Theaterredacteur Ron Rijghard (RR): Wat zie jij bij Donny Ronny Danst? Ik zie een man van 37 in zwart pak die danst op een eclectische muziekmix, van wereldmuziek en dance tot klassiek. Donny is fit, maar geen geschoolde danser.
Dansrecensent Francine van der Wiel (FW): Donny beweegt op zich makkelijk en energiek. Hij gebruikt zijn hele lichaam. Intuïtief ingaand op de muziek past hij zijn ‘choreografie’ aan. Hier meer accent op snel voetenwerk, daar meer op arm- en handbewegingen. Soms is hij een zware gorilla, soms zijn de passen lichter. Op Afropop danst hij gebonden en ritmisch, op Zweedse hiphop juist staccato en strak. Een enkele keer doet hij een heuse kruispas.
RR: Ik keek naar hem als naar een oudere oom op een bruiloftsfeest die nog wat gelikte moves in huis heeft.
FW: Ik kijk met een dansbril en dan ga ik van lieverlee dingen ‘herkennen’. Zoals de slangachtige arm- en handbewegingen van Bobby Farrell (van Boney M) en een ver familielid van John Travolta.
RR: De start is lekker theatraal, als Donny demonstratief de microfoon uit de standaard trekt. Dat is de geijkte beweging van een stand-up comedian. Maar hij gaat dansen, met microfoon in de hand. Als het lied is afgelopen, start het grappig genoeg nog een keer, en doet Donny gewoon dezelfde dans. En daarna zet het nummer een derde keer in. Dan denk je toch even: gaat hij stunten door een uur lang hetzelfde te doen? Maar de derde keer wordt het lied snel afgekapt.
FW: Gek genoeg komen er ondanks koddige en a-technische bewegingen ook danshistorische associaties op. Als hij met zijn witte overhemd zwaait in het black light lijkt hij een soort Loïe Fuller. Dat is de danseres die aan het begin van de vorige eeuw haar wijde kostuums ‘manipuleerde’ in gekleurd elektrische licht en zo ‘bewegende sculpturen’ creëerde.
RR: Hoogtepunt vond ik het in stilstand alleen maar grimassen trekken, met onder meer een akelig ver opengesperde mond, op Erbarme Dich van Bach. Alsof zijn gezicht danste. Door die expressieve mimiek is het alsof je naar de vervormde koppen op schilderijen van Francis Bacon kijkt. Naar angst, afgrijzen, waanzin.
FW: Bach-aanbidders bezorgt hij waarschijnlijk een hartverzakking met dat oneerbiedige gebekketrek – pittige gymnastiek voor de aangezichtsspieren overigens.
RR: Het einde is ook mooi, wanneer hij als een Jezus zonder kruis naar de uitgang kruipt, steeds een andere hand in melodramatische wanhoop geheven.
FW: Met vlak ervoor een soort herinterpretatie van De Stervende Zwaan. Bedoeld of niet, door dat soort associaties op te wekken, houdt hij de aandacht wel vast. Er zijn legio hedendaagse dansvoorstellingen van een uur die voor mijn gevoel veel langer duurden.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127731468-fec098.jpg|https://images.nrc.nl/40vGJeBAw8yGGZSSXFvshORgR1M=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127731468-fec098.jpg|https://images.nrc.nl/vvxc4dzLpqPP15yBdpdGv_nt2GE=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data127731468-fec098.jpg)
RR: Wat is de conclusie?
FW: Voor mij ligt dit programma in de lijn van de Amerikaanse komiek Andy Kaufman (in Nederland vooral bekend als Latka uit de serie Taxi). Die zette in de jaren zeventig en tachtig hele volksstammen op het verkeerde been met zijn maffe acties. Hij deed bloedserieus superslechte imitaties of hield worstelmatches waarin hij het enkel tegen vrouwelijke tegenstanders opnam. Feministisch Amerika stond op haar achterste benen.
RR: Voor mij is het zijn zoveelste poging om het genre ‘cabaret’ op zijn kop te zetten. Het lukt hem elke keer. Zijn recalcitrante, compromisloze houding is geen garantie voor amusement, eerder voor het tegenovergestelde. Maar de man is een fenomeen. Hij is de Grote Verlakker.
FW: Het publiek, een comedypubliek, heeft er denk ik een prima voorstelling aan.
RR: Des te raadselachtiger dat veel media de voorstelling door een dansrecensent laten bespreken. De 1-bal-recensies op ernstige toon zijn nogal voorspelbaar. Ik zie Donny Ronny Danst als performance, als conceptuele kunst. Noem het desnoods abstract cabaret. Er is geen bedoeling, geen betekenis, behalve de wil om publiek uit zijn comfortzone te meppen. Ondanks dat ik weet dat hij op dat ongemak uit is, voel ik dat ongemak toch. De waar-slaat-dit-op-kriebel verdwijnt nooit helemaal. En tegelijk heb ik regelmatig grinnikend en bewonderend zitten kijken: om de lef, om dat bizarre idee om te gaan dansen, om de bloedserieuze gezichten die hij opzet. Kortom: om alle leipe shit die deze rare gast uithaalt.
FW: Getuige de brief aan choreograaf Conny Jansen die hij uitdeelt aan het einde is de genre-verwarring intentioneel. Over het publiek schrijft hij: “Binnen de muren van het theater kan ik hen onderdompelen in de wereld van performancekunst zonder dat ze daar zelf bewust van hoeven te zijn.”
RR: Donny Ronny Danst past naadloos in een oeuvre met ongrijpbare performances, waar voortdurend met afschuw op wordt gereageerd door critici. In zijn debuut Erg Heel (2018) maakte hij van ontregelen in het cabaret slim het onderwerp en vroeg hij het publiek wanhopig waarom het maar bleef lachen. Opvolger Sorry baby (2020) was een radicaal experiment, waarbij hij na twintig minuten mededeelde door zijn materiaal heen te zijn. Daarna was de spanning in de zaal om te snijden. Publiek en performer keken elkaar aan vanuit een andere wereld. Mij deed het denken aan performances van Marina Abramovic.
Die voorstelling eindigde hij overigens met tien punten uitleg waarom zijn voorstelling „kut” was. „Eén. Ik vind deze voorstelling zo kut omdat deze voorstelling zo meta is. Twee. Ik vind deze voorstelling zo kut omdat ik niet precies weet wat meta betekent. Wat ik wel weet is dat meta altijd saai en kut is.” Hilarisch.
FW: Het grappige is ook dat het publiek in zekere zin naar zichzelf zit te kijken. Wat hij doet, is vrije dans zonder woest-artistieke pretenties. Al zijn die er dus wel op meta-niveau. Mede daardoor ervaar je zijn uitstapje naar de dans als een geestig avontuur, want hij vervalt niet in flauwe satire.
RR: Dat is wel eens anders?
FW: Bij collega-kunstenaars als Jan Ritsema, of recenter, Arnon Grunberg. Ook zij voelden zich geroepen tot de dans, maar eerder vanuit zelfbevlekkende ijdelheid.
In die brief aan Conny Jansen schrijft Donny: „Ik bouw een brug waarover ik de lamgeslagen mensen die een hekel denken te hebben aan kunst kan begeleiden naar meer diepgang.” Is dat ernst, is het ironie? Het klinkt hoogdravend, maar het is waardevoller dan hapklare brokken opdienen.
