Echt onverwacht kwam het niet: het decreet van Donald Trump dat transgender vrouwen moet weren uit sportcompetities voor vrouwen. „Met dit decreet is de oorlog tegen vrouwensport beëindigd”, zei de Amerikaanse president woensdag in de Oval Office, waar hij werd omringd door tientallen vrouwen en jonge meisjes in sportuniformen.
De titel van het stuk waar hij zijn handtekening onder zette: Keeping Men Out of Women’s Sports. Een functionaris van het Witte Huis zei dat „als je vrouwensporten wilt hebben, als je vrouwen kansen wilt bieden, dan moeten ze even veilig, even eerlijk en even privé zijn, en dat betekent dat je vrouwensporten voor vrouwen wilt behouden”.
Trump lost met zijn decreet niet alleen een verkiezingsbelofte in, hij wil ook de internationale sportgemeenschap van zijn gelijk overtuigen. Met de Olympische Spelen van 2028 in Los Angeles in aantocht, wil Trump alle visumaanvragen tegenhouden van „mannen die op frauduleuze wijze de VS binnenkomen door zich te identificeren als vrouwelijke sporter”.
Hij gaat ook druk zetten op het Internationaal Olympisch Comité, dat nationale sportbonden nu nog laat beslissen of transgender vrouwen mogen deelnemen aan vrouwencompetities. Het beleid van bonden verschilt, maar de laatste jaren zie je wel een verschuiving. Zo bepaalde atletiekbond World Athletics in 2023 dat transgender atleten die de puberteit als man hebben doorgemaakt, niet meer mogen deelnemen aan internationale vrouwenwedstrijden. Tot dan toe mochten zij meedoen als hun testosteronwaarden onder een bepaald niveau bleven.
Ook de testosteronlimiet voor intersekse atleten werd door World Athletics aangescherpt. Een groep die Trump vooralsnog ongemoeid laat, al zou het mij niet verbazen als het tot een tweeluik komt, want het thema ‘sekse en gender’ blijkt zeer populair onder zijn kiezers. Naar aanleiding van Trumps decreet memoreerde CNN dat hij verrast was over het gejuich tijdens een van zijn optredens in 2022. Tegen de adviezen van zijn adviseurs in was hij over transgendersporters begonnen. Maar kijk eens wat een enthousiasme, zei hij. „Het is krankzinnig.”
Ik zou hier een verhandeling kunnen houden over wetenschappers die de vraag probeerden te beantwoorden of transgender sporters (zoals de Nieuw-Zeelandse gewichtheffer Laurel Hubbard) en intersekse sporters (zoals de Zuid-Afrikaanse hardloopster Caster Semenya) sportief voordeel hebben ten opzichte van vrouwen van wie het geboortegeslacht overeenkomt met hun genderidentiteit. Het moeilijke is dat studies over deze thematiek elkaar tegenspreken, en dat sportfederaties selectief shoppen uit resultaten bij de vorming van nieuw beleid. Daarom leek het mij nuttig een recent verschenen boek te bespreken dat bij sommige lezers wrevel zal wekken, maar zonder meer tot nadenken stemt: Open Play, van de Britse filosoof Stephen Mumford en Sheree Bekker, universitair hoofddocent aan de afdeling Gezondheid van de Universiteit van Bath.
Dat ze wrevel wekken hebben de auteurs ingecalculeerd en dat benoemen ze, heel slim, in het boek. Zo van: u denkt nu vast ‘waar gaat dit heen’, maar haal even diep adem en probeer u open te stellen. Voor wat? Voor het idee dat vrouwensport een patriarchale uitvinding is, ontsproten aan het brein van mannelijke sportbestuurders. We moeten af van de categorieën jongens/mannen en meisjes/vrouwen, schrijven ze, en toe naar sport. Punt. „Vrouwensport bestaat niet als categorie omdat vrouwen niet winnen en niet kunnen winnen overall, maar omdat ze dat wél doen.”
Ik geef toe dat ik als auteur van een rubriek over vrouwensport even moest slikken. Maar ik raakte gefascineerd door de voorbeelden van vrouwen die – met succes – tegen mannen uitkwamen in een tijd dat dat nog kon. Zoals Virne Beatrice ‘Jackie’ Mitchell Gilbert, een Amerikaanse honkbalster die in de jaren dertig werd gecontracteerd door de Chattanooga Lookouts, een mannenhonkbalteam. Jackie deed het zó goed tegen mannelijke sterren als Babe Ruth en Lou Gehrig, dat haar contract na klachten werd beëindigd omdat de sport „te zwaar” zou zijn voor vrouwen. Niet veel later werden vrouwen geweerd uit de Major League Baseball (tot 1993).
Van meer recente datum is het voorbeeld van de Chinese Zhang Shan, gespecialiseerd in kleiduiven skeet. In 1992, bij de Olympische Spelen in Barcelona, maakte ze deel uit van het Chinese team. Ze was een van zeven vrouwen in een deelnemersveld van zestig. Zhang won niet alleen goud, maar evenaarde ook het wereldrecord. Het was meteen haar laatste olympische optreden, want bij de volgende Spelen was er nog maar één event, en daaraan mochten geen vrouwen meedoen.
En dan de Braziliaanse surfer Maya Gabeir, die tijdens een toernooi in Portugal, in 2020, op een ruim 22 meter hoge golf surfte, ruim een meter hoger dan de beste man, Kai Lenny. Terwijl zijn prestatie meteen de boeken in ging, werd de hare aan een lang onderzoek onderworpen. Toen erkenning alsnog volgde, benadrukte de World Surf League dat Gabeir had gewonnen bij de vrouwen, terwijl mannen en vrouwen tot dan toe nooit apart beoordeeld waren, schrijven Mumford en Bekker.
Ik vraag hoe open play er wat hen betreft uitziet. Iedereen op één hoop, ongeacht chromosomen, testosteron en andere meetmethoden? „Uiteindelijk wel”, zeggen ze. Door de seksen in sport strikt te scheiden, worden de verschillen tussen de seksen overdreven, ook omdat mannen veel meer middelen, geld, aandacht en prijzengeld krijgen dan vrouwen, die bewust klein worden gehouden. Zonder die „benadeling”, zeggen ze, zouden vrouwen veel verder zijn geweest en daarom verdienen ze op z’n minst dezelfde middelen als mannen, maar misschien zelfs wel een bepaalde periode méér.
Ik moet denken aan het nieuws van Fox deze week: drie voormalige zwemsters van de universiteit van Pennsylvania stappen naar de rechter omdat ze zeggen benadeeld en getraumatiseerd te zijn door Lia Thomas, een transvrouw die deel uitmaakte van hun universiteitsteam. Door die rechtszaak en het decreet van Trump zijn de voorstellen van Mumford en Bekker een stuk minder reëel.
