Het bevestigde dodental door de bosbranden in Chili is opgelopen tot 112. Tot nu toe zijn 32 lichamen geïdentificeerd, meldt het Chileense ministerie van Binnenlandse Zaken maandag volgens internationale persbureaus. De verwachting is dat het dodental nog veel verder zal stijgen: volgens de plaatselijke burgemeester worden alleen al in kustplaats Viña del Mar zo’n 370 mensen vermist.
De bosbranden hebben grote schade aangericht in de centraal gelegen regio Valparaíso, op zo’n honderd kilometer van hoofdstad Santiago. Honderden huizen, gebouwen en historische plekken zijn in as gelegd. Het rampgebied strekt zich uit over 26.000 hectare. Op dit moment zouden nog veertig bosbranden woeden, die door bijna drieduizend brandweerlieden, militairen en vrijwilligers worden bestreden.
Volgens de Chileense brandweerleiding in de streek van Valparaíso is een deel van de bosbranden die vrijdag ontstonden aangestoken. Brandweerlieden zouden tijdens het blussen hebben gezien hoe nieuwe branden werden gesticht. Dat het vuur vervolgens snel kon verspreiden, heeft te maken met aanhoudende droogte en bovengemiddeld hoge temperaturen in het gebied.
De Chileense president Gabriel Boric heeft op maandag en dinsdag twee dagen van nationale rouw afgekondigd. „Heel Chili lijdt. Maar we zullen weer opstaan”, aldus Boric, die dit weekend meerdere plekken in het rampgebied bezocht.
Rundfunk, Lisa Ostermann en Peter van Rooijen zijn de winnaars van de VSCD Cabaretprijzen 2024, de Poelifinario’s. Zij maakten de beste cabaretprogramma’s van afgelopen seizoen. De Neerlands Hoop gaat naar Valentina Tóth. De prijzen zijn maandagavond uitgereikt in het Haagse Theater Diligentia.
De voorstelling Schau van het duo Rundfunk – Yannick van de Velde en Tom van Kalmthout – kreeg de Poelifinario in de categorie ‘entertainment’. De VSCD-jury schrijft dat het Rundfunk „met hun schrijnende absurdisme” het cabaretgenre op zijn kop zet. „Hun personages vormen een bizarre verzameling figuren, die in hun persoonlijke onlogica toch iets herkenbaars dragen.” NRC vond Rundfunk in hun derde show „beter en grappiger” dan ooit.
Makkelijk in de omgang van Lisa Ostermann won de Poelifinario in de categorie ‘engagement’. Volgens de jury staat Ostermann „ontspannen, zelfverzekerd en met overtuigende humor op het podium” en stuurt ze het publiek „met een onwaarschijnlijk sprankje hoop” naar huis. Ostermann werd in NRC onthaald als „een nieuwe ster” in het cabaret.
Liefde, Dood & Taart van Peter van Rooijen & band kreeg de Poelifinario in de categorie ‘kleinkunst’. Volgens de jury presenteert Van Rooijen „met een instrumentarium van kazoo tot Gouda’s kerkklokken alleen maar hoogtepunten. De snelle opvolging van muzikale hoogstandjes, vol creatieve arrangementen, zorgen voor een unieke kleinkunstervaring.” „Meeslepend en indrukwekkend”, schreef NRC over dit programma.
Valentina Tóth werd voor haar debuut Wildbloei onderscheiden als Neerlands Hoop. De jury prijst haar „overweldigende talent”. Ook NRC vond het een „overweldigend debuut”.
Zware thema’s
De cabaretjury, onder leiding van Cyanne Moe-Tjon (hoofd artistieke zaken bij Diligentia), zag een seizoen met „meer zware persoonlijke ervaringen” dan politieke beschouwingen. Mentale gezondheid was ook een terugkerend onderwerp. Bij de cabaretiers die de staat van de wereld bespreken viel de jury „een zekere neerslachtigheid” op: „Klimaatproblematiek, polarisatie, oorlog in Europa – er is weinig reden om te lachen.”
Wat ook opviel, is de zorgvuldige uitwerking en vormgeving van de voorstellingen: „Ze zien er prachtig uit, bevatten veel humor en laten een overduidelijke eigen visie op cabaret zien.” Bovendien verandert het veld gestaag. „Er is een grotere diversiteit onder de cabaretiers en daarmee ook een verscheidenheid aan publieksgroepen, die zichzelf eerder niet in cabaret konden herkennen.” De jury noemt onder meer vrouwen en queers, Surinaamse culturen en „een ontzettend jong publiek”, dat leert „de telefoon in de tas te bewaren”. Daarbij verandert ook het cabaretlied. „De liedjes worden langer, minder eenvormig en met doelbewuste composities en stijlkeuzes.”
Vorig jaar gingen de prijzen naar cabaretiers René van Meurs, Peter Pannekoek en Yentl & de Boer. Het duo n00b won de Neerlands Hoop.
Lees ook
Dit jaar evenveel mannen als vrouwen genomineerd voor cabaretprijs Poelifinario
Een tijdje terug toen ik op Twitter zat te scrollen, kreeg ik een reactie van een Twittervriendin die ik daar al maanden niet meer had gezien: „Zit jij hier nou nog steeds?” Ik hoorde ongeloof. Maar vooral afkeuring. Ze zei het niet, maar de boodschap was duidelijk: „Als je nog op Twitter zit, ben je een loser.”
Dat hoor ik vaker: als je deugt, zit je niet meer op Twitter. Het ene na het andere gerenommeerde merk vertrekt daar. Meestal met een ellenlang jankverhaal over het verval van normen en waarden op het platform sinds de grote boze Elon Musk er de scepter zwaait.
Vorige maand was het Trouw, als eerste nieuwskrant, die afscheid nam.
„X is al lang niet meer het virtuele forum dat het ooit was, waar duizend bloemen bloeiden. Het lijkt soms eerder een vuilnisbelt waar nog slechts enkele sprietjes standhouden”, schreef de hoofdredactie in een verklaring.
Vooral adverteerders vluchten als ratten van een zinkend schip. Niet om de haat, de dictatuur van de nieuwe eigenaar, of het racisme en seksisme dat er vrijelijk in het rond spuit. Maar omdat hun advertenties daar niet zo lekker naast staan. Alleen de lowlifes zitten er nog, nou ja, en ik dus. Wij insiders weten namelijk wel beter: het is heerlijk op Twitter.
Ik leer er zoveel! In mijn eigen ‘gymnasiumlinks-bubbel’ hoor ik nooit wat over de schadelijkheid van vaccins, dat de maanlanding niet heeft plaatsgevonden, de positieve kanten van Donald Trump, en dat het allemaal heel erg meevalt in de bio-industrie. Ik leer ook veel van de helden van Twitter. De witte mannen van boven de vijftig die, zonder dat je er als vrouw om vraagt, hun wijsheid over je heen strooien. Gratis en voor niks!
Hoezo is er geen ruimte voor dialoog? Ik krijg altijd meteen een reactie, wát ik ook plaats! „Ga deaud, socialistensloerie!”, „links lullen, rechts zakken vullen” of „verhuis lekker naar een andere planeet als het je niet bevalt”.
En Elon Musk dan? Waar Trouw en de rest van deuglinks het zo moeilijk mee heeft? Ik hoorde ze niet toen de neef van de Saoedische koning Abdullah in 2014 grootaandeelhouder werd van Twitter. En als jullie dan zo nodig niet willen bijdragen aan de rijkdom van Musk en zijn „bewuste ondermijning van de democratie”, zoals Trouw schrijft: leveren jullie dan ook meteen even je Tesla’s in?
Ik hou ook van de OPWINDING op Twitter. Als een horrorfilm. De mensen voor wie ik bang ben zitten hier, de mensen die ik intens haat ook. Waar moet ik die anders tegenkomen? Ik vind stinkkroegen ook vaak de leukste kroegen. Met zo’n vieze plee. Ik snap trouwens wel dat een krant als Trouw daar de neus voor ophaalt.
Tuurlijk. Twitter is niet meer de happy clappy, verdraagzame bubbel met linkse journalisten en wetenschappers die elkaar laten uitpraten. Das war einmal. Tegenwoordig word je er uitgemaakt voor k*thoer als je over je avondeten twittert, en je kan er ook beter niet meeleven met asielzoekers.
En als je een hoofddoek draagt, een donkere huidskleur hebt, homo, vrouw of transgender bent, de profeet Mohammed beledigt, of iets post over Sigrid Kaag, Kamala Harris, Gaza, Israël, vluchtelingen, klimaat, Thierry Baudet, boeren, gender, racisme, milieu, immigratie, feminisme, dierenrechten, veganisme, wetenschap, of cultuur – ja, dan krijg je het zwaar. Maar verder kan je er een enorme leuke tijd hebben!
Je hoort weleens: Twitter is niet de echte wereld. Maar dat is onzin. Als je Twitter íéts kan verwijten is dat het juist steeds meer op de echte wereld is gaan lijken. Waar megalomane rechtse proleten de baas zijn, minderheden worden onderdrukt, algoritmes het voor het zeggen hebben, en de grootste bekken altijd gelijk hebben.
Sterker nog: Twitter begint in vergelijking met de echte wereld, die almaar ruwer wordt, juist steeds meer een oase van rust en redelijkheid te worden. Zolang je maar precies de juiste dingen zegt.
In zijn conservatoriumtijd in de jaren 70 stond hij vaak in de Grote Zaal van het Concertgebouw: de vloer te vegen na een rockconcert, in ruil voor een gratis kaartje. Begin jaren 80 belandde hij in diezelfde Grote Zaal op het podium als pianist. Sindsdien is hij er kind aan huis. „Ja, ik heb hier wel een paar keer rondgelopen”, grapt Ronald Brautigam (1954) op een septembermiddag op de trappen richting de solistenkamer bij de Grote Zaal.
Aan het begin van zijn carrière soleerde hij er onder meer met het Radio Filharmonisch Orkest en Concertgebouworkest: „notenlawines” van Liszt, Sjostakovitsj, Gershwin, Rachmaninoff. Sinds hij eind jaren 80 bij een Amsterdamse pianobouwer per toeval een fortepiano tegen het lijf liep, boog zijn pad af richting het repertoire dat voor dit vroege type piano werd gecomponeerd – al bleef de moderne vleugel hem net zo lief. Inmiddels kennen we hem al jaren als dé Nederlandse pianist voor de Weense klassieken en romantiek: Haydn, Mozart, Beethoven, Mendelssohn, wat Schubert („de krenten uit de pap”), Schumann, Brahms.
„Als je ouder wordt besef je meer waar muziek eigenlijk over gaat. Voor mij betekent dat teruggaan naar zo min mogelijk noten. Juist in muziek die heel erg geconcentreerd is kan veel gebeuren. Neem Haydn, zijn muziek wordt vaak maar bestempeld als leuke opwarmer in een recital. Maar die man heeft zoveel ontwikkeld en uitgevonden, daar borduurden ze de hele negentiende eeuw nog op voort.”
Voor het Zweedse label BIS zette Brautigam de complete solo-oeuvres van Haydn, Mozart en Beethoven op fortepiano op cd. Maandagavond ontving hij voor zijn discografie de Edison Oeuvreprijs Klassiek. Het juryrapport meldt: „Zijn Beethovencyclus op fortepiano is een monument, een ijkpunt voor deze sonates”.
Brautigam: „Ik denk dat Beethovens muziek zo sterk is, omdat de instrumenten waar hij voor schreef nog enorm in ontwikkeling waren. Beethoven schreef misschien niet zozeer de mooiste, maar wel de krachtigste muziek van de Weense klassieke componisten. Hij was constant in gevecht: met zijn muziek, met zijn gezondheid, met de wereld. Dynamiek is bij Beethoven ook heel belangrijk. Het is niet iets dat boven op de muziek ligt, maar er wezenlijk onderdeel van is. Je hebt constant een crescendo en dan denk je, nu komt de uitbarsting, en dan zakt het in elkaar als een soufflé die te vroeg uit de oven komt. Die combinatie maakt zijn muziek zo ijzersterk en ook zo menselijk. Zijn muziek heeft tegelijkertijd het heroïsche en het falen van de mens in zich. Ik denk dat mensen dat herkennen en daarom zo van Beethoven houden.”
Dan denk je, nu komt de uitbarsting, en dan zakt het in elkaar als een soufflé die te vroeg uit de oven komt
Door de muzen gekust
„Die strijd wordt veel duidelijker als je zijn muziek op een fortepiano speelt. Je vecht niet alleen met de muziek, maar je vecht ook tegen het instrument. Je hoort het kraken, je hoort het knarsen. Bij Beethovens uitbarstingen staat zo’n oud instrumentje op zijn pootjes te zwabberen. Dat geeft een enorme spanning aan die muziek.”
Vroeger ging Brautigam nog weleens met zijn eigen fortepiano op pad. Uit pure noodzaak, want waar haalde je in een Zwitsers kerkje anders een fortepiano vandaan? Dus hup, instrument achter in de auto, naar Zwitserland rijden, zelf stemmen, concert geven en weer terug. Maar het liefst speelt hij op allerlei verschillende fortepiano’s. „Zo’n instrument kan tegen je werken, maar als het meezit, dan hoor je dingen die je nog nooit eerder hebt gehoord.” Onlangs was er nog zo’n verrassing, in het Hongaarse slot Esterhazy, waar Haydn dik dertig jaar doorbracht als hofkapelmeester. „Dat instrument kende ik niet, maar het klonk heel mooi. En op de een of andere manier voel je de geest van Haydn daar nog rondwaren. Dat geeft de muziek een extra dimensie. Maar die euforie van ‘dit is zíjn instrument!’ duurt maar tien seconden. Daarna ben je gewoon met de muziek bezig, uiteindelijk veel interessanter.”
Lees ook
Recensie: Ronald Brautigam sprak in Beethovens ‘Derde pianoconcert’ duidelijke taal met zachte stem.
Brautigam verdiept zich ook in componisten die de standaardboeken over klassieke muziek niet haalden, zoals de Amsterdammer Johann Wilhelm Wilms (1772-1847). „Veel B-componisten componeerden voorspelbaar: ook al speel je hun muziek voor het eerst, je weet precies wat er komt op de volgende bladzijde. Bij Mozart en Beethoven is het altijd een verrassing. Dat is de genialiteit die maakt dat we nog steeds zo graag naar hun muziek luisteren. Maar ook B-componisten hebben – zo eens in de veertig opusnummers – momenten dat ze door de muzen gekust worden. Dat zijn leuke verrassingen.”
Vorige week werd Brautigam zeventig, maar „muzikaal gaat het allemaal gewoon door”. Volgende maand staan er concerten in Japan en Zwitserland op de agenda. „Er gaat niets boven een live concert met alle risico’s van dien. Het is net als met mensen die naar het circus gaan: die hopen heel diep van binnen toch dat die man op dat koord naar beneden dondert. Als je een cd opzet, weet je dat die de volgende keer precies zo klinkt. Maar ieder concert is een verrassing. Als ik een hond was, zou ik zitten te kwispelen op het podium.”