Ecofeministische kroniek ‘Oer en andere tijden’ overtuigt met name in de eerste helft

Sommige artistieke samenwerkingen voelen zo kloppend dat je je afvraagt waarom ze niet al veel eerder plaatsvonden. Voor Oer en andere tijden sloegen regisseur Guy Cassiers en theatergroep Hotel Modern de handen ineen. Beiden staan bekend om het gebruik van live video in hun werk. Cassiers werkt graag met close-ups van acteurs, waarmee hij de intimiteit van een directe biecht oproept; Hotel Modern creëert gedetailleerde miniatuurwerelden die de makers met de camera in beeld brengen. De verschillen springen daarmee even zeer in het oog als de overeenkomsten. Waar Cassiers, vanwege zijn focus op het levensgroot in beeld brengen van acteurs, altijd de mens op de eerste plek zet, presenteert het dioramatheater van Hotel Modern een universum waarin de mens nietig is: zelfs als er mensen worden geportretteerd is het in de vorm van poppetjes die eerder vervreemding dan identificatie oproepen.

Juist in de context van het werk van Olga Tokarczuk, de Nobelprijswinnaar op wier gelijknamige roman de voorstelling gebaseerd is, vormt dat een vruchtbare combinatie. In haar romans kiest ze vaak voor een ecofeministische insteek: kritiek op de patriarchale Poolse samenleving gaat hand in hand met een focus op de natuur. De meest sympathieke personages in haar boeken leven in symbiose met flora en fauna en gaan een verbond met hen aan, om te ontsnappen aan of zich te verzetten tegen het geweld, de domheid en de onderdrukking van de mensenwereld.


Lees ook
Het nieuwe Poolse schrijven is warm

Artificiële natuur

In de eerste helft van hun toneelbewerking slagen Cassiers en Hotel Modern er uitstekend in om die combinatie van maatschappijkritiek en het centraal stellen van de natuur te treffen. In het decor zweven verschillende beeldschermen door de ruimte waarop de artificiële natuur van Hotel Modern te zien is: de bossen, rivieren en vlaktes rondom Oer, het dorpje waarin het stuk zich afspeelt. De beelden worden live op het podium gemaakt en opgenomen, terwijl het uitstekende ensemble een bonte verzameling aan personages speelt.

Het verhaal speelt zich af over een aantal decennia, van de nasleep van de Eerste Wereldoorlog tot diep in de twintigste eeuw. De prachtige taal van Tokarczuk is grotendeels intact gelaten, alleen is het neutrale vertelperspectief van de roman gewijzigd naar het ik-perspectief van de individuele personages. Dat stelt de acteurs in staat om de teksten als monologen te brengen, maar berooft het materiaal ook van de ontregelende afstandelijkheid van de roman: het maakt het menselijker, maar daarmee ook conventioneler.

Frisse wind

Gelukkig zorgen de acteurs ervoor dat het drama niet in sentiment verzakt. Laura de Geest zet als de vrijgevochten Aartje een bijzonder krachtige rol neer – haar nuchterheid werkt als een frisse wind, iedere keer als ze het podium opstapt. Frieda Pittoors speelt drie verschillende vrouwen eveneens met haar karakteristieke aardsheid – de actrice is in haar licht spottende, doch liefdevolle onthechtheid eigenlijk geboren om het werk van Tokarczuk te vertolken. En Janni Goslinga vertolkt vooral de kinderjaren van haar personage Misia, die we door heel haar leven volgen. Het is prachtig hoe ze haar door de oorlog getraumatiseerde vader gadeslaat: ‘Hij staat onvast op zijn benen, en huilt vaak ’s nachts / terwijl hij zich stevig tegen mama aandrukt. / om die reden zie ik hem als mijn gelijke.’

De intergenerationele overeenkomsten tussen de drie vrouwen maken vooral de eerste helft van het stuk tot een ontroerende ervaring. Na de pauze verliezen de makers echter de grip op het materiaal: net als in Lehman Trilogy, Cassiers’ vorige stuk bij ITA, voelt de tweede helft afgeraffeld: de generaties volgen elkaar te snel op, zonder dat je nog fatsoenlijk met nieuwe personages kennis kan maken. Daarmee verzandt Oer en andere tijden in een opeenvolging van scènes die te fragmentarisch blijven om te beklijven.



Leeslijst