Docu versus speelfilm? ‘De werkelijkheid is niet vreemder dan fictie, wel sneller’

Cameravrouw Joan Churchill stond de afgelopen halve eeuw op de set van een aantal van de belangrijkste documentaires van onze tijd. Haar debuut maakte ze min of meer per ongeluk en het werd meteen een van de beroemdste shots van de filmgeschiedenis. Churchill was ingehuurd om opnames te maken van de Amerikaanse tournee van de Rolling Stones in 1969. Inderdaad, voor wat later de wereldberoemde film Gimme Shelter (1970) zou worden en die achteraf bezien een nogal onthutsend beeld gaf van het hippietijdperk. Voor het laatste gratis concert in Altamont waren Hell’s Angels ingeschakeld voor de bewaking, het halve publiek zat aan de LSD en fans bestormden het podium.

Middenin die chaos stond Churchill met haar camera gefixeerd op een man die overduidelijk aan het trippen was, terwijl ondertussen de piepjonge Mick Jagger het beeld in loopt, en we ontdekken dat die man al die tijd naast de microfoon zijn eigen show stond op te voeren. Terwijl Jagger begint te zingen, blijft de camera gefocust op de man die even later door de Hell’s Angels wordt afgevoerd. Dat kan dus gebeuren als je als documentairemaker even naast de hoofd-act kijkt. Daar werd op dat moment de echte geschiedenis geschreven.

Fabrications

Van Churchill is op het komende International Documentary Filmfestival Amsterdam (IDFA) de korte documentaire Who Tells the Story? (2023) te zien, waarin met ze haar vakgenoten Haskell Wexler, Hubert Sauper en fotojournalist Susan Meiselas in gesprek gaat over de vraag hoe werkelijkheid, waarheid en documentaire zich tot elkaar verhouden. Is alles wat werkelijk en waar is altijd echt?

Who Tells the Story? past daardoor perfect bij een van de grote programma’s die IDFA dit jaar presenteert: ‘Fabrications’. Het is een geweldige verzameling van oude en nieuwe films, die ieder op hun eigen manier een vorm hebben gevonden om rekenschap af te leggen van hun eigen maakproces. Met name de restauraties en herontdekkingen van junkiejazzfilm The Connection (Shirley Clarke, 1961), Bushman (David Schickele, 1971), de Senegalese liefdesbrief Letter from My Village (Safi Faye, 1975) en daterapedrama Not a Pretty Picture (Martha Coolidge, 1976) zijn niet te missen. Ze laten zien dat de discussie hoe film en werkelijkheid zich tot elkaar verhouden al zo oud is als de filmgeschiedenis. De titel van het themaprogramma zegt het al: elke film is een maaksel, een fabricatie. Het Engelse woord fabrications betekent overigens ook verzinsel.

Elke generatie denkt natuurlijk dat documentaires die de werkelijkheid fabriceren een nieuw verschijnsel zijn. Maar er zijn voorlopers: oer-documentaire Nanook of the North (1922), die achteraf deels in scène gezet bleek, en daardoor het beeld van de ‘nobele wilde’ Inuit-man sterk aanzette, de mockumentaries van de jaren vijftig en zestig, de fake documentaires van de postmoderne jaren tachtig en negentig en de hybride films van de onttoverde 21ste eeuw. We zijn hooguit wat laconieker geworden met het ondervragen van de werkelijkheidsaannames van onszelf en filmmakers.

Soms lijkt het alsof nadenken hierover een spelletje is voor toeschouwers die zich bedrogen voelen – ‘Die scènes was niet echt maar nagespeeld’ – of filosofische filmbeschouwers – ‘Fakedocumentaires zijn de wegbereiders voor fakenieuws’. In Who Tells the Story? en het eerdere Shoot from the Heart (2021) laat Churchill zien dat filmmakers zelf zich ook nogal gepassioneerd met deze kwesties bezighouden: „De algemene opvatting over documentaires is dat ze geen fictie bevatten”, stelt Sauper, een voet nog op de drempel. „Maar wordt zodra je iets door de lens vastlegt het niet automatisch jouw fictie, jouw verhaal zo je wilt?”, vraagt Wexler, die daarmee indirect verwijst naar Churchills beroemde shot. Niet popster Mick Jagger is haar verhaal, maar de Hell’s Angels die een gedrogeerde fan afvoeren.

Daterape

De films in ‘Fabrications’ ondervragen de werkelijkheid, terwijl ze die voor hun lens te pakken krijgen. Ze maken deel uit van het maakproces, door interviews en making off-achtige scènes. Met name de klassiekers in het programma zijn geen seconde verouderd. Sterker nog: je ziet hoeveel vragen over representaties (wie representeert wie en waarom) toen al werden gesteld. Ook dealen ze met onmogelijkheid of om iets voor de camera te krijgen, of het respect om dat niet te doen, zoals geweld en trauma. Martha Coolidge, zelf het slachtoffer van date-rape, wisselt in haar recent gerestaureerde Not a Pretty Picture bijvoorbeeld fictieve en in scène gezette scènes af met scènes waarin ze met de acteurs bespreekt wat het effect van het spelen en kijken naar een gewelddadige scène op hen is. Als toeschouwer kun je daardoor niet vergeten dat je naar een constructie zit te kijken, waardoor je in ieder geval niet door seksuele of gewelddadige scènes opgewonden of meegesleept kan worden. Deze esthetische politiek maakte de film een klassieker.

Een echte herontdekking is Bushman, die begint als een ironisch docudrama over een jonge Nigeriaanse student in de Verenigde Staten die, tijdens de opnames, onterecht wordt gearresteerd na een staking op het San Francisco State College. „De werkelijkheid was niet vreemder dan fictie. Wel iets sneller”, zegt regisseur Schickele recht in de camera. Daarom moeten we er soms een lens op scherpstellen.

https://www.youtube.com/watch?v=x7UsBmavjsE