Honderden journalisten uit alle windstreken verdringen zich afgelopen woensdag rond een smal bankje in het Van Gogh Museum in Amsterdam. Daar zit, kromgebogen en geflankeerd door twee museumdirecteuren, de Duitse superkunstenaar Anselm Kiefer (1945). Kiefer heeft naam gemaakt met letterlijk tonnen wegende installaties van beton en lood en met gigantische doeken vol goudblad, lood, zand, olieverf, stukken bezemsteel, schroot en veel dode bloemen. Alles bij Kiefer draait om de vergankelijkheid van het bestaan, de destructieve driften van de mens en het niet kunnen vergeten van schanddaden uit het verleden. Een dubbeltentoonstelling in het Van Gogh en het Stedelijk Museum Amsterdam, met vooral nieuw werk, laat dat zien.
Lees ook
Van breker van Duitse taboes tot alchemist van gouden bladen. Kan de mythe rond Anselm Kiefer worden ontrafeld?
Kiefer werd in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw beroemd met schilderijen waarin hij het Duitse verleden onder de loep neemt. Er ontstonden doeken die refereren aan het nationaalsocialisme, over het ‘niet-weten’, maar ook aan sagen uit de Germaanse mythologie. Kiefer beeldde niets letterlijk af, maar gebruikte symbolen die nieuw waren voor die tijd. Een zwaard, een zolder, een landschap, een bloem – alles zit vol tragische dreiging.
In 1990 verhuisde hij naar Zuid-Frankrijk, een zijdefabriek in Barjac, waar hij dat Duitse verleden allengs losliet. In plaats daarvan worden de kosmos, zijn sterrenstelsels, de kabbala en de eeuwige cyclus van leven en dood belangrijke thema’s.
Ziet u die verhuizing als een breuk met uw werk van daarvoor?
„Wat betreft die kosmos: soms moet je als kunstenaar je kamer uit gaan, de wereld in. Vanzelfsprekend kom je dan bij de kosmos uit. Maar een breuk is er niet. Mijn fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog en wat zich daar aan gruwelijks heeft afgespeeld is nooit overgegaan. Ze is wel anders geworden. Alles wat ik maak is anti-oorlog.”
De titel van de twee tentoonstellingen nu – ‘Sag mir wo die Blumen sind’ – is een anti-oorlogslied, vooral bekend geworden door de vertolking van Marlene Dietrich. Oorspronkelijk is het een Oekraïens lied.
„Is dat zo? Dat wist ik niet.”
U heeft die titel dus niet gekozen om een uitspraak te doen over de oorlog in Oekraïne?
„Nee. Bij mij zit alles van binnen. Ik heb geen programma. Ik ga echt niet zitten denken: ‘Oh, het is oorlog in Oekraïne, in Gaza, ik moet iets over die conflicten maken.’ Zo werk ik niet.”
Werk van Anselm Kiefer.
U heeft zich in uw werk beziggehouden met de ontrafeling van mythes. Nu bent u zelf een mythe, een ster aan het firmament, over wie films worden gemaakt en boeken worden geschreven. Ontrafelt u uw eigen mythe ook?
„Ik ben geen ster. Ja, in de jaren tachtig was ik een ster, vooral in Amerika. Dat was handig. Ik mocht altijd voor in de rij. Maar nu niet meer. Ik maal daar ook niet om. Ik wil alleen maar beelden maken.”
‘In mijn werk kun je het eeuwige geworstel zien: het steeds weer vernielen van resultaten die niet voldoen aan wat me voor ogen staat. Ik heb ooit eens opgemerkt dat alleen de beeldenstormer een ware kunstenaar is, en maakte zo van mijn onvermogen een deugd. Het lukt me nooit om te verklaren dat een werk af en compleet is.” Aan het woord is de Duitse kunstenaar Anselm Kiefer, die een essay over zijn levenslange liefde voor Vincent van Gogh schrijft bij de deze week geopende tentoonstelling Sag mir wo die Blumen sind. Deze tentoonstelling – waar het voor het grootste deel gaat om hoe Kiefer zich liet inspireren door Van Gogh – bestaat uit twee delen, verdeeld over het Van Gogh Museum en het Stedelijk Museum Amsterdam.
Lees ook
Duitse superkunstenaar Anselm Kiefer opent dubbeltentoonstelling in Amsterdam: ‘Alles wat ik maak is anti-oorlog’
Wat te doen met een blockbuster rondom een wandelende mythe binnen de kunstwereld die tot de grootste naoorlogse kunstenaars ter wereld wordt gerekend (door West-Europa dan)? Sommige mensen zijn zo beroemd dat het is „alsof ze leven in een ander universum”, schreef de Noorse schrijver Karl Ove Knausgård in zijn onlangs verschenen boek Het bos en de rivier. Hierin bezoekt hij Kiefer meermaals in zijn atelier buiten Parijs, keert met hem terug naar de plek van zijn jeugd, bezoekt openingen van exposities, is bij lezingen of eredoctoraten en stapt in een helikopter met Kiefer en diens assistent.
Knausgård wilde heel graag weten wie Kiefer was, omdat hij geen vat op hem krijgt: „Meer dan alle andere kunstenaars van onze tijd is hij zo’n kunstenaar, omdat zijn werk zo monumentaal is, zo geladen met tijd, zo beladen met geschiedenis, terwijl het private, kleine en persoonlijke ontbreekt.” Hij slaagt er niet in de mythe rondom het genie te ontrafelen, maar de lezer krijgt wel een inkijkje in de manier waarop Kiefer werkt, dat hij door zijn omgeving wordt bewierookt en veel lacht. Volgens Knausgård is de ‘strijd’ het centrale element in Kiefers kunst.
Sterrennacht van stro
Wie de expositie Sag mir wo die Blumen sind bezoekt (en het boek van Knausgård leest), gaat vanzelf ontrafelen. Wat inspireerde Kiefer bijvoorbeeld toen hij in 2019 Sterrennacht maakte, geïnspireerd op Van Goghs Sterrennacht uit 1889. „In 2019 schilderde ik een aantal werken terwijl ik bewust aan Van Gogh dacht, zonder me erom te bekommeren welke invloed dat kon hebben”, schrijft Kiefer in dat essay over Van Gogh. Waar Van Goghs geschilderde draaiingen in de lucht die Sterrennacht zo beroemd maakten, kiest Kiefer voor draaiingen van stro.
De recensent in The Guardian was niet overtuigd. Hij omschreef Kiefers werken die aan Van Gogh refereren als een „catastrofe die nog het meest weg heeft van een Götterdämmerung. Een van de grote namen in de kunst van nu, die ik altijd heb gezien als een creatieve reus, gaat ten onder in Van Goghs graanvelden.” Ook wie Götterdämmerung wat ver vindt gaan, kan zich afvragen hoe Kiefer na een levenslange, machteloze zoektocht om het Duitse verleden vorm te geven uitkomt in een exercitie die resulteert in goud, stro en ander materiaal – lagen die Kiefer zelf „gevoelsbanen” noemt.
Kiefer was immers de man die met zijn Besetzungen in de jaren zestig het taboe van het zwijgen over het Duitse verleden doorbrak door in het Wehrmacht-uniform van zijn vader de Hitlergroet te brengen in ooit bezette gebieden. Hij maakte schilderijen om de Holocaust en de woorden van de dichter Paul Celan in beeld te vatten in indrukwekkende werken als Dein aschenes Haar Sulamith (1981) en Innenraum (1981, dat op deze expositie naast ander eerder werk van hem in het Stedelijk is te zien). Na zijn vertrek uit Duitsland ging Kiefer op zoek naar de kosmos en kwam toen uit bij goudgebladerde kolossale doeken waar zeisen, stro en giftige bloemen op doeken zijn geplakt met citaten uit beroemde geschriften. En hij maakte ook onder meer een installatie waar dode zonnebloempitjes op een boek van lood zijn gevallen. De verwijzingen in de werken, boeken van lood, gevallen zonnebloempitten: ze roepen de vraag op of het intellectuele zoekplaatje bij Kiefer is gaan overheersen.
Anselm Kiefer, deel uit Sag mir wo die Blumen sindFoto Stedelijk Museum Amsterdam
Indrukwekkend of kitsch?
In het Stedelijk is er van Kiefer minder Van Gogh en meer oorlog. Het titelwerk van deze expositie maakte hij speciaal voor het trappenhuis van het Stedelijk. Onderop hangen pakken (uniformen?) die hij in elektrolysebaden onderdompelde, de klei zit er nog op. Er hangen wat koppen van pre-socratische filosofen tussen. De titel van het werk is een anti-oorlogslied – dat ontleend is aan een Oekraïens volksliedje, geschreven werd door Pete Seeger en dankzij Marlene Dietrich in 1962 beroemd werd – en stuurt je dus naar de oorlogsassociatie.
In de gouden hemel boven de uniformen zijn figuren afgebeeld die Kiefer baseerde op foto’s die hij maakte van vrouwen die op het land werken in India. Ze tonen wellicht het cynisme van een oorlog: „En de boer hij ploegde voort”, dichtte J.W.F. Werumeus Buning in 1935 immers al in een ballade. Waarom hij zelf in yoga-houding met bloemen groeiend uit zijn buik ertussen is geschilderd en wat al die bloemblaadjes er doen, is niet duidelijk. Is het werk indrukwekkend of kitsch? Het maakt in feite niet uit. Kiefer neemt je mee in zijn zoektocht naar het vormgeven van zijn beladen verleden, en dan doet het er minder toe of een werk gelukt is.
Anselm Kiefer, Steigend, steigend, sinke nieder (2024) Foto Michael Floor
Wie zoekt, vindt niet altijd. Dat wordt ook bevestigd in de nieuwe installatie Steigend, steigend, sinke nieder (2024), waarin op uitgerolde loden filmrollen foto’s uit Kiefers archief zijn afgedrukt. De Besetzungen zijn erop te zien, de ruïnes die hij bouwde in Frankrijk, foto’s uit zijn atelier en heel veel landschappen. Ze zouden een kijkje kunnen geven achter de mythe waar Knausgård zo hevig naar op zoek was of zicht geven op die worsteling met dat verleden dat altijd centraal stond in zijn werk. Maar nee: het is alsof Kiefer niet meer worstelt, waardoor je achterblijft met de vraag: waar keek ik naar?
Karl Ove Knausgård: Het bos en de rivier is verschenen bij Athenaeum – Polak & Van Gennep, € 22,50
Lees ook
Met bijl en betonschaar gaat Kiefer de beladen Duitse geschiedenis te lijf
Honderden journalisten uit alle windstreken verdringen zich afgelopen woensdag rond een smal bankje in het Van Gogh Museum in Amsterdam. Daar zit, kromgebogen en geflankeerd door twee museumdirecteuren, de Duitse superkunstenaar Anselm Kiefer (1945). Kiefer heeft naam gemaakt met letterlijk tonnen wegende installaties van beton en lood en met gigantische doeken vol goudblad, lood, zand, olieverf, stukken bezemsteel, schroot en veel dode bloemen. Alles bij Kiefer draait om de vergankelijkheid van het bestaan, de destructieve driften van de mens en het niet kunnen vergeten van schanddaden uit het verleden. Een dubbeltentoonstelling in het Van Gogh en het Stedelijk Museum Amsterdam, met vooral nieuw werk, laat dat zien.
Lees ook
Van breker van Duitse taboes tot alchemist van gouden bladen. Kan de mythe rond Anselm Kiefer worden ontrafeld?
Kiefer werd in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw beroemd met schilderijen waarin hij het Duitse verleden onder de loep neemt. Er ontstonden doeken die refereren aan het nationaalsocialisme, over het ‘niet-weten’, maar ook aan sagen uit de Germaanse mythologie. Kiefer beeldde niets letterlijk af, maar gebruikte symbolen die nieuw waren voor die tijd. Een zwaard, een zolder, een landschap, een bloem – alles zit vol tragische dreiging.
In 1990 verhuisde hij naar Zuid-Frankrijk, een zijdefabriek in Barjac, waar hij dat Duitse verleden allengs losliet. In plaats daarvan worden de kosmos, zijn sterrenstelsels, de kabbala en de eeuwige cyclus van leven en dood belangrijke thema’s.
Ziet u die verhuizing als een breuk met uw werk van daarvoor?
„Wat betreft die kosmos: soms moet je als kunstenaar je kamer uit gaan, de wereld in. Vanzelfsprekend kom je dan bij de kosmos uit. Maar een breuk is er niet. Mijn fascinatie voor de Tweede Wereldoorlog en wat zich daar aan gruwelijks heeft afgespeeld is nooit overgegaan. Ze is wel anders geworden. Alles wat ik maak is anti-oorlog.”
De titel van de twee tentoonstellingen nu – ‘Sag mir wo die Blumen sind’ – is een anti-oorlogslied, vooral bekend geworden door de vertolking van Marlene Dietrich. Oorspronkelijk is het een Oekraïens lied.
„Is dat zo? Dat wist ik niet.”
U heeft die titel dus niet gekozen om een uitspraak te doen over de oorlog in Oekraïne?
„Nee. Bij mij zit alles van binnen. Ik heb geen programma. Ik ga echt niet zitten denken: ‘Oh, het is oorlog in Oekraïne, in Gaza, ik moet iets over die conflicten maken.’ Zo werk ik niet.”
Werk van Anselm Kiefer.
U heeft zich in uw werk beziggehouden met de ontrafeling van mythes. Nu bent u zelf een mythe, een ster aan het firmament, over wie films worden gemaakt en boeken worden geschreven. Ontrafelt u uw eigen mythe ook?
„Ik ben geen ster. Ja, in de jaren tachtig was ik een ster, vooral in Amerika. Dat was handig. Ik mocht altijd voor in de rij. Maar nu niet meer. Ik maal daar ook niet om. Ik wil alleen maar beelden maken.”
Van Vastgoed BV bij Toneelgroep Amsterdam in 1992 naar BV Vastgoed bij Toneelgroep Maastricht in 2025: na 33 jaar speelt Mark Rietman opnieuw een rol in het legendarische vechtstuk van David Mamet. Het stuk werd beroemd als film (Glengarry Glen Ross, ook 1992), dankzij briljant spel van onder meer Al Pacino, Jack Lemmon en Kevin Spacey. De Nederlandse theaterversie van 1992 had zijn eigen acteerkanonnen, onder wie Pierre Bokma, Joop Admiraal, Hajo Bruins en Kees Hulst, en deed niet voor de film onder. Rietman keek zijn ogen uit: „Het was een van mijn eerste rollen. Ik voelde me een beginner.”
In BV Vastgoed worden verkopers op een makelaarskantoor tegen elkaar opgezet door hun baas. Dat leidt tot een bikkelharde strijd, die ze uitvechten met vlijmscherpe dialogen. Verbaal vuurwerk was er ook in het repetitielokaal, waar Johan Doesburg zijn eerste grote regie deed, zegt Rietman. „Het was een apenrotsje. Iedereen was Johan aan het testen. Maar al die testosteron, al die energie, droeg wel bij aan het proces.”
Rietman werkte voor het eerst met Pierre Bokma en was zwaar onder de indruk, vertelt hij na een repetitie bij Toneelgroep Maastricht. „Elke improvisatie van Pierre was een affe eenakter. In een interview zei hij eens dat je altijd tegen de grenzen van je eigen palet aanloopt, want je moet het doen met je lijf, je intuïtie. Maar als hij die grenzen al voelt, wat moeten wij dan, de gewone acteurs?”
Rietman is graag bescheiden, al is hij zelf ruimschoots bezongen en gelauwerd als een van de betere in zijn vak. De 64-jarige acteur won eenmaal de Louis d’Or voor beste acteur van het jaar en werd ook driemaal genomineerd. Als twintiger won hij tv-prijzen voor zijn rol in de tv-serie Oud Geld. En afgelopen november kreeg hij de Paul Steenbergen-penning, die acteurs aan elkaar doorgeven als blijk van waardering, van Eelco Smits. Met zijn nooit eenduidige spel, van vaak ongemakkelijke mannen met een tragische kern, is hij in voorstellingen altijd beeldbepalend. Vorig jaar schitterde hij met Yela de Koning in Antigone en met Jaap Spijkers in Wachten op Godot, producties van Het Nationale Theater, het ensemble waar hij inmiddels vertrokken is.
In de nieuwe BV Vastgoed speelt Rietman de oude verkoper Levine, de arme drommel die het werk aan het einde van zijn carrière niet meer kan bijbenen en voor wie ontslag dreigt. Rietman: „Levine is vergane glorie. Een man uit de tijd van de vaste lijn en de Gouden Gids. Ik hou wel van losers en sjacheraars, en van die wanhoop die je door alles heen ruikt. Maar hij gaat ook als een klassiek-foute man tekeer. Dus de antipathie die hem ten deel valt, is gerechtvaardigd.”
Dat Levine wordt vermalen door ijskoude managers en hun scoringsdrift tekent de bedoeling van Mamet: de keerzijde van het kapitalistisch denken etaleren. Maar gespeeld als komedie, zegt Rietman. „Hoe het wordt gezegd en hoe ze elkaar te lijf gaan, is ook grappig.”
Onder de flonkerende taal zoekt Rietman naar psychologisch houvast. „Levine zegt en passant dat hij een dochter thuis heeft zitten. Ik stel me voor dat zij van hem afhankelijk is. Dat maakt zijn tragiek groter. Al die mannen en vrouwen op dat kantoor zijn egocentrisch. Maar hem gaat het niet alleen om hemzelf.”
Is ouder worden al een kwestie voor je?
„Ik moet eerder beginnen met tekst leren dan vroeger. Dit stuk bevat veel spreektaal en dan heb ik de neiging om het zo ongeveer goed te doen. Maar dan komen er van die duiveltjes in mijn hoofd die zeggen: ‘Dat staat er niet, dat staat er niet’.”
Volgens collega’s ben je veeleisend.
„Vooral voor mezelf. Ik ben voorzichtig met dingen zeggen over anderen. Maar daar ben ik wel een spaarder in. Ik kan soms ontploffen. Dan heb ik net iets te lang gewacht met uitspreken dat het niet de goede kant opgaat. En dan is het boem.
„Iets achter uit de keel zeggen, is niet meer zoals het moet. Dat begrijp ik. In deze voorzichtige tijden wordt zo’n reactie ook meer bevraagd. Ik moet leren eerder mijn mond open te doen.”
Acteur Mark Rietman
Foto Chris Keulen
Gaat dat op je 64ste nog gebeuren? Ik sprak je tweelingzus en vrienden en zij noemen je onder meer een sfinx, iemand die zichzelf niet makkelijk cadeau geeft, en een binnenvetter.
„Dat binnenvetten is niet handig. Dan komt het er te abrupt uit. Ik denk ook, maar dat is zelfrechtvaardiging achteraf, dat een gesprek soms nodig is en dat we er dus iets aan hebben. Maar goed, de toon is zeker te bevragen, soms.
„Vanochtend hadden we hier ook een goed gesprek. Maar dan komt het er toch een soort van aangeblazen bij me uit. Juist omdat ik helemaal niet van conflicten hou.
„Die aversie komt van thuis, denk ik. Mijn ouders hadden veel ruzie en als kind trok ik me daaruit terug. Dat is mijn aanpak: ik fiets er wel tussendoor. Tot het niet meer gaat.”
Komt dat omdat, zoals iemand zei, theater voor jou een zaak van leven of dood is?
„Dat voel ik wel zo. Ik kan niet tegen slecht spelen. Ik kan niet tegen schaamte voor mezelf op het toneel. Ik moet het gevoel hebben dat ik er alles aan gedaan heb.”
Wanneer is er schaamte?
„Bij slecht werk. Wanneer we scherper op elkaar moeten durven zijn. Je moet aardig voor elkaar zijn en respect tonen, maar je moet het ook aandurven om verder te gaan dan het proces aangeeft. Niet in die veiligheid blijven hangen.”
Bij ITA werd grensoverschrijdend gedrag getolereerd in het streven naar grensoverschrijdende kunst. Zijn alle middelen geoorloofd?
„Vind ik wel. In een beschermd proces. Iedereen moet veilig kunnen werken. Maar soms moet je in die veiligheid een onveilig gebied durven opzoeken. Als je als acteur alleen maar veilige grenzen voor jezelf stelt, dan weet ik niet of je dat vak wel moet doen. Want je moet de mens in zijn nakie durven laten zien. In zijn geestelijke nakie.
„Je moet intiem met elkaar durven zijn. En intimiteit kan op allerlei manieren bereikt worden, ook via iets gewelddadigs. Als de afspraken tussen de acteurs maar duidelijk zijn.”
Die onvoorspelbare relatie tussen kalmte en drift zit in veel van je rollen. Put je daarbij uit eigen emoties?
„Zeker. Maar ik speel niet mijn eigen gevoelsleven. Ik heb de motieven van een personage nodig.”
Zien we bij Levine iets van je eigen wanhoop?
„Als ik het goed doe wel. Ik vind het leven wanhopen. Dus dat vind ik leuk om te spelen. Spelen is geen therapie, maar wel een uitlaatklep om die wanhoop te kunnen ventileren.”
Waarom is leven wanhopen?
„Ik vind het een struggle.” Hij is even stil. „Juist om al die dingen waar het toneel over gaat. Relaties. Liefde. Macht. Wat het bestaan is. Je ziet altijd mensen die proberen zin te geven aan hun leven, terwijl ze totaal klem zitten. Dat is een onmogelijke exercitie. Daar moet je naar durven kijken en om kunnen lachen.
„Regisseur Ger Thijs, met wie ik veel heb gewerkt, noemde acteurs het gilde van de wanhoop. Acteurs spelen die wanhoop, waardoor je in de zaal mee kan voelen en kan denken: ‘Ik doe dit toch ietsje beter’, of: ‘Ik begrijp dit’. Die wanhoop vertolken, is het excuus dat ik heb gevonden om te leven.”
‘Ironie is ook wel een leuke levenshouding, vind ik’
Mensen zeggen dat je, buiten het theater, graag op jezelf bent.
„Dat is waar. Ik ben graag alleen. Dat kan ik ook goed. Ik vind mensen ingewikkeld. En mezelf ook.
„Ik ben wel een beetje een pleaser. Ook omdat ik een soort schuchterheid heb om mezelf te geven. Dus ik investeer graag in anderen. Soms te veel. Tot die ander gaat vragen: wie ben jij nou eigenlijk? Dan zeg ik: ik ben niet zoveel. Ik ben die lege huls die op het toneel wanhoop probeert te vertolken.”
Een lege huls? Dat ben je niet echt, toch?
„Nou ja, acteren is mijn leven. Maar daarmee heb ik soms het leven tekort gedaan. Niet dat ik het jammer vind. Het is ook mijn wereldbeeld geworden.”
Heb je dingen buiten het theater?
Hij lacht. “Niet zoveel nee. Ik werk heel graag.”
Rietman: „Ik hoop eerlijk gezegd niet dat ik op mijn vader lijk.”
Foto Chris Keulen
Je doet ook veel tv.
„Dat is bijzaak. Ik doe veel liever theater. Van zo’n doodstille filmset krijg ik ademnood. Het is zo kunstmatig. In het theater ben je samen aan de bal. Ik hou ook niet van de camera, zo dicht op je lip. Daarom speel ik ook liever in de grote dan in de kleine zaal. Omdat het anoniemer is. Dan zitten ze niet zo dicht op dat verzenuwde gezicht van mij.”
Hij buigt zich voorover naar de recorder: „Maar ik doe wel tv hoor. Dus bel me.”
Je bent weer freelancer, na jaren bij Het Nationale Theater van artistiek directeur Eric de Vroedt. Waarom vertrok je?
„Ik heb veel respect voor Eric, voor zijn schrijverschap, zijn gedrevenheid en zijn makerschap. Maar in het repetitielokaal, als de deuren dicht gingen, waren wij eigenlijk al vanaf productie één niet echt een match. Er was altijd spanning. En dat ligt net zoveel bij mij als bij hem.
„Het was alsof mijn afkeurende vader aan de kant zat. Dat is mijn projectie, maar dat genereerde niet de vrijheid en pret die ik nodig heb om te werken.”
Volgens je tweelingzus ga je steeds meer op je vader lijken.
„Vind ik ook. Het is echt verschrikkelijk. Maar dat gebeurt iedereen. Elke zoon gaat op zijn vader lijken, en elke dochter op haar moeder.
„Had ze het over uiterlijk of innerlijk? Het zal wel weer met mijn driftleven te maken hebben. Mijn vader was een driftig mannetje. Enigst kind, verwend. Een ouderwetse zorg-voor-mij-man en ontevreden met zijn leven. Thuis de boel tiranniseren, met agressieve stiltes. Hij had wel humor. Als hij zich goed voelde, kon je met hem lachen. Mijn zus was daar slim in. Die nam vriendinnetjes mee, want dan speelde hij de leuke, charmante vader.
„Mijn vader en moeder hebben eigenlijk hun hele leven op scheiding gestaan. Een scheiding was ook beter geweest voor de kinderen. Ik heb maar één keer gezien dat ze lijfelijk lief voor elkaar waren. Ze woonden ook gescheiden in huis. Zat hij in een eigen kamertje met een kookplaatje, nuffig de afgewezen man te spelen.
„Dus ik hoop eerlijk gezegd niet dat ik op mijn vader lijk. Ik let wel meer op de mensen om me heen, denk ik.”
Je zus noemt je ook zorgzaam. Is dat van je moeder?
„Misschien. Mijn moeder was heel sociaal. En artistiekerig. Ze hield er erg van dat ik wat in de kunsten deed.”
Voedt zo’n jeugd nog je spel?
„Dat verleden heb ik wel geïnternaliseerd. Net als de onmogelijkheid van levenslang bij elkaar zijn. Ik geloof niet dat de mens daar voor gemaakt is.”
Sterkt het je drang naar goed werk?
„Ik vind mezelf helemaal niet goed, maar ik heb wel plezier als ik speel.”
Twijfel je nog aan jezelf?
„Je denkt altijd dat het de laatste keer is dat het lukt. Dat ze je gaan doorzien.”
Dat syndroom heeft een naam.
„Het charlatansyndroom? Natuurlijk heb ik handvaten, ervaring. Maar het is ook verlangen naar iets anders dan wat je in huis hebt. Dat is misschien wat Pierre bedoelde.”
Heb je bevestiging nodig?
„Ja, dat je het samen maakt vanuit een soort kwajongensgevoel. Ik wil een gedeelde humor voelen, een gedeelde ironie.”
Ben je ironisch ingesteld?
„Ik ben ironie. Ik heb het ook met tekst leren. Dan weet ik niet meer hoe je woorden níet ironisch kan laten klinken.
„Ik relativeer alles. Anders verzuip ik. Als ik alles serieus moet nemen, sta ik niet meer op. Ironie is ook wel een leuke levenshouding, vind ik.”
Of is het een masker?
„Mensen kunnen zich afvragen wie je werkelijk bent. Maar je kunt je via ironie ook duidelijk uitspreken. Het kan een masker zijn, maar ik ben ook totaal doorzichtig.”
BV Vastgoed, door Toneelgroep Maastricht. Regie Michel Sluysmans. Première 9 maart, Theater aan het Vrijthof, Maastricht. Tournee t/m 29 mei. Info: toneelgroepmaastricht.nl