N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Muziek in Aleppo Dramaturg Willem Bruls deed uitgebreid onderzoek naar de muziekcultuur van Aleppo. Zijn nieuwe boek, ‘Een zucht van Aleppo’ gaat over oude muzikale tradities, maar ook over de verwoestingen die Assads oorlog heeft aangericht.
Begin deze eeuw viel dramaturg en schrijver Willem Bruls als een blok voor Aleppo. Hij reisde door het Midden-Oosten om onderzoek te doen voor een boek over oriëntalisme in de opera. „Alle plekken die ik bezocht waren mooi, maar Aleppo was buitengewoon,” zegt Bruls (1963) aan de telefoon. Hij raakte gefascineerd door de Aleppijnse muziekcultuur en maakte er voor de VPRO een radioserie over. In 2021 ging hij terug naar de door oorlog verwoeste stad, op zoek naar de musici die hij destijds heeft leren kennen. Donderdag presenteert Bruls bij podium MAQAM in Amsterdam zijn nieuwe boek: Een zucht van Aleppo.
Niet-Europese kunst en literatuur hadden al lang zijn belangstelling, vertelt Bruls. „Deels was dat het ‘kruistochtengevoel’ dat ik als kind had, op zoek naar het exotische en de schoonheid van ‘het andere’. Maar ik raakte gegrepen door de koorzang die ik in Aleppo hoorde, de verwevenheid van de muzikale en spirituele tradities, de openheid waarmee ik werd ontvangen.” Met voelbaar enthousiasme beschrijft hij zijn ontmoetingen met kleurrijke personages, zoals de openlijk homoseksuele winkeleigenaar Sebastian die op straat Oscar Wilde citeert. Of zijn bezoek aan het psychiatrisch ziekenhuis Bimaristan-al-Arghuni, waar al in de veertiende eeuw patiënten met muziektherapie behandeld werden.
Bruls noemt het weerzien met de stad „een klap in het gezicht”: gedurende het hoogtepunt van Assads oorlog, tussen 2012 en 2017, zijn talloze gebouwen in puin gelegd. „Maar ik trof heel andere verhalen aan dan ik verwacht had. Mensen waren beledigd dat ik het er gevaarlijk vond. Het was in hun ogen een gewone stad, en bovendien was het veel erger geweest. Heel Aleppo was gebombardeerd, zeiden ze. Óók het door Assad gecontroleerde deel van de stad. Maar dat had het westen niet willen zien, zeiden ze: ík was de geïndoctrineerde.”
Schril contrast
Ook voor de lezer van het boek voelt het slothoofdstuk als een klap in het gezicht. In de goed gedocumenteerde eerdere hoofdstukken heeft Bruls de geschiedenis van Aleppo – een van de oudste continu bewoonde steden ter wereld – uit de doeken gedaan en de vele dwarsverbanden en kruisbestuivingen van de joodse, christelijke en islamitische muziektradities uitgevlooid. Het Aleppo uit de jaren 2000 tot 2002, wanneer Bruls de stad veelvuldig bezoekt, wekt de indruk van een bruisende smeltkroes van culturen, waar iedereen Arabisch-Andalusische mûwashshah liederen kent en musici elkaars traditie waarderen.
Het staat in schril contrast met de stad die hij in 2021 aantreft. Met zijn gids, de jonge cultureel ondernemer Antoine Makdis, heeft Bruls een haat-liefdeverhouding die een overlevingsmeganisme van de Aleppijnen blootlegt: „Antoine verweet mij dat ik geen idee had van wat er werkelijk gebeurd was, dat ik vooringenomen was. Dat bemerkte ik bij ook bij andere respondenten. Ergens wisten ze wel dat ze in een verschrikkelijk systeem leven, dat er verschrikkelijke dingen zijn gebeurd, maar hoe moet je dat aan jezelf toegeven?”
Makdis nam Bruls mee naar concerten en poëzieclubs om te laten zien dat het culturele leven nog wel degelijk bestond. „Antoine was erg beledigd dat ik er voetstoots van uitging dat het bij die bijeenkomsten om selecte groepjes bezoekers ging. Dan somde hij hun beroepen en gezindten op en zei: kijk, wij zijn nog stééds divers, we gaan allemaal met elkaar om. Daar had Antoine gelijk in. Maar feit is wel dat de helft van de bevolking er niet meer is, dood of gevlucht. De soennitische meerderheid is sterk uitgedund. En alleen de rijkeren kunnen zulke evenementen bezoeken. De kwaliteit van de interactie tussen bevolkingsgroepen is misschien niet veranderd, maar wel de kwantiteit.”
Naar aanleiding van zijn boek organiseert Bruls in het voorjaar volgend jaar samen met dirigent Leonard Evers een tournee met koor Cappella Amsterdam, waarin Aleppijnse muziek centraal staat. Twee componisten in ballingschap, Nouri Iskandar en Fawaz Baker, schrijven speciaal daarvoor nieuwe muziek. Bruls: „Het is belangrijk om vooruit te kijken. De levende muziektraditie van Aleppo bestaat nog steeds, maar nu in diaspora.”