Dirigent Andris Nelsons, kind van de ‘zingende revolutie’: ‘Muziek laat ons voelen wat de belangrijke menselijke waarden zijn’

Een waterige winterzon gluurt vrijdagmiddag naar binnen bij Café Kandler in Leipzig. Bij de voordeur prijst een manshoge kartonnen Johann Sebastian Bach de lekkernij van de dag aan, onder het mom Wir verführen Sie, wij brengen u in vervoering. Vanaf zijn plek aan het raam kijkt dirigent Andris Nelsons (45) uit op de achterkant van de Thomaskerk waar het graf van de componist ligt.

„Zijn muziek ligt vrijwel nooit op mijn lessenaar”, zegt Nelsons. „De meeste stukken van Bach” – hij zwaait met zijn armen naast zijn hoofd – „hebben dit niet nodig. Die kun je het beste dirigeren met schaarse gebaren vanachter het klavecimbel. Maar ik heb veel Bach gezongen in het oude-muziekgezelschap van mijn moeder.” Hij wijst glimlachend op de kartonnen componist buiten. „Over Wir verführen Sie gesproken; dat doet Bach zingen met je.”

Die ‘zangcarrière’ ligt al jaren achter Nelsons; het symfonieorkest werd zijn instrument. De Let groeide uit tot een van de beste dirigenten in de klassieke muziek, begeerd door alle grote ensembles; ook het Concertgebouworkest ziet hem graag komen. De laatste jaren verdeelt hij zijn aandacht als chef tussen het Boston Symphony – behorend tot de big five in Amerika – en het Gewandhausorchester Leipzig, waarmee hij deze week in Amsterdam te zien zal zijn met muziek van Tsjaikovski.

Wagnerthee

Maar voor Nelsons daarover praat, moet hij eerst een thee uitzoeken. En daar staan tientallen soorten van op de kaart. Zes melanges dragen de naam van een componist die in de muziekhistorie in Leipzig woonde, studeerde en werkte. De Bachthee smaakt mild en bloemig met een diepgouden afdronk. Mendelssohn is fris en levendig, Grieg krachtig en pittig. Maar Nelsons kiest voor een „geurige en tedere” Wagnerthee.

„Want hij was mijn eerste grote muziekliefde”, vertelt hij. „Mijn ouders namen me op mijn vijfde mee naar zijn opera Tannhäuser. Thuis legden ze me vooraf het verhaal uit en beluisterden we samen de platen. Maar niets hiervan had me voorbereid op de magie van Wagners muziek in het theater: hoe de noten zich dan nestelen in je lichaam, in je bloedbaan. Ik kon niet anders dan huilen om alles wat zich voor mijn ogen en oren voltrok. Het was een mystieke ervaring. En de dirigent – voor mij goed zichtbaar – wekte de indruk een tovenaar te zijn uit wiens handgebaren de klanken ontsprongen. Misschien dat op die avond in mijn onderbewuste het verlangen ontkiemde om later ook te dirigeren.”

Momenteel verdiept Nelsons zich niet in Wagner, maar in de Rus Tsjaikovski. Dezer dagen dirigeert hij zijn Gewandhausorchester in de stukken waarmee hij komende week ook twee avonden naar het Amsterdamse Concertgebouw komt. Het Vioolconcert en de Vijfde Symfonie leidde hij gisteren in Leipzig, en vanavond staan de Zesde Symfonie, de Pathétique, en de orkestouvertures Hamlet en De wojewoda op het programma.

Dirigent Andris Nelsons voor het Weens Philharmonisch Orkest op 19 januari 2023.

Foto’s: Andreas Tischler

Verlegen aard

Onder Nelsons’ handen groeit de Vijfde Symfonie uit tot een verrassend intiem stuk, waarin Nelsons de houtblazers alle vrijheid biedt voor hun dialogen: ze drijven als schepen op een zee van warme strijkersklanken. „Waar componisten als Beethoven en Mahler zich in hun symfonieën tot de mensheid richten, daar maakt Tsjaikovski het persoonlijker als hij verhaalt over het lot”, vindt Nelsons. „In veel van zijn melodieën spreekt hij rechtstreeks tot mij. Beethoven en Mahler schuwen grote woorden niet. Bij Tsjaikovski voel ik een verlegen aard achter zijn noten. En eenvoud. Het genie Mahler wil dat we ons met hem verdiepen in de zoektocht naar de zin van het bestaan. Tsjaikovski daarentegen deelt zijn innerlijke strijd met ons, maar dringt zich niet op.”

Nelsons fascinatie voor de Rus dateert uit zijn kinderjaren. De dramatiek en emotionaliteit van Tsjaikovski vond hij destijds al onweerstaanbaar. Hij speelde eerst trompet in de symfonieën en dirigeerde de werken later veelvuldig. „Nog steeds gebruik ik daarbij de zakpartituren die ik op mijn negende kreeg en die zich na vele jaren vulden met schetsen en aantekeningen. Ze brengen me altijd even terug naar de tijd dat ik deze stukken leerde kennen.”

In die tijd ontdekte Nelsons ook de maatschappelijke kracht van muziek. Want zijn geboortegrond Letland en de twee andere Baltische staten bevrijdden zich ruim dertig jaar geleden van de Russische Sovjet-dictatuur door de zogeheten ‘zingende revolutie’.

Zingende revolutie

„Ik herinner me de Baltische Weg”, zegt hij. „Terwijl in de zomer van 1989 vreedzame protestmarsen vanuit Bachs Nikolaikirche hier in Leipzig zouden uitmonden in de val van de Berlijnse Muur, vormden twee miljoen Balten een zingende keten van zeshonderd kilometer tussen de Estse, Letse en Litouwse hoofdsteden Tallinn, Riga en Vilnius. Ik was tien jaar oud. In dit onafzienbare lint van mensen stond mijn familie. Er was angst voor de intimiderende Sovjet-tanks, maar evenzeer saamhorigheid om het Russische machtsvertoon te trotseren.”

Het ontroert Nelsons nog steeds. En gelukkig, zegt hij, zijn de Baltische staten die zingende revolutie niet vergeten. „We vieren die verbindende kracht iedere vijf jaar met een koor van ruim dertigduizend zangers dat in Tallinn voor zo’n tachtigduizend bezoekers optreedt. In die roerige tienerjaren begreep ik wat muziek betekent, hoeveel eenheid zij onder mensen kan brengen. En kijkend naar ons huidige tijdperk, naar een wereld die opnieuw in chaos vervalt, kan muziek ons laten voelen wat de belangrijke menselijke waarden zijn. Zingen leert ons wat gemeenschap is.”

https://www.youtube.com/watch?v=UfiEcPCaa0Q