Op 22 maart 1995 vierde de mondiale filmelite met een symposium in het Parijse Odéon Theater het eeuwfeest van de film. Er waren vage berichten dat de Deense regisseur Lars von Trier, toen 39 jaar, een manifest had gelanceerd: Dogma 95. Hij zat die avond in houthakkersblouse op het podium, las voor uit wat een ‘reddingsactie’ voor de film beoogde te zijn en strooide een stapel bloedrode pamfletten de zaal in. Verder wilde hij er niet op ingaan, dat zouden de ‘broeders’ van de Dogma- orde hem hebben verboden.
In het echt was er slechts één broeder: Von Triers jonge acoliet Thomas Vinterberg, bekend van Festen, Jagten en Oscarwinnaar Druk (Another Round). Von Trier en Vinterberg beweerden later het manifest in drie kwartier gierend van het lachen in elkaar te hebben geflanst. Het was een mix van jaren zestig-bravoure, pseudomarxistische slogans – „auteurscinema was van meet af aan bourgeois romanticisme” – en monastiek christendom.
De aanhangers van dit nieuwe filmdogma legden namelijk een ‘kuisheidsgelofte’ af van tien geboden. Ten minste één film lang zouden zij afzien van studio, decor, kostuum, rekwisieten, nagedubd geluid, filmmuziek, kunstmatig licht, filters, optische nabewerking, genre en ‘kunstmatige actie’ met moord en pistolen. Er mocht alleen gefilmd worden met handcamera, in kleur, en op ouderwets Academy-formaat. De regisseur moest anoniem blijven. Was aan dat alles voldaan, dan gaf de ‘orde’ de Dogmafilm een certificaat van echtheid.
Plots het gesprek van de dag
Dogma 95 leek een speelse uitdaging aan geroutineerde filmmakers die zich hadden verschanst in techniek, trucs en trucage. Konden ze het ook zonder froufrou, louter met een goed script en acteurs? Er werd vervolgens weinig meer van Dogma vernomen tot in 1998 de eerste ‘gecertificeerde’ films volgden: Vinterbergs Festen, die in Cannes de Grand Prix won, en Dogme nr. 2 Idioten van Lars von Trier zelf, die met meer reserve werd onthaald. Plots was Dogma 95 het gesprek van de dag en bleek het hek van de dam: jonge filmmakers als Harmony Korine – diens debuut Julien Donkey-Boy was Dogma nr. 6 – ondertekenden de Deense kuisheidsgelofte. Toen ‘de beweging’ zichzelf in 2005 ophief, waren er 35 ‘gecertificeerde’ Dogma-films. De Amerikaanse ‘mumblecore’-beweging bleek een van de erfgenamen.
Dit jaar kwam een handvol Deense filmmakers met een ‘nieuw dogma’, maar wat ontbreekt is een duvelstoejager als de sardonische, neurotische zelfpromotor Von Trier. Ook ontbreekt de mix van filmtrends en techologische ontwikkelingen die Dogma 95 tot veel meer dan de zoveelste ironische jaren negentig-hype maakte.

Dogma 95 was een heraut van een filmische tegenbeweging. Na de digitale dinosauriërs van Jurassic Park (1993) en Toy Story (1995) was helder dat je met computeranimatie straks alles kon faken. Quentin Tarantino’s Pulp Fiction wees in 1994 richting een toekomst van postmoderne, onthecht knipogende genre-films die zich afspeelden in een popculturele meta-realiteit. De geschiedenis was voorbij, de realiteit passé. Film ging voortaan over andere films.
Dogma 95 laakte die kunstmatigheid. „De hoogste taak van de decadente filmmaker is het publiek te bedriegen (…) – is dat wat honderd jaar filmmaken ons bracht?”, vroeg het manifest retorisch. Von Trier was een fan van John Cassavetes en Rainer Werner Fassbinder, die documentair, rauw en slordig filmden, vaak op locatie improviserend en met handcamera.
Digitale film was ook bevrijdend. „Vandaag steekt een technologische storm op die zal resulteren in de democratisering van cinema”, stelde Dogma 95. Digitale camera’s waren spotgoedkoop, licht, lichtgevoelig en direct. Je hoefde geen film te ontwikkelen en kon eindeloos doordraaien. Digitale camera’s gaven Dogmafilms hun onvaste, gruizige en smoezelige vorm. Dat werd als ‘echt’ ervaren omdat het leek op de toen al alomtegenwoordige homevideo’s – de totale surveillance van smartphone, CCTV en dashcam was in aantocht. Digitaal legde de realiteit vast, zo leek het. In 1999, toen Dogma net op stoom kwam, werd de spotgoedkope horror-homevideo The Blair Witch Project een mondiale blockbuster.
Terwijl postmoderne extravaganza’s als The Matrix de bioscoop domineerden, wonnen de gebroeders Dardenne in 1999 hun eerste Gouden Palm met hun documentair gefilmde Rosetta. In navolging van Dogma 95 werd in de 21ste eeuw realisme de dominante stijl in kunstfilms. En toen na 9/11 de realiteit, politiek en geschiedenis allerminst passé bleken te zijn, drong de ongepolijste digitale Dogma-stijl zelfs door tot Hollywood.
Deense zelfpromotie
Dogma 95 beklijft meer als filmhistorisch moment dan om de films die het voortbracht. Velen zien het daarom als handige zelfpromotie die Denemarken als filmnatie blijvend op de kaart zette. Achteraf was Von Trier zelf nog het meest serieus over artistieke zelfbeperking, een Deense hang-up. Zijn vroege films tot en met Europa in 1991 waren overgepland, overgeproduceerd en overgestileerd; Dogma was ook een rebellie tegen zichzelf.
Von Triers met digitale handcamera gefilmde, pseudoreligieuze melodrama Breaking the Waves oogde in 1996 al Dogma, maar bevatte nog filmmuziek, digitale effecten, decors, kostuums en studio-opnames. Zijn enige ‘pure’ Dogmafilm Idioten ging in 1998 over een Deense commune die op zoek naar hun ‘innerlijke idioot’ brave burgers provoceert met infantiel, bandeloos en absurd gedrag. De opnames waren een deceptie. „Voor Lars was echtheid toen zijn grote project”, vertelde acteur Nikolaj Lie Kaas me. „Hij wilde dat wij permanent in dat huis gingen wonen en uit de filmopnamen iets echts zou groeien. Maar wij hadden gezinnen en geliefden en gingen ’s avonds gewoon naar huis.” Von Trier forceerde de zaken met ‘naakte dagen’ waar cast én crew uit de kleren moesten, maar zijn ideologie van confrontatie en improvisatie botste met zijn instinct voor controle: de opnames werden een bezoeking met dagelijks geruzie.
Von Trier bleef daarna de grens tussen echt en kunstmatig verkennen. Hij combineerde een Dogmafilm met een spookachtige musical (Dancer in the Dark, 2000). Liet acteur spelen in een op de vloer van een kale studio getekende contouren van een westerndorp (Dogville, 2003). Pas in 2009 was de visuele magiër en essayist Von Trier weer terug in de horror-relatiefilm Antichrist. Dat leek een bevrijding; niemand liet zich meer door Dogma 95 ringeloren dan de bedenker van die kuisheidsgelofte zelf.
The Idiots: gangbang met pornoacteurs

Met zijn eigen Dogmafilm The Idiots (1998) brak Lars von Trier meteen met de regels: voor een gangbangachtige scène met een ongesimuleerd penetratieshot werden porno-acteurs als stand-in ingezet. Maar zoals alles bij Von Trier is ook deze scène omgeven door speculatie en mystificatie.
The Idiots is verreweg de meest ongemakkelijke Dogmafilm, en dat komt niet door die scène of de setting. Een sektarische groep strijkt neer in een buitenwijk van Stockholm om via een reeks improvisaties en interventies hun innerlijke idioot te bevrijden en te bewijzen dat de waanzin overal is: een mix van anti-psychiatrie en acteerexperimenten uit de jaren zestig en zeventig. Door de handcamera en de springerige montage oogt het anno nu nog steeds heel echt: semi-documentair zoals dat ging heten.
De groep wordt gevolgd door een jonge vrouw die uiteindelijk de enige met een mentale aandoening blijkt te zijn. Het is een cliché maar waar: actrice Bodil Jørgensen speelt die rol zo goed dat niet de lolbroekerij en de grensoverschrijdende machtsspelletjes van de anderen als verontrustend worden ervaren, maar haar verwarring en eenzaamheid.
Italian for Beginners: feelgood in Dogmastijl

Niet elke Dogmafilm is een pijnlijke verkenning van het menselijk tekort dat met zwiepende camera’s is vastgelegd. De twaalfde Dogmafilm gaat zelfs tegen één van de tien geboden van Dogma 95 in: het verbod op genre. Want Italian for Beginners (winnaar van de Zilveren Beer) kun je kenschetsen als een Europese romkom. De film is wel met de hand gefilmd, maar veel minder schokkerig dan de meeste Dogmafilms. De zes personages hebben een vrij miserabel bestaan en twee dingen die hen binden: de wekelijkse Italiaanse les en een behoefte aan liefde. Het leven is somber maar daar moet je je niet bij neerleggen. Deze positieve boodschap van scenarist-regisseur Lone Scherfig, de eerste vrouw die een Dogmafilm maakte, en het aanstekelijke acteren maakt het zowaar tot een feelgood.
Festen: wat ettert onder de oppervlakte?

Handheld camerawerk, natuurlijk licht of andere Dogma 95-afspraken zijn niet het eerste wat me te binnen schiet als ik denk aan Festen (1998). Wat wel onmiddellijk naar boven komt is de sfeer: het gevoel te kijken naar een etterende steenpuist die ieder moment kan openbarsten. Even hilarisch als pijnlijk.
Festen draait om de zestigste verjaardag van de rijke patriarch Helge. Terwijl hij zijn rijkdom en geluk wil etaleren aan de vele gasten van zijn familiehotel, wordt door de speech van zijn zoon duidelijk wat een verschrikkelijke man hij is. Naarmate de gasten dronkener worden en zingend de kop in het zand steken, vallen de maskers af en rollen de lijken uit de kast.
Het scenario zit even simpel als slim in elkaar en vooral het acteerwerk is fenomenaal. Bij het terugkijken besef ik dat de Dogma-principes zorgen voor een gevoel van intimiteit en realisme waardoor je het ongemak op het feest haast fysiek voelt. Bij elke familiebijeenkomst schiet het sinds Festen wel even door mijn hoofd: ‘Wat ettert er hier onder de oppervlakte?’
Open Hearts: een ontklede soap

De plotbeschrijving van de 28ste Dogmafilm leest als een telenovella of middagsoap. Als Joachim verlamd raakt door een aanrijding, zoekt zijn verloofde Cecile troost bij dokter Niels; de man van de bestuurder die Joachim aanreed (tun tun tùùn). Wasbordjes, zwiepende strijkers en gouden belichting zouden je niet verbazen.
Maar misschien is Open Hearts juist daarom zo succesvol als Dogmafilm. Toen de film de prijs van de filmkritiek won op het Toronto-filmfestival, schreef de jury dat Open Hearts bewijst dat „Dogma volwassen is geworden en zich heeft ontwikkeld tot een krachtige filmische taal”. Zonder kunstmatig romanticisme voelt de film bijna documentair, breekbaar, realistisch. De filmrestricties zijn af en toe irritant – het geluid is erbarmelijk – maar bieden ook ruimte aan het emotioneel verwoestende spel dat regisseur Susanne Bier uit (met name) Mads Mikkelsen en Paprika Steen weet te ontlokken. Ook al breekt de film tóch een van de geboden: er zit filmmuziek in.
