De Franco-Belgische stripcultuur – die zijn oorsprong vond in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw – staat niet bekend om zijn vernieuwingsdrift. In plaats van nieuwe wegen in te slaan, blijft men liever steken in het steeds opnieuw uitvinden van oude reeksen, in de ijdele hoop er een nieuw en vooral jonger publiek mee te bereiken. Oude series als Blake en Mortimer, Roodbaard en Robbedoes & Kwabbernoot worden gerevampt en door andere tekenaars voortgezet. Ook Guust moest er onlangs aan geloven. Deze spin-offs stijgen zelden boven het origineel uit, vooral omdat de creatieve erfenis van de oorspronkelijke maker als een loden last op de schouders van de herbewerkers drukt.
De aankondiging dat er een nieuwe strip zou verschijnen met de Marsupilami, het olijke buideldier met extreem lange staart uit de Robbedoes & Kwabbernoot-strip, leidde daarom niet meteen tot veel enthousiasme. Toen duidelijk werd wie ermee aan de slag gingen, veranderde dat. Zidrou (Bloesems in de herfst, Shi, Mooie zomers) schreef het scenario, Frank Pé (die zijn werk signeert met alleen zijn voornaam) zette zich aan het tekenwerk. Hun samenwerking is perfect, in de zin dat Zidrou alle voorkeuren van Frank keurig in het verhaal heeft verwerkt. Het is een cadeau, voor tekenaar én lezer: Frank mag eindeloos dieren tekenen en zich verliezen in architectonische hoogstandjes (het Hortahuis aan de Zandstraat in Brussel, waar nu het Belgisch Stripmuseum is gevestigd, is prominent in het verhaal aanwezig) en veel, heel veel actie.
Curieuze cryptozoöloog
Het beest speelt in het Brussel van de jaren vijftig. De tienjarige Franz wordt op school gepest omdat zijn vader een Duitse soldaat was die zijn moeder na de oorlog in de steek liet. De knul vindt troost bij allerlei dieren die hij mee naar huis neemt en verzorgt. Zo vindt hij op een dag een uitgeput zwartgeel gestreept dier in de Antwerpse haven. Als Franz het beest op school laat zien, wordt de curieuze cryptozoöloog professor Sneutvelmans snel op de hoogte gebracht: hebben we hier te maken met de mythische Cola Cola? De Antwerpse dierentuin en het hoofdstedelijke Natuurhistorische museum willen het beest graag opgezet tentoonstellen, maar daar willen Franz en zijn vriendjes natuurlijk niet van weten.
Voor Brusselaar Frank Pé (1956) begon zijn loopbaan pas echt met een natuurrubriek in het Franse stripblad Spirou. Vanaf 1978 tekende hij Les papiers de Broussaille, vrij vertaald Het dagboek van Ragebol. In die pagina’s etaleerde hij zijn voorliefde voor flora en fauna. Aanvankelijk werkte hij redelijk karikaturaal, maar gaandeweg werd zijn werk steeds verfijnder. Dat is goed te zien in de ontwikkeling die hij doormaakte. Van het figuurtje Ragebol verschenen vijf albums. De eerste drie titels zijn absolute stripklassiekers, bij de latere delen zag de lezer dat het begon te knellen. Frank wilde meer, verder, groter. Dat is te verklaren: naast zijn werk als stripauteur is hij beeldhouwer en animator voor tekenfilms.
Na Ragebol volgde het veel realistischer getekende drieluik Zoo, waarin ook het tedere en poëtische van de eerdere scenario’s verdween. Zijn mise en page werd steeds belangrijker: geen kadertjes, maar een vrijere opmaak met grote kijkplaten. Frank werkt secuur en verliest zich graag in natuurgetrouwe details. Dat heeft een nadeel: het eerste deel van Zoo verscheen in 1994, het afsluitende album pas in 2007. Hetzelfde gebeurde met de twee delen van Het beest, waar uiteindelijk precies drie jaar tussen zat.
Weldadige ademruimte
Het beest is bijzonder op meerdere vlakken. Een boek over de Marsupilami – ook al is het minder infantiel dan het origineel van André Franquin – blijft een kinderverhaal. Het dier lijkt een beetje op de vrolijke hoeba hop-roepende spring-in-’t-veld zoals wij die kennen. Scenarist Zidrou kiest ervoor om de Marsupilami niet in te zetten als de dommekracht die hij van oudsher is, vergelijkbaar met Jerom. Hij ontsnapt niet uit iedere kooi, hij balt zijn staart niet om zijn tegenstander een stomp te verkopen. De Marsupilami van Zidrou is dierlijker, met meer serieuze emotie.
Wat Het beest aansprekend maakt, is de wijze waarop Frank het in beginsel eenvoudige stripverhaaltje body geeft. Hij neemt alle tijd; het complete verhaal is meer dan 350 pagina’s lang. Langdradig? Pertinent niet. De ademruimte voelt weldadig aan, de lezer vertraagt vanzelf het kijken en het omslaan van de pagina’s. Met name de uitgebreide actiescènes uit het tweede deel zijn oogstrelend. Het grote formaat van de beide boeken en het perfecte matte papier geven de leeservaring cachet. En dat voor in wezen een strip over een fantasiediertje uit vervlogen tijden. Een succesvolle spin-off, het kan dus wel.
Sherlock Holmes
Na de schitterende uitgave met oerverhalen van Arsène Lupin, heeft de Franse stripmaker en illustrator Vincelt Mallié nu een klassieker van Sherlock Holmes geïllustreerd. Niet zomaar iets, het boek is prachtig en met liefde vormgegeven: als er één Holmes in de kast moet staan, laat het deze versie zijn.
Sir Arthur Conan Doyle & Vincent Mallié – Sherlock Holmes – Een studie in rood – Davidsfonds. 132 pagina’s hardcover. € 25,00.
Hoka Hey!
Een western van topniveau, die in Frankrijk al vaak in de prijzen viel. Terecht, vooral omdat het veel meer een coming-of-ageverhaal is van een Lokota-weeskind dat opgroeit bij een dominee. Bij een overval laat die het leven waarna het jongetje onder de hoede van de drie moordenaars komt. Zij leren hem over het leven, ieder vanuit de eigen achtergrond. Magnifiek tweeluik.
Neyef – Hoka Hey! 1 en 2. – Daedalus. 120 en 112 pagina’s. € 29,95 per deel
Chad in Amsterdam
Bundeling van de eerste zes comics die de Amerikaanse Amsterdammer Bilyeu in eigen beheer uitgaf. Naar voorbeeld van Harvey Pekar, net als Bilyeu uit Cleveland, zet hij verschillende tekenaars aan het werk met zijn eigen scenario’s. Die gaan onder meer over het hoofdstedelijke nachtleven, fietsen, Zwarte Piet en een toevallige ontmoeting met Kurtis Blow.
Chad Bilyeu en diverse tekenaars – Chad in Amsterdam. – Scratch Books. 176 pagina’s hardcover. € 29,95
Leeslijst