Een bouwcontract is niet altijd muurvast

Economie & recht Corona en de oorlog in Oekraïne leiden in de bouw tot extreme kostenstijgingen. Contracten zijn daar vaak niet op berekend. Wanneer mogen bouwers hogere prijzen doorberekenen?


Illustratie Sophie van de Mars

De zaak

Een fabrikant van staalconstructies kreeg te maken met sterk gestegen staalprijzen. Daarom vroeg hij vorig jaar oktober de rechter of hij die mocht doorberekenen aan de klant, een chocoladefabriek die een nieuwe vestiging bouwde. In het contract was een ‘prijsvastbeding’ opgenomen, dat de prijs vanaf het sluiten van het contract vastzette tot het eind van de werkzaamheden. Maar de wet zegt ook dat de rechter bij bepaalde „kostenverhogende omstandigheden” of extreme „onvoorziene omstandigheden” het contract achteraf kan aanpassen, of zelfs ontbinden. En voor aanpassing was hier volgens de staalfabrikant alle reden.

De uitspraak: Afgewezen

De staalfabrikant had volgens de rechter moeten begrijpen dat de klant het risico van prijsstijgingen wilde uitsluiten. Gezien de eigen ervaring met grondstoffeninkoop had de leiding van de chocoladefabriek duidelijk gemaakt per se een vaste prijs te willen. En voor de bouw was wel een startdatum afgesproken, maar niet dat dan het prijsvastbeding zou ingaan – wat de staalfabrikant had betoogd. Kortom: hij moest het staal leveren tegen de prijs die gold toen het contract werd getekend.

Het commentaar

Bouwers en fabrikanten hebben al sinds de coronapandemie te maken met extreme kostenstijgingen en langere levertijden. Sinds de oorlog in Oekraïne fluctueren materiaalkosten en energieprijzen met tientallen procenten, met discussies en conflicten tot gevolg.

„De prijzen en levertijden zijn al meer dan een jaar het gesprek van de dag”, zegt bouwrechtadvocaat Rob Bleeker. „Aannemers moeten vaak vaste prijzen opgeven aan hun opdrachtgevers en hebben dus geen flauw idee meer wat het ze straks werkelijk gaat kosten.”

Veel contracten in de bouw worden al gesloten lang voordat projecten worden uitgevoerd. Meestal staat er dan in dat de UAV-voorwaarden van toepassing zijn, de Uniforme administratieve voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken. In die voorwaarden staat ook hoe om te gaan met plotselinge veranderingen. Alleen wordt juist dit onderdeel vaak weer uit de contracten geschrapt.

In augustus vorig jaar besliste de Raad van Arbitrage in bouwgeschillen in een andere zaak dat door de oorlog in Oekraïne in beginsel „een extreme onvoorziene wijziging van omstandigheden” was ontstaan. Daardoor hoefde de betrokken aannemer de overeenkomst niet ongewijzigd uit te voeren.

Dat oordeel van de arbiters zien juristen als een principiële beslissing, maar net als voor de gewone rechter is voor de arbiter doorslaggevend wat de concrete omstandigheden van de zaak zijn, en de precieze inrichting van het contract. Die bepalen namelijk wat aannemer en opdrachtgever „in redelijkheid van elkaar mogen verwachten”.

Bouwrechtadvocaten Lotte Blum en Liz Braz zien in de rechtspraak „een zekere lijn terugkomen” dat in de bouw prijsstijgingen boven de 20 procent in z’n algemeenheid niet langer „slechts voor rekening van één contractpartij dienen te komen”. Of dat ook geldt voor de gevolgen van de oorlog in Oekraïne kunnen ze echter niet zeggen. Volgens hen zal, bij afgesproken vaste prijzen of als op voorhand risico’s zijn afgekocht, de lat voor de bouwer hoger liggen om te bewijzen dat sprake is van een onvoorziene omstandigheid.

Ten tijde van corona losten overheden problemen met hun bouwopdrachten niet op met ingewikkelde nieuwe contracten of regels, zegt Aslan Vos, hoofd juridische zaken van bouwbedrijf Volker Wessels, divisie Infra. Ze keken volgens hem naar wat „redelijk en billijk” was. „Nu zijn die bouwers meer afhankelijk van de bereidheid van zo’n overheid om bijvoorbeeld een passende indexeringsregeling af te spreken.”

Maar er zijn nieuwe ontwikkelingen. Vorige maand spraken twee grote opdrachtgevers van infrastructuurprojecten, Rijkswaterstaat en ProRail, met vier bouworganisaties af dat voor hun projecten indexeringsregelingen móéten worden opgesteld. En dat de UAV-regeling weer integraal gebruikt kan worden.

Toch gelden daarbij ongeveer dezelfde eisen als die de rechter stelt bij gevallen waarin onvoorziene omstandigheden spelen. Vos: „En bij contracten die na het begin van de oorlog in Oekraïne zonder speciale regeling zijn afgesloten, is de rechter naar verwachting terughoudend.”

De rechter in Nederland is altíjd terughoudend, aldus advocaat Bleeker. Het uitgangspunt is contractvrijheid: je bent vrij om te kiezen wat je in het contract afspreekt, en daar moet je je dan ook aan houden. Maar volgens Bleeker zijn in de bouw „de marges dun, worden de contracten vaak door de opdrachtgever opgesteld, en hebben de ondernemingen de klanten niet altijd voor het uitkiezen”.

De Raad van Arbitrage in bouwgeschillen heeft enkele keren als vuistregel voor doorberekening van een onvoorziene prijsstijging een grens gesteld van 5 procent van de hele aanneemsom. Daarboven zou het mogen. Bleeker vindt doorberekening al opportuun als de totale kosten met 1 procent stijgen. Daarnaast pleit hij voor opdeling van het contract: als de prijs in een compartiment meer dan 10 procent stijgt, zouden aannemers dat mogen doorberekenen. Alles onder de 10 procent is dan ondernemersrisico.

Nu nog even zien of arbiters en rechters daarin meegaan.