N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Amateursportvereniging Gymsport Leiden kwam in een crisissituatie terecht toen Esmee (14), één van de leden, werd gedood door een trainer. Voorzitter Arthur Haasbroek vertelt wat zijn club doormaakte, en wat sportverenigingen daarvan kunnen leren. „Gelijk die gedachte: hebben we iets gemist?”
Arthur Haasbroek zit thuis op de bank te lezen in ‘Het Sleutelgeheim’, een historische roman over het Leids Ontzet. Op de achtergrond staat lichte klassieke muziek aan, en zonder geluid ook de televisie – een programma over de Elfstedentocht. 2 januari 2022, 20.31 uur, zijn telefoon piept. Een trainster van Gymsport Leiden, de vereniging waarvan hij voorzitter is, stuurt een bericht.
„Hoi hoi. Uhm Arthur. Ik weet niet of ik dan kan zeggen of meschien weet je het al maar… uhm… ik zag net dit voorbij komen…”
Een link naar een bericht met de kop ‘Esmee (14) dood gevonden in Leiden, turnleraar Olivier van de G. aangehouden’
„Sorry hier voor”.
Haasbroek voelt zijn hart tekeergaan. Bizar, denkt hij, dat je dit op je bordje krijgt als voorzitter. Dan wordt er gebeld. Een coördinator van de vereniging. Ongelofelijk, zeggen ze tegen elkaar. Dat het om een pupil en een trainer van Gymsport Leiden gaat is voor hen duidelijk. Wat er precies is gebeurd, weten ze niet.
Dan gaat hij aan de slag.
Arthur Haasbroek werkt bij de brandweer. Hij is informatiespecialist. Dat betekent onder meer dat hij bij een calamiteit zorgt dat alle gebeurtenissen goed worden gedocumenteerd. Stel dat een collega gewond raakt bij een brand of iemand komt te overlijden, dan moet minutieus zijn bijgehouden wat er precies is gebeurd, zodat het later kan worden gereconstrueerd. Eerder in zijn carrière werkte Haasbroek op de meldkamer. Hij besliste over het uitrukken van de brandweer. De meest verschrikkelijke meldingen kwamen voorbij. Maar daar leer je mee omgaan. Na de dienst gewoon naar huis, hij heeft altijd goed kunnen slapen. Ervaring genoeg dus, met crisissituaties. Maar dit is anders, dit is privé. Wat moet hij doen? Wat komt er op hem af? Kan hij dit aan?
Hij pakt de telefoon en belt zijn medebestuursleden, vertrouwenscontactpersonen, turnbond KNGU en de wethouder. Hij vergeet in alle hectiek de accountmanager van de turnbond, die de club goed kent. Daar zal hij later van balen, de vrouw weet te lang van niets. Het leidt niet tot problemen, maar het is een eerste moment waarop Haasbroek denkt: was ik maar voorbereid. Had ik maar een lijstje klaarliggen met alle mensen en instanties die ik had moeten informeren.
Ervaring genoeg dus, met crisissituaties. Maar dit is anders, dit is privé. Wat moet hij doen? Wat komt er op hem af? Kan hij dit aan?
Hij maakt een notitie, zoals hij bij elke gebeurtenis doet in die dagen. Die zullen hem later helpen bij het opstellen van zijn ‘tien crisisprincipes’. Het zijn de lessen die hij en zijn bestuur hebben getrokken uit het drama rond het overlijden van Esmee. Lessen waarvan hij denkt dat alle bestuurders van sport- en gezelligheidsverenigingen in het land er iets aan kunnen hebben. Ze komen neer op één leidende gedachte: wees voorbereid, want je weet nooit wanneer een crisis je overvalt.
Die nacht slaapt hij goed, ook al heeft hij tegelijkertijd ook nog piketdienst voor het ‘multiverband’ van brandweer, politie, gemeenten en zorgverleningsdiensten in zijn regio. Hij kan dus ieder moment worden opgeroepen. Dat gebeurt niet en de volgende ochtend, 3 januari, draagt hij zijn werk over aan een collega. Op hetzelfde moment belt de politie om een afspraak te maken en daarna is zijn telefoon geen moment stil. Hij overlegt met het bestuur, met de GGD, belt met de Leidse burgemeester Henri Lenferink en stelt een conceptbericht op voor alle leden, dat wordt voorgelegd aan politie en de KNGU. Bijna ononderbroken bellen journalisten om uitleg.
Dat zal nog dagen zo doorgaan. Brief na brief gaat naar de leden, gemeente en slachtofferhulp worden betrokken, er worden bijeenkomsten georganiseerd waar mensen vragen kunnen stellen. Haasbroek waarschuwt al snel een vertrouwenspersoon: als ik aangeef dat het niet meer gaat, haal me dan meteen van de zaak.
Gymsport Leiden is een grote amateursportvereniging. De leden doen aan turnen, acrogym, springen, dans, ritmische gymnastiek, freerunning of andere disciplines. Er zijn achttien locaties, zeventig trainers en meer dan 1.100 leden, die ‘deelnemers’ worden genoemd. Olivier van de G. (33) is trainer van de acrogymgroep en turnt zelf bij de springgroep. Esmee (14) zit sinds kort ook in die springgroep.
Maanden later, tijdens de rechtszaak, zal blijken dat Van de G. en Esmee al langer met elkaar omgingen. Van de G. misbruikt en doodt Esmee, verbergt haar lichaam en probeert de sporen van hun relatie en zijn daad te wissen. Bij hem thuis wordt kinderporno gevonden. Het Pieter Baancentrum constateert dat hij een persoonlijkheidsstoornis heeft en een seksuele voorkeur voor pubermeisjes tussen de 12 en 16 jaar oud. Van de G. krijgt twaalf jaar cel en tbs met dwangverpleging.
Die toedracht is op de ochtend van 3 januari nog onduidelijk voor Haasbroek en zijn medebestuursleden. Ze weten dat Van de G. inmiddels is aangehouden en dat er een groot politieonderzoek loopt. Om 12.45 uur overleggen ze via Zoom – er zijn nog coronabeperkingen. Ouders en kinderen maken zich ernstige zorgen. Is er meer gebeurd bij de vereniging? Het bestuur stelt een eerste brief op. Over wat er is gebeurd kunnen ze nog niets zeggen.
Er wordt een ‘kernteam’ samengesteld en Haasbroek wordt woordvoerder voor contacten met de politie, hulpinstanties en pers. Het zijn besluiten, zegt hij, die je niet lichtvaardig moet nemen. Niet alleen zou het goed zijn als sportverenigingen rekening houden met een crisis, ook zouden ze volgens hem al eens gesproken moeten hebben over een stevig crisisteam. Wie zijn geschikt? Wie hebben cruciale vaardigheden, zoals het duidelijk communiceren met leden? Wie zijn in hun werk al gewend om met stressvolle situaties om te gaan?
Haasbroek: „Het is ook belangrijk of je persoonlijk te betrokken bent of niet. Als voorzitter was ik belast met deze zaak. Als je ‘ja’ zegt tegen zo’n functie, is dat niet alleen voor de leuke momenten. Maar ik ben ook vader. Mijn dochter kreeg les van Olivier. En in mijn persoonlijke omgeving heb ik eerder een zedenzaak meegemaakt. Kan ik dat loslaten? Want ik voelde me óók verantwoordelijk voor de communicatie met de familie van Olivier. We moesten ook aan zijn moeder laten zien dat we aan haar dachten, dat we het ook voor haar verschrikkelijk vonden.”
Niet alleen zou het goed zijn als sportverenigingen rekening houden met een crisis, ook zouden ze volgens de voorzitter al eens gesproken moeten hebben over een stevig crisisteam
Was het lastig om dat contact te onderhouden?
„Het is moeilijk om een toon te vinden, naar de familie van Olivier, maar ook naar die van Esmee. Je probeert de goede woorden te vinden …”
Waren mensen in jullie bestuur ook boos?
„Ik geloof dat boos niet het goede woord is. Het is meer ongeloof. En gelijk de gedachte: hebben we iets gemist?”
En, hebben jullie iets gemist?
„Ik durf volmondig ‘nee’ te zeggen. Ik ben bij alle rechtszittingen geweest. We hebben tijdens het onderzoek contact gehad met het Pieter Baancentrum. Je hoort dat Olivier een persoonlijkheidsstoornis heeft. Je kunt je bijna niet voorstellen dat je er niets van hebt kunnen merken. Maar toch is dat zo. We hadden hem kort voor de dood van Esmee nog gezien op de club, toen trainers, assistenten en medewerkers een presentje mochten ophalen met Kerst. Gewoon die vrolijke jongen die we kenden.”
Waren er veiligheidswaarborgen binnen de vereniging?
„In het turnen speelde in die periode een grote landelijke affaire over grensoverschrijdend gedrag. Er waren bekende turnsters met hele nare ervaringen naar buiten gekomen en er was een groot onderzoek – Ongelijke Leggers – geweest naar de cultuur in het Nederlandse turnen waaruit bleek dat de turnwereld veiliger moest worden. Ik denk dat elke turnvereniging in Nederland naar aanleiding daarvan naar zichzelf heeft gekeken: hoe doen wij het? Hoe veilig is het hier? Ik denk dat wij kunnen zeggen dat we alle mogelijke preventie op orde hadden en hebben. Alle trainers moeten bijvoorbeeld een Verklaring Omtrent het Gedrag [VOG] overleggen, we zorgen dat begeleiders elkaar onderling kunnen controleren en we hebben vertrouwenscontactpersonen. Die waren tijdens deze crisis ook van onschatbare waarde.”
Hoe weet u of uw leden veilig zijn?
„We hebben één keer eerder een kwestie gehad waar, in dat geval, grensoverschrijdend gedrag een rol speelde. Dat hebben we gezien en toen hebben we ingegrepen – voor ons was dat een bewijs dat onze veiligheidswaarborgen werken. Ik kan wel zeggen: heb je hier als sportvereniging niet over nagedacht, ga dan onmiddellijk aan het werk. Want als zoiets ergs gebeurt en je hebt niks gedaan, dan heb je veel meer twijfels en minder goede antwoorden naar de leden en ouders. Mensen denken dat ze het nooit zullen meemaken, maar denk er niet te lichtzinnig over.”
Dit was natuurlijk wel een heel uitzonderlijke situatie.
„Nou … daar ben ik het niet helemaal mee eens. De heftigheid was uitzonderlijk, maar best veel verenigingen krijgen te maken met vormen van grensoverschrijdend gedrag. Er zijn ieder jaar bij sportverenigingen heel verdrietige voorvallen. In Oud-Beijerland reed in de zomer vorig jaar een vrachtwagen van een dijk af, waarbij verschillende slachtoffers vielen. Er was daar een barbecue bezig van een schaatsvereniging. En afgelopen mei kwam een vijfjarig meisje om het leven bij de viering van een kampioensfeest van een meidenvoetbalteam in Zeeland. Ook bij die clubs zijn bestuurders geconfronteerd met iets waarmee ze waarschijnlijk geen enkele ervaring hebben. Ik hoop dat die mensen het hebben kunnen bolwerken.”
Op de zesde verdieping van het oude belastingkantoor naast het station van Leiden komen de trainers van Gymsport Leiden samen. Het is dan 7 januari, een dag voor de uitvaart van Esmee. De locatie is samen met de gemeente uitgekozen en moet strikt geheim blijven. Expres op de zesde, zonder inkijk. In de brief die het bestuur vooraf heeft gestuurd, zijn de trainers gewaarschuwd. „Probeer als dat kan samen met iemand naar buiten te gaan zodat je niet alleen bent. Wees bij het verlaten van het pand alert op (voor jou ongewenste) aandacht. Negeer verzoeken om te spreken met derden als dit je wordt gevraagd of verzocht”, staat er.
De druk op het ‘kernteam’ dat de crisis begeleidt, is groot. Er zijn bloemen besteld voor de uitvaart, er is geregeld dat leden zich langs de route van de rouwstoet kunnen verzamelen, leden hebben een brief gekregen over wat ze kunnen verwachten bij een getuigenverhoor van de politie. Bij de bijeenkomst in de kantine van het oude belastingkantoor – een van de vele nazorgbijeenkomsten die het bestuur organiseert voor trainers en leden – is Slachtofferhulp Nederland aanwezig, medewerkers van turnbond KNGU en vertrouwenscontactpersonen. De trainers zijn verdrietig, hebben veel vragen.
Haasbroek merkt tijdens die bijeenkomst dat elk woord telt, dat je precies moet weten wat je wil vertellen – en wat niet. Het politieonderzoek loopt dan nog en Gymsport Leiden wil eigenlijk alleen dat er ruimte is voor de trainers om hun emoties met elkaar te delen. Toch zegt een van de professionals van buiten de club iets over een andere vertrouwelijke bijeenkomst, wat meteen voor onrust zorgt. Haasbroek: „In zo’n gespannen situatie gooi je al snel olie op het vuur. Je moet dus tot in detail op de hoogte zijn van alle informatie én vooraf besluiten wat je wil vertellen – en dat met iedereen bespreken. Goed communiceren is ontzettend lastig.”
Dat geldt ook voor de acrogymgroep, waar Olivier van de G. trainingen gaf. De ouders en kinderen – ze lopen sterk uiteen in leeftijd – die daarin zitten, krijgen zes extra brieven van het bestuur, en de trainers komen al eerder bijeen. Het duurt tot 19 januari voordat de hele groep samenkomt. Meteen aan het begin van die bijeenkomst zegt een trainster dat het haar „pijn” heeft gedaan dat het bestuur zo weinig antwoorden heeft kunnen geven op hun vragen. Ze begrijpt dat mensen het gevoel kunnen hebben dat ze „er niet voor de sporters zouden willen zijn.” Maar dat is absoluut niet het geval, zegt ze. „Als bestuur en trainers hebben wij niet de juiste kennis om zo’n bijeenkomst in een eerder stadium te organiseren”, zegt zij.
Dan komen de leden aan het woord. Sommigen hebben op sociale media verschrikkelijke posts gelezen over Olivier, terwijl zij hem heel anders kennen. Er is veel onzekerheid over wat er precies is gebeurd. De trainster: „Wij kennen hem gewoon als trainer en doordat we niet weten wat er gebeurd is, heb je de neiging om dingen zelf in te vullen. Hou vast aan je eigen manier hoe je hem kent. We moeten er rekening mee houden dat het nog lang kan duren voordat we meer weten en hoe we dat kunnen gaan verwerken […] Neem jezelf in bescherming, het politieonderzoek is nog gaande, je kan ook de keuze maken om tegen anderen te zeggen dat je er niet over wil praten.”
Arthur Haasbroek is tijdens die bijeenkomst niet aanwezig. Ongeveer een week daarvoor merkte hij dat het niet goed met hem ging. Negen dagen gierde de adrenaline toen al door zijn lijf. Ineens werd hij heel gevoelig voor wat mensen zeiden. „Ik was zo scherp dat ik in elk detail iets kon zien. De manier waarop mensen iets tegen me zeiden. Waar ze waren geweest, wat ze hadden gedacht of gezien. Wat bedoelen ze daarmee? Zit hier iets achter?”
Hij geeft het, zoals afgesproken, aan bij een vertrouwenspersoon en die zegt: Arthur, nu moet je stoppen. Dat doet hij. Hij gaat naar een psycholoog, die hem uitlegt dat de achterdochtigheid een reactie is op de spanning. Al snel voelt hij zich beter. Hij is erbij als Van de G. in november wordt veroordeeld voor de rechter (het hoger beroep loopt nog).
Waarom was het voor u belangrijk om bij de zittingen te zijn?
„Om een soort afsluiting te hebben. Weten hoe het is gelopen, hoe het precies is gegaan. Ik wilde hem ook nog even zien. Wat zie ik hier anders dan ik op de club gezien heb? Ik heb er eigenlijk nooit zo over nagedacht, waarom ik dat wilde. Ik denk … jij hebt me hiermee geconfronteerd, kan ik je nog een keer aankijken?”
Is het dan nu afgesloten, voor u persoonlijk?
„Ik weet niet of dat ooit gebeurt. De crisisprincipes die ik heb opgesteld waren ook wel een soort afsluiting. Ik wil graag mensen helpen die in zo’n situatie terechtkomen. Als je dit vraagt, moet ik denken aan Viktor Frankl, de beroemde psychotherapeut die de Tweede Wereldoorlog overleefde. Hij schreef mooi over de zin van het bestaan. Over de wil tot betekenis. Dat zit heel diep in mij. En als ik betekenis kan toevoegen aan dit drama, dan geeft dat een vorm van voldoening. Ik ben niet blij met hoe het is gegaan, dat woord past ook niet, maar ik ben wel content.”
Kunt u als voorzitter nog vertrouwen hebben in mensen?
„Ja, maar dat ontslaat je er niet van om waarborgen in je vereniging in te bouwen. Die verantwoordelijkheid voel ik nu nog wel duidelijker. We hebben ook weer iedereen binnen de vereniging een nieuwe VOG laten aanvragen. En we willen nog strenger doorvragen als mensen hier willen lesgeven, referenties halen ook. Waarom wil je dit? Wat zijn je drijfveren? Ik heb nog wel vertrouwen in mensen. Maar je kunt niet volledig vertrouwen op je intuïtie.”