukt. Uiteindelijk zorgden tanks en vliegtuigen voor de doorbraak en de terugkeer van de bewegingsoorlog tijdens de Tweede Wereldoorlog.”
Er is nu enorm veel geld voor defensie. Moeten we dat nog investeren in dure tanks, die je met een drone van een paar duizend euro opblaast?
Sweijs: „Er is een reden waarom we op wapensystemen als tanks vertrouwen, want die hebben in het verleden hun waarde bewezen. Die kun je niet zomaar wegzetten als ouderwets, maar die zullen wel moeten kunnen overleven op het slagveld, bijvoorbeeld door ‘digitale’ camouflage.”
Lees ook
Deze boeken werpen een ontluisterend licht op de toekomstfantasieën van de tech-miljardairs
Is het niet slimmer om drone-eenheden op te richten?
Sweijs: „Jazeker. Je kunt eenheden maken waarin een paar operators een groot aantal drones aansturen, aangevuld met robots en andere onbemenste systemen, die voor een deel worden aangestuurd door AI – binnen de kaders van het oorlogsrecht.”
Kitzen: „Iedereen worstelt daar nu mee. In België hebben ze een speciaal dronebataljon opgericht. Maar het is misschien beter om ze te verdelen over de gewone eenheden. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden eerst aparte mitrailleur-regimenten in het leven geroepen, daarna kreeg elke eenheid machinegeweren. Ik denk dat het gevaarlijk is alleen maar vanuit oude structuren te redeneren.”
Wat is de overeenkomst tussen twee recente rampen: het dak van een bedrijfspand in Winterswijk dat in juni instortte, wonderwel zonder slachtoffers, en de treinramp in Zuid-Duitsland eind juli, waarbij drie doden en 41 gewonden vielen? De gebeurtenissen kennen een gemene deler: klimaatverandering. Het ongeluk in Duitsland komt – hoogstwaarschijnlijk – door een aardverschuiving, als gevolg van zware regenval, die op zijn beurt een gevolg is van de opwarming van de aarde. Het noodweer in Winterswijk volgde op twee dagen van extreme hitte. Het leidde tot grote schade: ondergelopen straten en omgewaaide bomen die op huizen, wegen en het spoor terechtkwamen.
Berichten over de gevolgen van de opwarming van de aarde worden steeds repetitiever – en tegelijk steeds alarmerender. Ze tonen hoe groot de menselijke én materiële schade kan zijn. Dit jaar is de gemiddelde temperatuur van de Middellandse Zee in juni hoger dan ooit eerder gemeten. Dat warme zeewater bedreigt ecosystemen onder water en is een aanjager van extreem weer op land. Hittegolven op zee duren bovendien langer dan op land, omdat water langzamer afkoelt dan lucht.
Of neem Turkije, waar nooit eerder zo vroeg in het jaar al zo veel natuurbranden voorkwamen, en zo dicht bij bevolkt gebied. In het zuidoosten van dat land werd een hitterecord gemeten van 50,5 graden. En dan de Duitse grensstreek: begin juli vielen daar hagelstenen zo groot als tennisballen, na dagen van hitte met als piek het hitterecord van 40,7 graden in het Hürtgenwald.
Is het gewenning, dat deze gebeurtenissen nauwelijks meer alarmbellen doen rinkelen? Zijn burgers murw geslagen, door uitblijvende actie van politici om werk te maken van een leefbare planeet? Kan het zittende regeringen met daadwerkelijke macht echt niets schelen welke wereld ze voor hun nazaten achterlaten?
Want dat valt op: klimaatdoelen worden afgezwakt. Zo kondigde de EU begin juli aan dat CO2-reductie ook buiten Europa mag worden behaald via zogeheten carbon credits. In Nederland wordt eerder ingezet klimaatbeleid, zoals de groene industriepolitiek, stilletjes teruggedraaid. Het leidt er zelfs toe dat betrokken burgers zich afwenden. Jongeren, die eerder juist bezorgder waren over het klimaat, maakten dit jaar minder duurzame keuzes dan een jaar eerder.
Toch zijn er, te midden van zoveel somber stemmende berichten, ook lichtpuntjes. Op 23 juli publiceerde het Internationaal Gerechtshof een historisch advies. Vijftien rechters oordeelden unaniem dat landen onder internationaal recht verplicht zijn klimaatverandering aan te pakken en dat burgers recht hebben op een schone, gezonde en duurzame leefomgeving. Dat geldt volgens het Gerechtshof ook voor landen die het akkoord van Parijs – of andere klimaatakkoorden – niet hebben ondertekend.
Die verplichtingen gaan over het beperken van uitstoot (mitigatie), het aanpassen aan veranderende omstandigheden (adaptatie), het voorkomen van ernstige schade aan mens en natuur, én het waar mogelijk herstellen van al aangerichte schade. Het advies is niet bindend, maar juristen verwachten dat het veel gewicht zal krijgen, zowel juridisch als politiek, omdat het Internationaal Gerechtshof het hoogste gerechtshof van de VN is – waardoor het automatisch door alle 193 leden wordt erkend.
Interessant is dat het jonge mensen waren die deze zaak aan het rollen kregen. Studenten uit de kleine eilandstaat Vanuatu, die ernstig wordt bedreigd door een stijgende zeespiegel en andere gevolgen van klimaatverandering, kwamen in 2019 met het idee om het Internationaal Gerechtshof advies te vragen over de toepassing van internationaal recht bij klimaatverandering. Het perspectief van die jonge mensen, hun toekomst en die van toekomstige generaties, is zes jaar later nadrukkelijk meegenomen in het advies.
Regeringen wereldwijd zouden daar een voorbeeld aan moeten nemen. De feiten over klimaatverandering zijn bekend. Die voltrekt zich en is voorlopig onomkeerbaar. Wie het belang van de lange termijn nog altijd niet wil erkennen, kan echt niet meer met goed fatsoen zeggen het algemeen belang te dienen. Want dat ís de leefbaarheid van onze wereld. Welke politieke ideologie een politicus ook aanhangt.
Ondanks het repetitieve karakter van ook deze oproep blijft de betekenis ervan staan. Iedereen met enige vorm van macht of invloed: treed op. Laat je niet uit het veld slaan als je denkt dat je die invloed niet hebt – zie ook de overwinning die de groep Vanuatuaanse studenten wist te bereiken. De schade van klimaatverandering zal alleen maar toenemen. Op termijn treft die ons allemaal.