Eddy De Clercq vertelt over een clubnacht in 1978, strekt zijn hand uit naar een stapel papier en pakt er de bijbehorende flyer uit. Even later, bij een anekdote over zijn uitzendingen op een piraten-radiozender, begin jaren tachtig, schuift hij een cassette naar me toe, met daarop de opname van precies die radio-uitzending. Zo’n beetje alle herinneringen van De Clercq kan hij staven door een foto, opname, filmpje, flyer of logboek.
Eddy De Clercq (1955) is bekend als dj, muzikant, cluboprichter en programmeur. Minder bekend is zijn liefde voor grafische vormgeving, kookboeken en clubcultuur; zo verdiept hij zich al jaren in de historie van internationale nachtclubs, van Gent tot Hollywood en Johannesburg.
Zijn huis aan een gracht in Amsterdam is voor een groot deel gevuld met parafernalia die met deze interesses samenhangen. Nog even dan, want over een paar dagen rijdt er een vrachtwagen voor om zo’n twintig verhuisdozen met paperassen, tapes en logboeken op te halen. Na 45 jaar verzamelen besloot De Clercq zijn collectie over te dragen aan het Amsterdams Stadsarchief.
Hij is blij met de beslissing. „Leuk hoor, wonen in een grachtenpand, maar het is een nachtmerrie voor de verzamelaar.” Hij wijst naar een kast met verhoogde vloerplaat, in de als werkkamer ingerichte kelder. „Na meerdere overstromingen heb ik die kasten maar aangepast.” Zuur en vocht bedreigen het papier en de tapes. „Conserveren is moeilijk. Het is een fijn idee dat het Stadsarchief ervoor gaat zorgen.”
Maar even later betrekt zijn gezicht. „Ik hou echt van die spullen. Als ik jou iets vertel, wil ik het ook meteen laten zien, met een dagboek, flyer, magazine.” Hij pakt een zwartwit, vierkant tijdschrift van tafel, van Radio Dood, een piraten-zender uit begin jaren tachtig. „Dit heb ik bewaard omdat ik het zo mooi vond. Kijk die vormgeving! Ik zal het missen dat ik m’n verleden niet meer in mijn handen kan houden. Gelukkig heb ik veel flyers dubbel. Die blijven hier.”
Van jongs af aan had De Clercq de droom een eigen nachtclub te beginnen. In Amsterdam organiseerde hij eind jaren zeventig feesten in theater Brakke Grond, en het De Mirandabad, een zwembad. Voor Paradiso bedacht hij begin jaren tachtig de maandelijkse Pepclub, met een Hollywood-achtige aankleding vol glitter en fluweel.
De Clercq begon in Amsterdam zijn eigen club De Koer (1980-1982) en was een van de oprichters van Club RoXY (1986-1999). Zo werd de in Gent geboren De Clercq een van de aanjagers van de Amsterdamse ‘clubcultuur’, zoals hij het noemt – ‘cultuur’, omdat zijn clubs meer waren dan een dansvloer met een dj. Hij zorgde voor echte glazen in plaats van plastic, voor exuberante decors, steeds wisselende sfeer en optredens van internationale artiesten.
Posters, flyers en andere voorwerpen uit zijn collectie zijn nu te zien op de tentoonstelling Wie danst is vrij, in het Stadsarchief Amsterdam. In de expositie wordt nachtcultuur gepresenteerd als iets essentieels: in de nacht kunnen bezoekers op een veilige manier hun identiteit vinden en uitdrukken. De Clercq had als jong-volwassene ook die behoefte, zegt hij. Hij voelde zich een buitenstaander bij zijn familie.
„Ik kom uit een horecafamilie. Mijn oma, moeder en tante hadden allemaal een café, waar ze achter de bar stonden. Dat was gezellig, maar ik had een hekel aan hun onderdanigheid, ze praatten altijd mee met de klanten. Dat is misschien typisch Belgisch. In Amsterdam bleken mensen eerlijker en directer, dat paste mij beter.” Zijn vader had niets op met het uitgaansleven van zijn zoon. „Als ik uit Londen kwam met gekleurd haar en de resten make-up op mijn gezicht, haalde hij uit.” Hij beweegt zijn arm als een vuistslag.
Maar hoe ‘vrij’ de stad ook was, in Amsterdam trof hij minder nachtleven aan dan in Gent en Antwerpen. In Amsterdam domineerde de café-cultuur, „met meezingers en Perzische tapijtjes op tafel”. Daar bracht De Clercq verandering in door de oprichting van de Koer, de Pepclub en Club RoXY. Na zijn vertrek bij de RoXY in 1991 („op het hoogtepunt”) draaide hij jarenlang op vaste avonden als dj in club Cocoricò in Riccione, vlak bij Rimini, Italië.
Inmiddels woont De Clercq een deel van het jaar in Zuid-Afrika, waar hij sinds twintig jaar de clubcultuur archiveert – te lezen op het blog Soul Safari – en lokale muziek verzamelt. Zijn biografie, uit 2009, heette Laat de nacht nooit eindigen, maar tegenwoordig vindt hij „de dag leuker”. Hij houdt van koken en maakt als vrijwilliger geregeld maaltijden voor bewoners van een verzorgingshuis. „Ik hou niet van dat moleculaire koken, of andere modieuze stijlen. Ik leg me toe op de Belgische bourgeois keuken.”
Over lege planken in de kasten maakt hij zich geen zorgen. „Ik heb onlangs een enorme collectie Franse en Engels kookboeken geërfd van de culinaire schrijfster Berthe Meijer. Dus op de plaats van nachtclubflyers staan straks recepten van de betere keuken. Ik verheug me.”