N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Monetair beleid De Europese Centrale Bank verhoogt de rente met 0,25 procentpunt, terwijl de voorbije maanden 0,5 procentpunt gebruikelijker was. De inflatie blijft niettemin hardnekkig.
De Europese Centrale Bank heeft donderdag de rente met 0,25 procentpunt verhoogd teneinde de inflatie de kop in te drukken. Het momenteel belangrijkste rentetarief van de ECB, de depositorente voor banken, gaat van 3 naar 3,25 procent. Dit blijkt uit een verklaring die het ECB-bestuur vrijgaf na een vergadering in Frankfurt.
De renteverhoging is minder groot dan bij ECB-vergaderingen de afgelopen maanden gebruikelijk was. Toen ging de rente telkens omhoog met 0,5 procentpunt (in september zelfs met 0,75 procentpunt). Met de kleinere renteverhoging volgt de ECB de Amerikaanse Federal Reserve, die woensdag eveneens besloot tot een rentestap van 0,25 procentpunt. Net als de Fed legt de ECB zich niet vast op verdere renteverhogingen.
Klassieke methode
Het ophogen van de rente is de klassieke methode voor centrale banken om inflatie te bevechten. Bij een hogere rente wordt het onaantrekkelijker voor consumenten om te lenen (bijvoorbeeld voor de aankoop van een huis of voor een auto). Ook bedrijven zijn duurder uit bij kredieten, bijvoorbeeld voor investeringen. Zo moet de hogere rente de economische activiteit vertragen. Uiteindelijk moet dit resulteren in lagere inflatie.
De piek in de inflatie afgelopen herfst (10,7 procent) is duidelijk achter de rug, maar tegelijk blijkt het inflatiecijfer hardnekkig. In april nam de inflatie in de eurozone zelfs een fractie toe, van 6,9 procent in maart naar 7 procent in april. Dit is ver boven de inflatiedoelstelling die de ECB hanteert: 2 procent.
De ECB zegt onder meer voor een kleinere rentestap te kiezen omdat de effecten van vorige renteverhogingen nu pas beginnen door te werken. Uit een enquête onder commerciële banken bleek dinsdag dat de kredietverlening nu flink begint terug te lopen. Daarin speelt overigens ook de bankenstress in de VS mee: hierdoor worden banken meer beducht voor risico’s.
De licentiecommissie van de KNVB heeft voetbalclub Vitesse opnieuw bestraft. Er worden 21 punten in mindering gebracht, nadat het eerder dit seizoen al een straf van 12 punten kreeg, waarvan zes voorwaardelijk. Hierdoor komt Vitesse, op dit moment al laatste in de Eerste Divisie, uit op een puntentotaal van min vijftien. Het al de derde keer in minder dan een jaar tijd dat de club op deze manier wordt bestraft.
Dat Vitesse deze zware sanctie krijgt opgelegd komt vooral doordat de Arnhemse club over een langere periode „niet tijdig en onvolledige financiële rapportages” heeft ingediend, schrijft de licentiecommissie in een persbericht. Het gaat om de jaarstukken over het seizoen 2022-2023 en de prognose voor 2023-2024 (6 punten in mindering), de halfjaarcijfers over 2023-2024 (3 punten) en de jaarstukken over 2023-2024 en de prognose voor 2024-2025 (3 punten).
Daarnaast zijn er negen punten in mindering gebracht vanwege het achterhouden van een zogeheten side letter bij de beoogde overname van Vitesse door ondernemer Guus Franke. Dit betrof een geheime afspraak tussen Franke en durfinvesteerder Coley Parry, met 17 miljoen euro de grootste schuldeiser van de door financiële problemen geplaagde club.
Door het ontbreken van de bijlage had de commissie geen compleet beeld van de beoogde overname, die inmiddels van de baan is. „Het is aan Vitesse om volledige en juiste informatie van een (beoogd) aandeelhouder te verkrijgen alvorens deze informatie aan de licentiecommissie te verstrekken”, schrijft de onafhankelijke commissie.
De proflicentie van Vitesse is niet ingetrokken vanwege „het belang van de continuïteit van de competitie”, schrijft de licentiecommissie.
Vitesse stelt in een reactie op de eigen website niet in beroep te gaan tegen de straf.
Er is een nieuw plan om de stikstofaanpak te versnellen, opgesteld door werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland, Bouwend Nederland en milieuorganisaties Natuurmonumenten en Natuur & Milieu. Alleen boeren- en tuindersorganisatie LTO is hierbij onlangs van tafel weggelopen, omdat het plan de landbouw in verhouding tot andere sectoren harder zou raken.
Deze donderdagmiddag hebben de partijen een afspraak met landbouwminister Femke Wiersma (BBB) over het plan. LTO zou daarbij wel aanwezig zijn, zegt een woordvoerder van de organisatie.
Het ‘versnellingsplan’, waarvan een recente versie in bezit is van NRC, volgt op het eerdere akkoord van alle partijen uit 2021: Een duurzaam evenwicht. Dat akkoord wordt nog steeds gesteund door LTO, zegt de woordvoerder.
Kamerdebat
Het nieuwe versnellingsplan bepleit een „aanvullende aanpak”, om verdere verslechtering van de natuur te voorkomen, de landbouw perspectief te geven en ruimte te maken voor vergunningverlening voor activiteiten met stikstofuitstoot. „Dit is nog niet bereikt en ligt ook niet in het verschiet met de thans bekende kabinetsplannen”, staat in dit nieuwe plan. Naar verwachting komt minister Wiersma vrijdag met Kamerbrieven over haar stikstofaanpak, vooruitlopend op een Kamerdebat volgende week.
Het plan bepleit nieuwe maatregelen voor landbouw, industrie, mobiliteit en natuur om in 2030 te komen tot 40 procent minder stikstofuitstoot, bijvoorbeeld door het stimuleren van innovatie. Er moeten voor 2026 bindende uitstootplafonds komen voor alle sectoren, in de veehouderij bijvoorbeeld per dier, kilogram melk of per hectare landbouwgrond. Nu het kabinet het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) heeft geschrapt, willen de partijen heldere gebiedsplannen. Verder willen de partijen een „rekenkundige ondergrens” voor natuurverslechtering, om boven die grens vergunningen te kunnen verlenen.
Lees ook
Femke Wiersma ging altijd vol voor boerenbelangen. Kan ze ook politiek laveren?
Graslandnorm
Voor LTO ligt gevoelig dat in het plan wordt gesproken van een „graslandnorm”, die een maximum stelt aan het aantal dieren per hectare, om de veestapel geleidelijk in te krimpen tot 2032. Dit was ook een pijnpunt voor LTO bij het klappen van het Landbouwakkoord in juni 2023. Minister Wiersma buigt zich momenteel nog over de uitwerking van zo’n graslandnorm.
Een ander kritiekpunt van LTO is dat de kosten van de plannen zouden optellen tot miljarden euro’s, waarvoor nog geen dekking is. Zo behelst het plan onder meer een eenmalige schadevergoeding voor de afwaardering van landbouwgrond voor de overgang naar extensieve, natuurinclusieve landbouw. „Het is politiek niet haalbaar”, zegt de LTO-woordvoerder. In hun plan roepen de partijen op tot een onafhankelijke doorrekening op de effecten en „de benodigde financiering voor de uitvoering van deze plannen”.
Volgens LTO tellen de kosten van de plannen op tot miljarden euro’s, die nog niet worden gedekt
Een opvallend voorstel in het plan is verder een tijdelijke, vrijwillige inkrimping van de melkveestapel. Veehouders zouden een premie of bonus per dier kunnen krijgen, waarbij de fosfaatrechten worden geschrapt. Individuele boeren zouden fosfaatrechten later wel kunnen terugkopen, maar het geheel aan fosfaatrechten en dieren neemt wel af.
Dit is vergelijkbaar met een voorstel dat coalitiepartij VVD onlangs deed in de Tweede Kamer. Hierbij ontstond discussie tussen fracties wie dan de premies zou moeten betalen voor de inkrimping: de overheid of marktpartijen?
Het ministerie van LVVN kan nog niet reageren op het gezamenlijke plan, zegt een woordvoerder.
De werkgevers en natuurorganisaties benadrukken dat het „belangrijk [is] dat er snel oplossingen komen”. Verder pleiten ze voor „duidelijkheid over hoe we de natuur herstellen en hoe er zekerheid voor boeren komt”. Want daar hebben „alle sectoren hebben een verantwoordelijkheid in.” Op het gesprek van vanmiddag willen de werkgevers en organisaties niet vooruitlopen.
Lees ook
Stikstofberekening voorlopig niet soepeler: onderzoek dwarsboomt wensen van het kabinet
Bonaire, Sint Eustatius en Saba kampen al jaren met structurele sociale achterstanden. Ruim een derde van de circa dertigduizend bewoners leeft onder de armoedegrens, bleek vorig jaar uit onderzoek van de Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland.
Voorzitter Glenn Thodé zei eind 2023 „geschokt” te zijn door de armoede die de commissie had gezien op de drie BES-eilanden, met name onder alleenstaande moeders. Hij sprak van een „disbalans” in de voorzieningen en pleitte voor een „gelijke normering met Nederland”. Een gepensioneerde eilander kreeg ruim 1.000 dollar per maand, net als een alleenstaande bijstandsgerechtigde. Volgens de commissie hadden ze minimaal 1.500 dollar nodig om rond te komen.
Het kabinet-Rutte besloot daarop minimumloon, bijstand en kinderbijslag voor de eilanders in 2024 stapsgewijs te verhogen. Maar die verbetering blijkt van korte duur. Volgens budgetinstituut Nibud zal de koopkracht in de drie Nederlandse eilandgemeenten komend jaar fors dalen. Alleenstaanden gaan er bijna 10 procent op achteruit.
De belangrijkste verklaring voor de terugval is dat tijdelijke koopkrachtmaatregelen van het vorige kabinet, zoals een energietoeslag en subsidie op aansluitkosten voor energie, water en telecom, per 1 januari eindigen. Volgens het Nibud gaat een gezin met twee kinderen er dan tot 174 dollar per maand op achteruit.
Staatssecretaris Szabó (Koninkrijksrelaties, PVV) erkent in een brief die hij woensdag naar de Tweede Kamer stuurde dat de kosten voor energie en water stijgen voor minimahuishoudens op de eilanden. Het totale koopkrachtverlies valt volgens hem echter lager uit en hij stelt dat „de gevolgen van het aflopen van de tijdelijke subsidiemaatregelen zoveel als mogelijk beperkt zijn”.
Een tweede tegenvaller voor de minima in Caribisch Nederland is dat ze vanaf 1 januari belasting moeten betalen over een klein deel van hun inkomen, omdat dit boven de belastingvrije som uitkomt. Volgens het Belastingplan BES-eilanden 2025 zou die vrije voet voor minima worden verhoogd, maar het plan is een jaar uitgesteld op verzoek van de Caribische eilandbesturen. Hierdoor zijn de minima meer belasting verschuldigd, benadrukt Szabó in zijn brief, terwijl „hogere inkomens op de BES erop vooruitgaan”.
Lees ook
‘Het is alsof de eilanden niet tot Nederland behoren, alsof hier alleen tweederangsburgers wonen’
Geen goede dialoog
Nina den Heyer, gedeputeerde van Bonaire voor ‘het sociale domein’, is boos en teleurgesteld over dit koopkrachtverlies voor kwetsbare groepen. Ze verwijt het kabinet bovendien gebrekkige communicatie. „Over deze maatregelen heeft het geen goede dialoog met ons gevoerd. Als je zoiets zou flikken met een andere Nederlandse gemeente, zou dat niet worden geaccepteerd. Wij vragen dit kabinet daarom: behandel ons op dezelfde wijze als mensen in Europees Nederland.”
Den Heyer verwijt Den Haag vooral dat er inkomensmaatregelen zijn genomen terwijl de uitkomsten van de verhoging van het minimumloon over 2024 nog niet bekend zijn. Statistiekbureau CBS presenteert die cijfers pas op 5 december in de Monitor Brede Welvaart Caribisch Nederland. „Je kunt niet aan de knoppen gaan draaien als je niet weet wat de impact is geweest van de eerdere maatregelen.”
Ook Nationale ombudsman Reinier van Zutphen en oppositiepartijen in de Tweede Kamer hebben kritiek geuit op het grote koopkrachtverlies voor minima in Caribisch Nederland. Raoul White, Kamerlid voor GroenLinks-PvdA, vindt het „onacceptabel” dat mensen met een minimuminkomen op de BES-eilanden nu worden gedupeerd. Hij roept de bewindspersonen op snel een „overbruggingsoplossing te realiseren voor 2025”. Voortzetting van de gestopte subsidies op energie en water zou alleen al op Bonaire 8,7 miljoen euro kosten, aldus gedeputeerde Den Heyer.
Energie duur
Het wegvallen van de energietoeslag en subsidies voor water, elektriciteit en internet treft met name de lagere inkomens op de eilanden. Dit maakt de positieve effecten van het sociale beleid van het vorige kabinet weer goeddeels ongedaan, aldus het Nibud.
Gedeputeerde Den Heyer: „De kleinschaligheid van eilanden maakt de energie hier relatief duur. Dat is op de Waddeneilanden ook zo, en de overheid weet dat.”
Ze merkt op dat het niet de eerste keer is dat Den Haag het mes in de subsidies zet. In 2020 gebeurde dat ook. „Maar toen stak de Tweede Kamer er een stokje voor.”
Den Heyer hoopt nog steeds dat de Kamer de drie Caribische gemeenten opnieuw te hulp schiet. Op 11 december vergadert de commissie Koninkrijksrelaties over het sociaal minimum in Caribisch Nederland. Daarin wordt onder meer het eindrapport dat de commissie-Thodé vorig jaar uitbracht besproken.
In zijn brief schrijft Szabó dat het kabinet zich pas in het voorjaar opnieuw buigt over de koopkrachtkwestie. Dit najaar zei hij na een verkennende rondreis door Caribisch Nederland dat de eilanden „economisch zelfredzamer” moeten worden en „stappen moeten zetten op het gebied van goed bestuur”.