In zijn conservatoriumtijd in de jaren 70 stond hij vaak in de Grote Zaal van het Concertgebouw: de vloer te vegen na een rockconcert, in ruil voor een gratis kaartje. Begin jaren 80 belandde hij in diezelfde Grote Zaal op het podium als pianist. Sindsdien is hij er kind aan huis. „Ja, ik heb hier wel een paar keer rondgelopen”, grapt Ronald Brautigam (1954) op een septembermiddag op de trappen richting de solistenkamer bij de Grote Zaal.
Aan het begin van zijn carrière soleerde hij er onder meer met het Radio Filharmonisch Orkest en Concertgebouworkest: „notenlawines” van Liszt, Sjostakovitsj, Gershwin, Rachmaninoff. Sinds hij eind jaren 80 bij een Amsterdamse pianobouwer per toeval een fortepiano tegen het lijf liep, boog zijn pad af richting het repertoire dat voor dit vroege type piano werd gecomponeerd – al bleef de moderne vleugel hem net zo lief. Inmiddels kennen we hem al jaren als dé Nederlandse pianist voor de Weense klassieken en romantiek: Haydn, Mozart, Beethoven, Mendelssohn, wat Schubert („de krenten uit de pap”), Schumann, Brahms.
„Als je ouder wordt besef je meer waar muziek eigenlijk over gaat. Voor mij betekent dat teruggaan naar zo min mogelijk noten. Juist in muziek die heel erg geconcentreerd is kan veel gebeuren. Neem Haydn, zijn muziek wordt vaak maar bestempeld als leuke opwarmer in een recital. Maar die man heeft zoveel ontwikkeld en uitgevonden, daar borduurden ze de hele negentiende eeuw nog op voort.”
Voor het Zweedse label BIS zette Brautigam de complete solo-oeuvres van Haydn, Mozart en Beethoven op fortepiano op cd. Maandagavond ontving hij voor zijn discografie de Edison Oeuvreprijs Klassiek. Het juryrapport meldt: „Zijn Beethovencyclus op fortepiano is een monument, een ijkpunt voor deze sonates”.
Brautigam: „Ik denk dat Beethovens muziek zo sterk is, omdat de instrumenten waar hij voor schreef nog enorm in ontwikkeling waren. Beethoven schreef misschien niet zozeer de mooiste, maar wel de krachtigste muziek van de Weense klassieke componisten. Hij was constant in gevecht: met zijn muziek, met zijn gezondheid, met de wereld. Dynamiek is bij Beethoven ook heel belangrijk. Het is niet iets dat boven op de muziek ligt, maar er wezenlijk onderdeel van is. Je hebt constant een crescendo en dan denk je, nu komt de uitbarsting, en dan zakt het in elkaar als een soufflé die te vroeg uit de oven komt. Die combinatie maakt zijn muziek zo ijzersterk en ook zo menselijk. Zijn muziek heeft tegelijkertijd het heroïsche en het falen van de mens in zich. Ik denk dat mensen dat herkennen en daarom zo van Beethoven houden.”
Dan denk je, nu komt de uitbarsting, en dan zakt het in elkaar als een soufflé die te vroeg uit de oven komt
Door de muzen gekust
„Die strijd wordt veel duidelijker als je zijn muziek op een fortepiano speelt. Je vecht niet alleen met de muziek, maar je vecht ook tegen het instrument. Je hoort het kraken, je hoort het knarsen. Bij Beethovens uitbarstingen staat zo’n oud instrumentje op zijn pootjes te zwabberen. Dat geeft een enorme spanning aan die muziek.”
Vroeger ging Brautigam nog weleens met zijn eigen fortepiano op pad. Uit pure noodzaak, want waar haalde je in een Zwitsers kerkje anders een fortepiano vandaan? Dus hup, instrument achter in de auto, naar Zwitserland rijden, zelf stemmen, concert geven en weer terug. Maar het liefst speelt hij op allerlei verschillende fortepiano’s. „Zo’n instrument kan tegen je werken, maar als het meezit, dan hoor je dingen die je nog nooit eerder hebt gehoord.” Onlangs was er nog zo’n verrassing, in het Hongaarse slot Esterhazy, waar Haydn dik dertig jaar doorbracht als hofkapelmeester. „Dat instrument kende ik niet, maar het klonk heel mooi. En op de een of andere manier voel je de geest van Haydn daar nog rondwaren. Dat geeft de muziek een extra dimensie. Maar die euforie van ‘dit is zíjn instrument!’ duurt maar tien seconden. Daarna ben je gewoon met de muziek bezig, uiteindelijk veel interessanter.”
Lees ook
Recensie: Ronald Brautigam sprak in Beethovens ‘Derde pianoconcert’ duidelijke taal met zachte stem.
Brautigam verdiept zich ook in componisten die de standaardboeken over klassieke muziek niet haalden, zoals de Amsterdammer Johann Wilhelm Wilms (1772-1847). „Veel B-componisten componeerden voorspelbaar: ook al speel je hun muziek voor het eerst, je weet precies wat er komt op de volgende bladzijde. Bij Mozart en Beethoven is het altijd een verrassing. Dat is de genialiteit die maakt dat we nog steeds zo graag naar hun muziek luisteren. Maar ook B-componisten hebben – zo eens in de veertig opusnummers – momenten dat ze door de muzen gekust worden. Dat zijn leuke verrassingen.”
Vorige week werd Brautigam zeventig, maar „muzikaal gaat het allemaal gewoon door”. Volgende maand staan er concerten in Japan en Zwitserland op de agenda. „Er gaat niets boven een live concert met alle risico’s van dien. Het is net als met mensen die naar het circus gaan: die hopen heel diep van binnen toch dat die man op dat koord naar beneden dondert. Als je een cd opzet, weet je dat die de volgende keer precies zo klinkt. Maar ieder concert is een verrassing. Als ik een hond was, zou ik zitten te kwispelen op het podium.”