Een brief aan Barbie, de onbereikbare vrouw uit mijn jeugd

Foto Getty Images

Beste/ lieve Barbie Twee generaties Barbie-liefhebbers schreven een brief aan de pop uit hun jeugd: ‘Barbie, ik wilde je, maar ik mocht he niet,’ schrijft ‘Barbie, ik wil jouw zorgeloze mindset,’ schrijft

Beste Barbie,

Mijn moeder mocht jou niet. Wat zeg ik: geen van de moeders in mijn omgeving mocht jou. Dat bespraken ze niet onderling – ze stonden niet op de barricaden, ze zouden aarzelen om zichzelf hardop ‘feminist’ te noemen en hun stijl van opvoeden was die van de onvolprezen liefdevolle verwaarlozing, maar jegens jou voelden ze een intuïtieve aversie. „Nep”, was het meest gebruikte argument, „een eng mens”, „veel te Amerikaans”. Bovendien was je duur. Voor ons geen Barbie in de schoen of onder de boom dus, en zelf voor je sparen zou eindeloos hebben geduurd.

Toch was je overal. Je hard-roze, goudblonde beeltenis sijpelde door in de dikke speelgoedgidsen die in de aanloop naar de verrukkelijke decembermaand op de mat ploften, je twinkelde in tv-reclames vol kirrende, slecht nagesynchroniseerde meisjesstemmen: „Ooo, zij is zó gewéldig!” Iedereen kende wel iemand die Barbies had, of ten minste eentje – maar die waren vaak al gekortwiekt of gemutileerd. Barbie kapotmaken was deel van de ongeschreven afspraak, net als jou laten schijn-wippen met Ken. Jou oprecht de liefde verklaren deed haast niemand.

Heel anders ging het bij mijn nichtje M. Zij woonde in een andere stad, mijn zusje en ik zagen haar eens in de paar maanden, en bij die bezoeken glipten we zo gauw het kon naar haar kamer aan het eind van de gang, waar iets heel erg prachtigs stond te wachten: een Barbiehuis. Ver verwijderd van sceptische ouders, stiefbroers en klasgenoten konden we ons daar urenlang uitleven.

Het was niet eens het echte Barbie Droomhuis; het meer dan metershoge poppenhuis van mijn nichtje was getimmerd door een kennis van haar ouders, mijn tante had de gordijntjes en lampjes en meubeltjes gemaakt. Maar het was schitterend. Het werd bewoond door zes Barbies, één Skipper (het zusje), één Darci (een Barbie-look-alike met soepeler ledematen), één Sindy (de Britse concurrent die onze moeders er ‘natuurlijker’ vonden uitzien) en één Esther-van-de-Dolly-Dots-pop. Voor de ingang stond een Sindy-auto waar Barbie ook prima inpaste, en o ja, voegt mijn nicht na deze moeiteloze opsomming dertig jaar na dato nog toe, ze had ook een paar Kens. Gek, die kan ik me niet herinneren.

Met de middelbare school kwam de speelschaamte, onze interesses verschoven en de Barbies verdwenen naar zolder of kelder of kringloopwinkel, wachtend op een volgende generatie. We vergaten je een beetje. Maar helemaal weg was je nooit.

Jaren later, ik was inmiddels veranderd in een ernstige letterenstudent, kreeg ik tijdens een zomervakantie op Corfu opeens jouw naam toebedeeld: „Barrrrbie”, uitgesproken met een rollende ‘r’ en een naar beneden afbuigende ‘a’. „Bàrrrbie”. Zo ik al gevleid was – de spreker rekende kennelijk buiten jouw pronte voorportaal – verdween dat al snel, want hij blééf het zeggen. En het klonk als een verwijt.

Want wat zag hij voor zich, het Zuid-Italiaanse ventje met verraderlijk mooie ogen dat het levensritme van zijn vriendenroedel met vanzelfsprekend gezag dicteerde? Hij zag een popje: blond, slank en stil. Maar het popje gedroeg zich niet. Barrrbie wilde niet meedoen. Zij probeerde met kopjes koffie en lang in de verte staren een stoffig studiejaar van zich af te spoelen en wilde van groepsdwang niets weten. Dat irriteerde hem, het bracht hem in de war. En zij begreep opeens de connotatie van het B-woord voor een macho zoals hij: een accessoire, zonder eigen wil.

In het souterrain van de H&M staan een broertje en een zusje te stoeien – de rij voor de kassa is lang, mama is voorlopig niet aan de beurt en het is hier zo warm dat de puf voor ouderlijk toezicht ontbreekt. Broer en zus – hij is ouder, ik gok dat ze vier en twee zijn – zijn bijna identiek gekapt en gekleed: kort donker haar, T-shirtje, halflange stoere broek, rubberen sandalen. Broer hoest als een hond en neemt zusje in de ene na de andere houdgreep („Ruik dit. Nu.”), totdat zij zich opeens loswurmt en halt houdt bij een hoog schap, vlak naast de kassa. Alles daar is roze, alles glittert en twinkelt en lonkt. Barbie. Barbie rugtasjes, Barbie drinkbekers met een roze rietje. Het meisje reikt omhoog en schept het moois denkbeeldig in haar schort. „Babbie”, prevelt ze. Haar broer haalt zijn schouders op en loopt verder. „Ammaal ammaal Babbie.” Ze is eindelijk even alleen, en vrij.

Volgens mij is dit de kern van de zaak, beste Barbs. Zelf heb jij geen kwaad in de zin. Jij kunt er ook niets aan doen dat je met een wespentaille en een bevroren glimlach ter wereld kwam; niemand kiest zijn eigen uiterlijk. Meisjes (én sommige jongetjes) vinden je lief en mooi en vertrouwen je met heel hun hart: je bent hun vriendin, hun aankleedpop en hun canvas, precies zoals je geestelijk moeder Ruth Handler het in 1959 voor ogen stond.

Eenmaal opgegroeid betreden deze dromerige kinderen alsnog het mijnenveld waar hun moeders ze voor hadden willen behoeden. Een rijbewijs is niet in een dag gehaald, een droomhuis blijkt onbetaalbaar, Ken is opeens nogal veeleisend. Zelftwijfel doet zijn intrede, keuzestress, liefdesverdriet. En of ze nu op jou lijken of niet, aan hun uiterlijk en postuur blijken maatschappelijke oordelen te kleven waar ze als kind geen weet van hadden.

Maar valt jou dat allemaal aan te rekenen, Barbie? Je bent niet echt; je bent een pop. Jouw wereld was een droom, een veilige haven. Daar voerden we zelf de regie.

Hartelijke groet,
Sandra Heerma van Voss


Lieve Barbie,

Ik moet je wat bekennen. Als ik nu als zesentwintigjarige vrouw terugdenk aan de momenten waarop ik je vasthield in mijn spelende kinderhanden, opent er in mijn geheugen een laatje met daarin een roze droomwereld vol plezier. Ondanks dat je behuizing een plastic manifestatie is van dunheid, blondheid en vertekende schoonheid, was je in mijn kleine handen een sleutel naar een zorgeloze plek waar alles lekker simpel, mooi en leuk mocht zijn. Met je plastic attributen en poppenhuizen leerde ik te genieten van de simpelste bezigheden.

Samen teleporteerden we naar een warm vakantieoord met zwembaden of relaxten we in een van je villa’s. Ik bewonderde je kleertjes en schoentjes; vlocht je plastic haar in; beet in je om te kijken of mijn tandafdruk langzaam wegtrok – net als op mijn mensenhuid gebeurde.

Of ik op je heb willen lijken als kind? Welnee. Jij was een plastic speelgoedpop en ik een meisje van vlees en bloed. Wist ik veel dat je slanke, lange benen, die ik op soepstengels vond lijken, begeerd werden in de grotemensenwereld. Jij moest eerder lijken op mij en alle personages in wier huid ik kroop in mijn fantasieën. We gingen naar de Noordpool voor een levensgevaarlijke overlevingstocht; waren een FBI-agent op een geheime missie; leden schipbreuk als Catwoman (van de bioscoopfilm uit 2004 met Halle Berry).

Onze relatie werd ingewikkelder naarmate ik ouder werd. Die roze wolk waarop we zaten, werd te klein voor me. Mijn emoties werden complexer en mijn inzichten breder. Ik had meer prikkels nodig, en die vond ik op internet. Ik was een jaar of zes toen het eerste wat ik leerde typen op de computer www.barbie.com was. Daarop kon ik je laten dansen op het ijs in mijn zelfontworpen show en eindeloos opmaken en aankleden.

Niet veel later besloot ik dat ik definitief klaar was met je – als pop. Op mijn zevende bracht mijn moeder me naar de kapper voor een knipbeurt. Mijn haren hingen over mijn heupen en waren nog nooit in contact gekomen met een schaar. Ik weet niet welk kapsel ik had verwacht, maar toen ik zag dat ik een bob had gekregen, was ik zo kwaad dat ik thuis plukjes van mijn haar vanaf mijn hoofdhuid afknipte met een knutselschaar. Ik was nog steeds niet uitgeraasd. Ik verzamelde alle poppen die ik van je had en knipte ook al hun haren eraf. Ik deed alles in een boterhamzakje en spoelde het door de wc. Ik heb me toen voor het eerst niet mooi gevoeld. Voor het eerst had ik een besef van mijn zelfbeeld. En nu jij ook niet meer mooi was, was het over met de pret.

Toen ik in de zomer van 2022 voor het eerst de beelden van de nieuwe Barbie-film met Margot Robbie als jou zag, sloeg het laatje in mijn geheugen met de roze droomwereld erin weer open. Ik werd overweldigd door een nostalgisch verlangen naar het plezier dat ik met je beleefde. De haren van mijn Barbies waren niet terug gegroeid, maar die van mij wel. Ik besloot mijn zelfbeeld een dopamineshot te geven door mijn kledingkast te vullen met de attributen die ik ooit als klein meisje zo had bewonderd: roze outfits, neppe diamanten sieraden, hoge platformhakken en velours pakjes brachten me weer op die roze wolk van ons.

Je plastic schijnwereld is een begeerd vakantieoord voor veel meer mensen uit Generatie Z. Sinds een aantal jaar omarmen steeds meer jonge vrouwen op TikTok een specifieke stijl waarvan het motto ‘less thoughts, more vibes’ is: de esthetiek genaamd #bimbocore. Hiermee verwerpt Gen Z het idee van een ‘dom blondje’ door het ironisch te belichamen.

In The Guardian wordt de beroemde TikTokker Chrissy Chlapecka naar voren geschoven als voorvechter van de huidige bimbofication-beweging. Met een groot blond kapsel, roze bikini en diamanten oorringen spreekt ze haar vijf miljoen volgers op het platform aan met een babystemmetje. Ze snijdt onderwerpen aan als grensoverschrijdend gedrag en mentale gezondheid. „Een bimbo zijn draait om zelfliefde. Niemand mag je respectloos benaderen, ongeacht wat je draagt”, geeft ze mee als advies in een van haar filmpjes.

Chlapecka is een reactie op een decennium #girlboss-feminisme op internet, dat benadrukt dat vrouwen hardwerkend en intelligent zijn. Nu mogen vrouwen daarnaast ook weer lekker ordinair knap en uitzinnig zijn, zonder dat dat iets zegt over hun intellectuele capaciteiten.

Bimbo, domblondje, domme Barbie, onze taal heeft genoeg gezegden om vrouwen die op jou willen lijken weg te zetten als seksueel aantrekkelijk maar dom. Maar nu is het scheldwoord ‘Bimbo’ door jongeren geadopteerd als geuzennaam en metafoor voor een nieuw soort feminisme en zelfliefde.

Dus lieve Barbie, ik wil toch wél op je lijken. En dan zijn het niet je lichamelijke kenmerken die ik begeer, want als Turks-Nederlandse vrouw met korte benen en donker haar onder haar hijab wordt dat nog een uitdaging. Nee, ik wil jouw zorgeloze mindset. Ik wil even content zijn met de simpelste dingen zoals mooie kleding en schattige spulletjes. En eigenlijk zit schuilt in ons allemaal wel een Barbie – in de vorm van microplastics.

I’m a Barbie girl, in a Barbie world, ook als het land wordt gestort in politieke onzekerheid na nog een kabinetsval en de aankondiging van het vertrek van Mark Rutte. Oorlog in Oekraïne, aardbeving in Turkije en Syrië, inflatie en klimaatcrisis: een gevoel van onmacht komt over me heen als een lawine. En terwijl ik naar de afgrond ski in mijn roze velours Juicy Couture-pak zing ik argeloos „Come on Barbie, let’s go party” om het aanstormende geluid te overstemmen.

Groetjes,
Süeda Isik