N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Museumdirecteur Directeur Benno Tempel vertrekt na bijna vijftien jaar bij Kunstmuseum Den Haag en wordt directeur van Museum Kröller-Müller in Otterlo. Zijn nieuwe werkplek is „veel meer dan een museum”, zegt Tempel.
Directeur van het Kunstmuseum Den Haag Benno Tempel leidt Koningin Maxima rondt door het museum in 2020. Vanaf 1 november wordt Tempel directeur van Museum Kröller-Müller.
Foto ANP/ Frank van Beek
Museumdirecteur Benno Tempel vertrekt bij het Kunstmuseum in Den Haag en wordt vanaf 1 november 2023 directeur van het Kröller-Müller Museum in Otterlo. Daar volgt hij Lisette Pelsers op, die op 1 januari 2024 met pensioen gaat. Tempel was bijna vijftien jaar directeur van het Kunstmuseum, waaronder ook Fotomuseum Den Haag, KM21 en Escher in Het Paleis vallen.
In die jaren organiseerde het museum publiekstrekkers als Cezanne, Picasso en Mondriaan (2009), Mark Rothko (2014) en Monet (2019). Ook werd de binnentuin van het monumentale gebouw van architect Berlage overdekt, en veranderde het museum van naam: Gemeentemuseum werd Kunstmuseum. In 2019 was de kunsthistoricus Tempel ook samensteller van de Nederlandse inzending voor de Biënnale van Venetië, met kunstenaars Iris Kensmil en Remy Jungerman.
„Het Kröller-Müller Museum is veel meer dan een museum”, zegt Tempel telefonisch over zijn overstap naar het museum dat in nationaal park de Hoge Veluwe ligt en ook een beeldenpark van zo’n 25 hectare groot heeft. Het is vooral die combinatie van „landschap, de collectie en de bijzondere architectuur” waarnaar hij uitkijkt. „Naar Kröller-Müller ga je niet alleen voor de collectie en de tentoonstellingen”, zegt Tempel „maar ook om je onder te dompelen in de natuur. Dat is een werkplek waar ik enorm naar uitkijk.”
Kröller-Müller
Zowel het Kunstmuseum als Kröller-Müller is een museum met een rijke geschiedenis en een collectie van internationaal belang. Het Kröller-Müller Museum is vernoemd naar Helene Kröller-Müller, die een groot deel van de collectie bijeenbracht met daarin, aldus Tempel, „misschien wel de mooiste Van Goghs ter wereld”.
Het is daarnaast gespecialiseerd in twintigste-eeuwse avant-gardes, en staat bekend om de grote beeldentuin, met werken van onder anderen Jean Dubuffet en Richard Serra en Giuseppe Penone.
Wat voor tentoonstellingen Tempel bij het Kröller-Müller gaat maken, is nog niet bekend. „Ik heb al wel ideeën, maar die ga ik eerst intern bespreken.”
Of hij weer vijftien jaar op dezelfde plek blijft? „Vijftien jaar is voor een museumdirecteur helemaal niet zo lang. Het kost tijd om je een collectie eigen te maken, en het kost ook tijd om nieuwe tentoonstellingen te initiëren. Cézanne, Picasso, Mondriaan kreeg ik ook maar in mijn schoot geworpen door mijn voorganger. Ik begin niet bij Kröller-Müller om er na drie jaar weer te vertrekken.”
Dat Bruce Springsteen meer muziek maakt dan hij kan uitbrengen, was al bekend. In 1998 ging de kluis voor het eerst open: toen verscheen de 4-cd-box Tracks, met 66 nummers uit de jaren 1970 en 80. In 2010 verscheen The Promise, een dubbel-cd met muziek die Springsteen opnam in een periode dat hij ruzie had met manager en platenmaatschappij, en vanwege juridisch gedoe helemaal niets mocht uitbrengen. En nu is er Tracks II: The Lost Albums, niet zo essentieel als The Promise, maar wel nog beter dan de eerste verzameling Tracks. Dat komt vooral doordat Springsteen ons nu verrast met zeven complete albums, en niet met een grabbelton aan demo’s, B-kantjes en outtakes. Slechts enkele nummers waren al bekend: het meeste horen we nu voor het eerst.
De vorm is geen gimmick: Tracks II bestaat uit zeven daadwerkelijk samenhangende albums, die geen van alle een modderfiguur zouden hebben geslagen als ze na voltooiing waren uitgebracht. Dit betekent nog niet dat het zeven meesterwerken zijn. Zo maakte Springsteen na het succes van zijn Oscar-winnende soundtracknummer ‘The Streets of Philadelphia’ een heel album in die stijl. In sommige kringen kreeg het mythische status, maar het niveau van de filmhit haalt Streets of Philadelphia Sessions niet. Het kabbelt en de wat gedateerde beats en synths doen de liedjes geen recht.
Western-soundtrack
L.A. Garage Sessions ’83 is vooral interessant omdat het de ontbrekende schakel vormt tussen de uitgebeende nummers van Nebraska (1982) en de commerciële klapper Born in the USA (1984). Faithless wordt door Springsteen aangekondigd als een soundtrack van een niet bestaande western; een mengeling van blues en gospel die soms doet denken aan Ry Cooders soundtracks uit de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw. Het is een typische soundtrack, al is de film nooit gemaakt: sterke liedjes afgewisseld met muziek die vooral ondersteunend klinkt. En er zit ook nog een verzamelaar bij: zeg maar de restjes van de restjes: Perfect World bestaat uit nog eens tien fijne liedjes die blijkbaar nergens meer bij passen, maar te goed zijn om weg te gooien.
Vier albums tussen ‘interessant’ en ‘leuk’: dan zijn er dus nog drie platen. En die zijn zo sterk, dat ze ontzag oproepen: dit kon dus gewoon op de plank blijven liggen, in een periode die bovendien niet bekendstaat als Springsteens hoogtijdagen.
De verrassendste van de drie is Twilight Hours. Hierop stapt Springsteen in de voetsporen van Elvis Costello, die in 1998 een album ballads uitbracht met Burt Bacharach. Springsteen doet het zonder de oude meester, maar overtuigt volkomen met een verzameling tijdloze liedjes, rijk gearrangeerd met strijkers en blazers, en verzorgd gezongen: nergens is hij schor. Springsteen als crooner: het idee klinkt als een pastiche, maar de muziek niet. Springsteen is integer in zijn poging om muziek te maken uit de tijd van zijn ouders. Hij maakte dit album vlak na Western Stars, waar hij iets vergelijkbaars deed met traditionele country, maar waar dat album soms wat vermoeid klonk, lijkt Springsteen hier zelfs zichzelf te verrassen.
Tracks II: The Lost Albums van Bruce Springsteen.
Ook zeer Amerikaans, maar allerminst vermoeid, klinkt Inyo, genoemd naar de county waarin Death Valley ligt: zuidelijk, stoffig, warm en al een aardig eind onderweg naar Mexico. Springsteen werkte aan de liedjes tijdens de tournee voor The Ghost of Tom Joad. Dat album vertelde het verhaal van de arme witte boeren die te lijden hadden onder de Dust Bowl. Inyo vertelt vergelijkbare verhalen, met Mexicaanse personages. Het resultaat is indringend en desolaat. Eigenlijk onbegrijpelijk dat het op de plank terechtkwam, ook omdat Springsteen in de jaren daarna geen ander album uitbracht. Inyo kan probleemloos staan naast Devils and Dust (2005) dat hij jaren later zou opnemen; het had een klassieker kunnen zijn.
Dat geldt niet voor wat zonder twijfel het vrolijkste ‘lost album’ is: Somewhere North of Nasvhille. We horen een groep geweldige muzikanten die de grootste lol hebben met een verzameling countrykrakers waarin clichés niet geschuwd maar gevierd worden: ‘Poor Side of Town’, ‘Blue Highway’, dat soort titels. Het geheel is ongepolijst en spontaan, en wordt op een hoger niveau gebracht door de schitterende pedal steel van Marty Rifkin, die op deze ene plaat meer ruimte krijgt dan in de complete rest van Springsteens oeuvre. Twaalf liedjes in dik een halfuur, zonder veel pretentie en zonder grootse bedoelingen: terloops is Springsteen hier op zijn best.
Amazon-miljardair Jeff Bezos vierde in Venetië drie dagen lang zijn huwelijksfeest. Van de Venetianen mocht hij best komen trouwen, aan sprookjeshuwelijken verdienen ze en ze zijn ze gewend, George Clooney deed het elf jaar geleden ook. Maar niet zo, met hun stad gedegradeerd tot luxe partycentrum en hun cultuurschatten als hebbeding.
Ze kwamen in actie, met demonstraties, snedige spandoeken en ludieke, dollars tellende Bezospoppen, zelfs in het Canal Grande dreef er eentje, met een Amazondoos als vlot.
Een pop die Jeff Bezos moet voorstellen zit op een toilet gemaakt van Amazon-dozen, aan de vooravond van het huwelijksfeest van Bezos en Lauren Sanchez in Venetië. De pop was gemaakt door het kunstcollectief Konn Artiss. Foto Click News
Maar het hoogtepunt waren de krokodillen. Een Venetiaans kunstcollectief kondigde aan Bezos’ huwelijksfeest op te zullen luisteren met een vloot opblaaskrokodillen. Geweldig beeld, je ziet het voor je: motorbootjes vol celebrity’s in smokings en avondjurken ploeterend door middeleeuwse kanalen vol speelgoedkrokodillen. Alleen, hoe dan? Daar zijn er honderden van nodig om ook maar één Venetiaans kanaal effectief te vullen. En even praktisch: waar kwamen al die krokodillen dan vandaan? En praktischer, wie blies ze op? Waar en hoe zouden ze te water worden gelaten zonder dat de politie ze direct zou verwijderen?
Dit kon dus helemaal niet en toch werd uit voorzorg Bezos’ huwelijksfeest verplaatst, van de magnifieke Scuola Grande della Misericordia middenin de stad naar de voormalige scheepswerf Arsenale, een brug te ver aan een kanaaltje zonder grandeur. Allemaal uit angst voor een virtuele zwerm krokodillen.
Deze actie was conceptuele kunst. Een gezamenlijke performance van de lachspieren van al die mensen die zich het wereldwijd voorstelden.
Ik hoop nu maar dat Dave Schut dit meekreeg. Die suggereerde in NRCdat satire niet meer werkt. Zijn voorbeeld is extreem-rechts. President Trump. Die trekken zich er niks van aan, schrijft hij, dus laat maar zitten.
Satire werkt niet? Niet als je denkt dat satire bestaat om Trump en zijn knechten tot inkeer te brengen. Wordt een mikpunt op de kast gejaagd (zie Bezos), dan is dat mooi meegenomen. Maar comedians maken hun conferences niet voor hun mikpunten. Satire is geen corrigerende tik om ze te bewegen te stoppen met hun wicked wicked ways. Het is flessenpost voor al die mensen die hun machtsmisbruik minachten, gevaarlijk vinden of zelfs persoonlijk vrezen.
De grappenmakers zijn altijd slimmer dan de potentaten. De middeleeuwse nar zei de koning de waarheid. Ging daardoor zijn kop eraf? Mogelijk. Maar dan erkende de koning dat hij hem niet aankon. Punt voor de nar.
Dave Schut zegt: humor legt het af en komt met Hitler op de proppen. Dat kan ik ook. Wat bleef er over van Hitler? Een schaduw van het kwaad – superieur in zijn hemd gezet door Chaplin in The Great Dictator. Die film bracht niet één nazi bij zinnen, maar hij staat nog altijd als een huis. Nog altijd zegt hij: Wij lachen. Met zijn allen. En daar houden we niet mee op.
Je kunt nauwelijks naar één golf kijken, je kijkt altijd naar ‘golven’, constateert de Italiaanse schrijver Italo Calvino in zijn roman Palomar. Iets vergelijkbaars geldt voor de beleving van het weer, zegt de Amerikaanse componist Christopher Cerrone: „Het weer is geen moment, je kunt het niet isoleren. Het weer, en zeker extreem weer, is monolithisch, alomvattend.” Cerrones Beaufort Scales voor acht vrouwenstemmen en elektronica, met videoprojecties van kunstenaar Hannah Wasileski, gaat over de ervaring van extreem weer. Het Lorelei Ensemble brengt zaterdag 5 juli de Europese première, als onderdeel van het festival The Big Sing in Haarlem (zie inzet).
Lorelei Ensemble werd in 2007 in Boston opgericht door dirigent Beth Willer. Hun cd-opname van Beaufort Scales was eerder dit jaar genomineerd voor een Grammy Award. Cerrone en Willer vertellen in een Zoom-gesprek dat ze erg uitkijken naar de Haarlemse uitvoering: „We hebben het stuk nu zeven keer gedaan, maar er was telkens wel iets, met de video of met de belichting. Dit wordt de eerste uncompromised uitvoering”, zegt Cerrone.
Als je Beth trouwens diep wilt beledigen, zegt Cerrone, dan moet je Lorelei een ‘koor’ noemen: „Het is een vocaal ensemble.” Willer lacht erom, maar hij heeft wel gelijk. De individualiteit van de acht afzonderlijke stemmen staat bij Lorelei voorop, zoals ook bij een strijkkwartet. „Wat vaak ontbreekt bij muziek voor treble voices [hoge stemmen] is onderzoek naar het coloristische aspect, de individuele kleuren. Daar selecteren wij onze compositieopdrachten op. Chris heeft ons vocale palet uitgebreid met allerlei schakeringen en variaties, het is een heel rijke klankwereld”, zegt Willer.
Niet meer ver weg
Toen ze begonnen met het project, in 2019, was ‘extreem weer’ nog iets dat zich ver weg afspeelde, zegt Willer. Hoe erg het ook was: „Niemand die ik kende had ermee te maken. Nu ken ik niemand meer die er níét mee te maken heeft gehad, ook in de VS.” De titel van Loreleis concertprogramma, ‘Look Up’, is een expliciete oproep om voorbij je eigen comfort te kijken. Je kunt er ook een knipoog in zien naar Don’t Look Up, de satirische filmparabel over klimaatontkenning.
Cerrone schetst een probleem met ‘geëngageerde’ of politieke kunst: de kans dat klimaatontkenners naar een concert van het Lorelei Ensemble komen is niet zo groot. Je preekt al snel voor eigen parochie, en daar past hij voor. In plaats van een manifest over de klimaatcrisis besloot hij daarom muziek te maken over iets heel concreets: de unheimliche, herkenbare ervaring van extreem weer.
„Tijdens een verblijf als composer in residence in Oregon in 2018 maakte ik van dichtbij bosbranden mee. Dat was heel heftig, totaal niet abstract, en ik wilde die ervaring documenteren in mijn werk.” De ingang vond Cerrone op een verrassende plek: in het systeem voor de classificatie van windkracht dat in 1805 werd opgesteld door de Ierse admiraal Francis Beaufort. „Het is een geweldige tekst, een verzameling haiku’s waarin hij beschrijft wat de wind bij een bepaalde sterkte teweegbrengt.” De gangbare Nederlandse vertaling van de Schaal van Beaufort is nogal droog, in tegenstelling tot het origineel: ‘whistling heard in telegraph wires; umbrellas used with difficulty’ (windkracht 6).
Moeilijke tijd
Beaufort Scales beschrijft een duidelijke boog, van windkracht 0 tot 12. De intensivering vindt niet zozeer plaats in volume, maar in dichtheid, intensiteit en elektronische vervorming. Om te voorkomen dat het werk voorspelbaar zou worden, voegde Cerrone vier gesproken ‘interludes’ toe, met weerbeschrijvingen van schrijvers Melville, Scott Fitzgerald en Anne Carson en uit de Bijbel: „Het is duidelijk dat we in een moeilijke tijd leven en ik wilde als contrast laten horen hoe er in andere tijden over het weer werd gesproken.”
Cerrone bouwde een intrigerende stemmenarchitectuur, gebaseerd op spraakritmes en herhaalde patronen, waarin het publiek wordt ondergedompeld. Sommige stukken klinken gruizig, andere hebben een sereniteit die herinnert aan de vocale muziek van David Lang. ‘Step 10’ is juist een manische canon op de woorden ‘very high waves’, zeer precies gezongen, met bijna robotachtig effect. Zo vertroebelt de grens tussen akoestische zang en de elektronische laag van samples en live bewerking. Cerrone prijst sound engineer Ross Wightman als „een engineer met de sensibiliteit van een musicus”: „Zonder Ross zou dit project niet mogelijk zijn.”
Lorelei Ensemble: Look Up, met onder meer de Europese première van Beaufort Scales van Christopher Cerrone. The Big Sing, 5 juli, Haarlem. Info: thebigsing.nl