N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Voetbal ‘Iedereen’ sprak tien jaar geleden over een groep Feyenoord-talenten. Ze leken de toekomst van de Rotterdamse club, van Oranje zelfs. Dat werden ze niet.
Jochies waren ze, maar talentvolle jochies. In de zomer van 2013 kregen ze een boek uitgereikt dat over hén ging, een volgens Feyenoord zéér getalenteerde groep jeugdvoetballers. Een jaar lang had journalist Steven van der Hoeven ze gevolgd voor het literaire voetbaltijdschrift Hard Gras. 160 pagina’s dik. Daar stonden ze nu mee in hun handen, de jongens van Feyenoord B2, een team voor spelers tot zestien jaar. Op de cover: foto’s van guitig kijkende pubers. De titel: ‘Iedereen praat over ons’.
Eigenlijk had de journalist de B1 willen volgen, jongens die een jaar ouder waren en dus een jaar dichter bij het eerste elftal. Maar nee, had de clubleiding gezegd: de B2 is veel talentvoller. Zíj waren de toekomst van Feyenoord, misschien wel van het Nederlandse voetbal.
Maar waarom brak er dan niemand door?
‘Toonaangevend in Europa’
Hoeveel goede lichtingen hebben ze de laatste jaren wel niet gehad op Varkenoord? Zeven, soms acht Feyenoorders samen in één nationaal jeugdelftal. Brard (hoofd opleiding) leunt over de afrastering. „Wij denken dat we met deze jongens misschien nog wel hogere aantallen kunnen halen.”
Rick van der Meer is een van de talenten die steevast bij nationale jeugdelftallen zat. De wat introverte havist, een centrumverdediger die ook op het middenveld speelt, is een paar jaar eerder vanuit de amateurs van Excelsior Maassluis toegevoegd aan het team.
Veel jongens spelen dan al jaren bij Feyenoord, opgepikt toen ze zeven, acht waren. ’s Ochtends vroeg worden ze met een busje opgehaald en naar Rotterdam gebracht, waar ze naar school gaan en voetballen. Twaalf uur later worden ze weer thuis afgezet. Ze hebben één doel: ‘de overkant’ halen, het stadion van Feyenoord aan de andere kant van de Coen Moulijnweg.
Dat doel lijkt niet heel ver weg. De jaren daarvoor zijn spelers als Stefan de Vrij, Bruno Martins Indi en Jordy Clasie vanuit de jeugd snel doorgebroken en international geworden. Talenten als Tonny Vilhena en Jean-Paul Boëtius kloppen op de deur. Veel jeugdploegen worden kampioen. Het levert ‘Varkenoord’, zoals de Feyenoord-opleiding wordt genoemd, vijf seizoenen op rij de prijs voor beste jeugdopleiding van Nederland op. De opleiding, schrijft de club in die jaren, „is toonaangevend in Europa”. Een meer realistische kijk is misschien dat de Feyenoord-jeugd mede door gebrek aan geld voor transfers vaak eerder doorstroomde naar het eerste – en dus eerder ervaring op het hoogste niveau opdeed dan bij andere topclubs.
Rick van der Meer houdt regelmatig Frenkie de Jong op de bank, een kleine maar getalenteerde middenvelder van Willem II
Het lijkt een kwestie van tijd voordat ook ‘lichting 1997’, naar het geboortejaar van de spelers, doorstroomt naar De Kuip. Verdediger Calvin Verdonk, middenvelders Jari Schuurman en Danny van Haaren en ook Van der Meer zitten regelmatig bij nationale jeugdteams. Ze zijn gelijkwaardig aan hun concurrenten van Ajax en PSV, of zelfs beter. Van der Meer houdt regelmatig Frenkie de Jong op de bank, een kleine maar getalenteerde middenvelder van Willem II.
Bij Oranje zien ze ook iets anders. Spelers en hun ouders trekken veel op met die van andere clubs. Ze horen hoe het er dáár aan toe gaat, in de opleidingen van Ajax en PSV. En ze zijn verbaasd hoeveel professioneler het daar is dan bij de geroemde Feyenoord-opleiding. Er wordt tactischer getraind, met meer aandacht voor de individuele ontwikkeling. Er is meer krachttraining, terwijl spelers bij Feyenoord af en toe een halfuurtje met een fysiektrainer op het veld staan. Er zijn individuele plannen waarin staat beschreven hóé ze beter kunnen worden.
Bij Oranje, zegt Van der Meer, krijgen ze bovendien veel videobeelden te zien van hoe hun ploeg speelt, met instructies hoe ze zich kunnen verbeteren. „Bij Feyenoord gebeurde dat misschien eens in de twee maanden, of als je er zelf een keer om vroeg.” In de jaren daarna merken de Feyenoord-talenten hoe ze voorbijgestreefd worden door hun rivalen van Ajax en PSV.
De ‘Rotterdamse aanpak’
Bert houdt zijn ogen strak op het formulier. Het tolt in zijn hoofd. Onvoldoende, onvoldoende, onvoldoende.
Jeugdspeler Bert Koomen heeft soms aanmoediging nodig. Hij is gevoelig, gaat snel malen. Kan zich al gauw afvragen of hij iets verkeerd doet, of hij wel goed genoeg is. Zoals wanneer Gaston Taument, trainer van de B2, anderen wel complimenten geeft bij een oefening maar hém niet. Of als hij niet wordt uitgenodigd voor het nationale team. En helemaal wanneer hij een kritische tussentijdse beoordeling krijgt.
Jeugdspelers zijn zélf verantwoordelijk voor hun ontwikkeling, vinden ze in die jaren bij Feyenoord. Wanneer iemand in een dip zit, leert hij er meer van als hij er zelfstandig uitkomt, is de overtuiging. Er is wel een sportpsycholoog, maar daar wordt zelden naar doorverwezen omdat de leiding eigenlijk niet gelooft in die sessies.
De cultuur in de opleiding is in die tijd direct en hard, ook wel de ‘Rotterdamse aanpak’ genoemd. Grof taalgebruik is trainers niet vreemd, cynische opmerkingen ook niet. De gedachte is dat spelers daar tegen moeten kunnen om het later te redden in De Kuip.
„Er werd gewoon weinig gecommuniceerd”, zegt Koomen nu. „Ik was eigenlijk nog een kind. Wanneer je topsport bedrijft, wordt er van je gevraagd volwassen te handelen. Maar als kind wil je af en toe gewoon weten of je goed bezig bent of niet.” Destijds zei hij er niks van, omdat het heersende idee was dat de opleiding goed functioneerde.
„Hoe op een bepaalde manier tegen jongens gesproken werd, dat kan nu niet meer”, zegt Taument desgevraagd. De benadering is nu anders. „Je moet ook met de tijd meegaan. Je kan gewoon niet alles meer zeggen wat je vroeger als speler van een trainer hoorde.” Neemt niet weg dat hij het wel belangrijk vindt om „heel duidelijk” te zijn en de „eisen” hoog te houden.
Met Koomen kwam het uiteindelijk goed. Hij herpakte zich en verdiende in 2016, op zijn negentiende, een tweejarig contract. Maar de route naar Feyenoord 1 is dan nog lang.
Meer ‘lef’ tonen, maar hoe?
Taument, trainer van de B2: „Laten we zeggen dat zo’n jongen een 5 is. Daar kan ik een 5,4 van maken, maar nooit een 7. Dan kan ik wel veel tijd in hem investeren, maar dan? […] Laten we zeggen dat Danny van Haaren een 7,5 is. Van hém moeten we hier een 8,5 maken.”
Spelers moeten het zelf doen. Maar kunnen ze dat ook? Jari Schuurman was nooit het grootste talent van zijn lichting. Tot de Gorcummer, geboren in een Ajax-gezin dat hem naar de Finse aanvaller Jari Litmanen vernoemde, in de B2 doelpunten begint te maken. Véél doelpunten. Het kunnen er zelfs nog meer worden, vertellen trainers hem, als hij leert om duels te winnen. Wat ze hem niet vertellen, zegt een betrokkene: hoe hij dat dan kan doen.
Dat de beste talenten meer aandacht kregen, zien alle spelers uit het team. De trainers praten meer met ze. Vertellen vaker wat ze moeten verbeteren. Zo hoort Van der Meer dat hij meer „lef moet tonen in het veld”. Daar was hij het mee eens. „Maar ik was een zestienjarige jongen en wist niet wat ik ermee moest. Vanuit de club werd er niks mee gedaan. Het werd steeds genoemd, daarna gebeurde er niks.”
Trainers coachen tijdens wedstrijden vooral reactief en vaak schreeuwend. Een herkenbare speelwijze waarin de spelers ontwikkeld worden, is er amper. Een plan om de talentvolle lichting met zo veel mogelijk spelers naar Feyenoord 1 te krijgen is er evenmin, zal blijken.
De gevolgen hebben spelers zelf lange tijd niet door. Hun trainers mogen ze wel: ja, ze zijn hard, maar je kan ook met ze lachen. En hun lichting dendert door: in de B1 van trainer Cor Adriaanse worden ze landskampioen, onder meer dankzij een 6-1 zege op PSV. Bij PSV kan onder meer Steven Bergwijn – inmiddels international – niets anders dan toekijken hoe Schuurman die dag vier keer scoort.
Maar vanaf de A-junioren merken jeugdspelers, trainers en ouders dat er iets kantelt. Minder jongens worden opgeroepen voor het Nederlands elftal. Minder spelers krijgen een profcontract. Frenkie de Jong, schetst Van der Meer, „begon ineens te groeien, fysiek én technisch. Bij ons stokte het.”
Als Feyenoord ze zo talentvol vindt, vragen sommigen zich steeds nadrukkelijker af, waarom krijgen ze dan zo weinig begeleiding? Wat wíl Feyenoord eigenlijk met ze?
Tussen wal en schip
Vrij geruisloos stroomt Faris Hammouti door de jeugdopleiding. De beste is hij niet, een twijfelgeval evenmin. Trainers zetten hem op het middenveld, op de flanken of centraal achterin, net waar ze een mannetje missen. Een „droom” komt uit, zegt hij in 2016 op de clubsite, als hij zijn eerste contract tekent. „Ik hoop uiteindelijk de stap naar het eerste elftal te kunnen maken.”
Daar komt het niet van. Nooit een wedstrijd, nooit een training. Hij is een van de vele spelers voor wie het gat tussen jeugdopleiding en eerste elftal te groot blijkt. Belangrijkste reden is dat het beloftenelftal, Jong Feyenoord, niet in de Eerste Divisie uitkomt, de competitie direct onder de Eredivisie. De Jong-teams van Ajax en PSV (sinds 2013) en AZ (sinds 2017) spelen daar wel, waardoor spelers inmiddels ook bij die clubs al jong op een hoog niveau kunnen uitkomen. Velen – zoals Frenkie de Jong en Matthijs de Ligt – rijpen daar en breken later door.
Hammouti komt niet in aanmerking voor het eerste elftal en traint noodgedwongen mee bij de A1. „Maar die trainer wist ook niet wat hij met me aan moest”
Feyenoord mist die cruciale tussenstap. En Hammouti merkt de gevolgen. Hij belandt „tussen wal en schip”, zegt hij nu. Hij komt niet in aanmerking voor het eerste elftal en is te oud voor de A1, de ploeg voor spelers tot negentien jaar. Hij heeft geen vast team, speelt amper wedstrijden en vraagt zich af waarom Feyenoord hem een contract heeft gegeven. Hij traint noodgedwongen mee bij de A1. „Maar die trainer wist ook niet wat hij met me aan moest.”
Wat het plan is waarover de technisch directeur rept bij de contractondertekening in 2016, wordt nooit duidelijk. Na anderhalf jaar te zijn verhuurd aan Almere City verdwijnt Hammouti net zo geruisloos als hij kwam. Hij hoort niets van de clubleiding, zegt hij, niet tijdens de verhuurperiode, niet als hij uit zijn contract loopt. Een afscheid van de club waar hij meer dan tien jaar speelde? „Nee, niks. Nu ik erover nadenk is dat natuurlijk raar.”
Rick van der Meer traint wel regelmatig met het eerste, en gaat in 2016 zelfs mee op trainingskamp. „Maar daarna werd het stil, totdat ik opeens te horen kreeg dat de club geen toekomst in me zag. Waarom werd me nooit verteld.”
De hype niet begrepen
Een paar minuten. Zolang speelde Schuurman in Feyenoord 1 – hij komt nu al vier jaar uit voor eerstedivisionist FC Dordrecht. Uiteindelijk bereikten vier van de achttien spelers uit de beloftevolle B2 het eerste. Niemand breekt echt door.
Trainer Taument is enigszins verbaasd waar zijn pupillen belandden. Hij vond de lichting van 1997 nooit de allerbeste, en begreep de hype die er rond het team ontstond ook niet zo. Het had van hem allemaal wel wat minder gemogen, het verwachtingspatroon werd wel erg groot. Maar dát spelers talent hadden en Feyenoord 1 konden halen, leek ook hem evident.
Hij vindt het lastig te verklaren waarom niemand het redde in De Kuip. Het ontbreken van een Jong-team in de Eerste Divisie speelt mee, zegt hij. Maar het is ook weer niet dé reden. „Er gebeurt bij die jongens onderweg nog zoveel.”
Vergeleken met tien jaar terug werkt de opleiding nu veel gestructureerder, zegt hij. „Toen hadden we zo’n vijftien fulltime trainers, nu veertig à vijftig. Er zijn specialisten bijgekomen, we werken veel meer met data.”
Die hervormingen volgden ook na een lange strijd op Varkenoord, waarin vernieuwers en traditionele trainers regelmatig met elkaar botsten. De ene groep wees naar de vijf prijzen voor beste opleiding, de andere vond dat er sindsdien te weinig was veranderd om bij de tijd te blijven, om talenten af te blíjven leveren.
Ik ben nu veel gelukkiger dan als ik prof was geweest
Rick van der Meer
Het herkennen en ontwikkelen van talent is complex. Spelers die op hun zestiende een toptalent zijn, raken in de jaren daarna geregeld overklast door spelers die in de jeugd zelden uitblonken. Van der Meer weet er alles van: hij werkt nu als scout voor Sparta, waar hij vooral voetballers bekijkt die al prof zijn.
Achteraf, zegt Van der Meer (26), is hij blij met hoe het is gegaan. „Ik ben nu veel gelukkiger dan als ik prof was geweest. Ik kan naar een feestje, voetbal op een leuk niveau bij tweededivisionist Katwijk en heb leuk werk.”
In 2017 laat Bert Koomen (26) zijn contract al na een jaar ontbinden. Net als Hammouti raakt hij, door de haperende doorstroming, op een zijspoor bij zijn club. Hij werd nog verhuurd aan FC Den Bosch, maar ziet geen perspectief. Hij stopt, teleurgesteld. Aan de andere kant: dat hij zelf een keuze maakte, en niet anderen vóór hem, voelde goed. Hij speelt bij Rijnsburgse Boys, doet het hbo en fotografeert profspelers.
Hij komt nauwelijks in het boek voor, daarom las Faris Hammouti (26) het ook nooit. Toch is hij een van de meer succesvolle profs uit het team gebleken. Hij is een vaste waarde bij FC Den Bosch, speelt er met plezier. Wel wil hij graag naar de top van de Eerste Divisie. En later misschien de Eredivisie. „Gewoon stap voor stap.”