Directeur Human Rights Watch: ‘Zo gaat het vaak mis: dat het stopt bij steunbetuigingen’


HRW-directeur Tirana Hassan Ondanks alle oorlog en onderdrukking in de wereld is Human Rights Watch in zijn jaarrapport ook positief, bijvoorbeeld over de afwijzing van de Russische invasie. Nu moeten landen ook écht druk gaan uitoefenen op de machthebbers die ze bekritiseren.

Tirana Hassan: „Dat ze ons proberen te bespioneren laat vooral zien hoe bang overheden voor ons zijn.”
Tirana Hassan: „Dat ze ons proberen te bespioneren laat vooral zien hoe bang overheden voor ons zijn.”

Foto Justin Griffiths-Williams

Natuurlijk was er oorlog en onderdrukking, vorig jaar. En probeerden autocratische regimes kritische burgers en organisaties die opkomen voor mensenrechten te verstikken. Alleen de namen van sommige landen zijn al genoeg om de ellendige gebeurtenissen naar boven te halen: Oekraïne, Iran, China.

En toch kiest waarnemend directeur Tirana Hassan van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch ervoor om ook de positieve ontwikkelingen van het afgelopen jaar te benoemen. „Niet langer zijn maar een paar staten de redders van de moderne wereld, dat is een significante ontwikkeling. We zijn voorbij het simpele narratief waarin we de wereld opdeelden in goede en slechte landen, in mensenrechtenkampioenen en schurken. Dat was geen constructieve benadering.”

Hassan noemt de internationale reactie op de Russische inval in Oekraïne als positief voorbeeld, en dan vooral dat er snel een onderzoekscommissie kwam voor de Russische mensenrechtenschendingen bij die inval. Dat liep via de mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in Genève en de commissie was een week na de inval geregeld. „Zo snel is dat nog nooit vertoond.” En de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties nam vier resoluties aan die de inval veroordeelden, „die werden met grote marges aangenomen”.

Ander voorbeeld: de kleine eilandstaten in de Stille Oceaan die willen dat er internationaal meer gebeurt tegen klimaatverandering. Onder leiding van Vanuatu proberen ze een zaak bij het Internationaal Gerechtshof te beginnen. „Zoiets laat zien dat we niet langer alleen op de supermachten in de wereld hoeven te rekenen.”

Deze donderdag publiceert Human Rights Watch (HRW) zijn jaarlijkse landenrapport. Tirana Hassan is in de Britse hoofdstad Londen om het rapport toe te lichten. HRW is een van de weinige mensenrechtenorganisaties die wereldwijd tientallen landen tegelijk grondig in de gaten houdt. Het rapport gaat meer dan honderd landen langs en beschrijft hoe het er in die landen voor staat met rechten voor lhbti’ers, rechten voor migranten of met de basale rechten op toegang tot gezondheidszorg, onderwijs of voedsel.

U bent positief, maar bij de oorlog in Oekraïne zijn het toch vooral westerse landen die uit eigenbelang Oekraïne helpen verdedigen?

„Nee, er zitten natuurlijk óók westerse landen bij, maar internationaal is een brede beweging op gang gekomen tegen Rusland. Die gezamenlijkheid heeft de lat verhoogd voor internationale reacties op toekomstige conflicten. Wat als de internationale gemeenschap al zo duidelijk had gereageerd bij de Russische inval op de Krim in 2014, of bij de gewelddadige Russische acties in Tsjetsjenië en Syrië? Als president Poetin en het Russische leger toen internationaal verantwoording hadden moeten afleggen voor hun misdaden, had dat zeker een afschrikwekkend effect gehad.”

Welke landen en autocratische leiders houdt u specifiek in de gaten, dit jaar?

„We houden geen ranglijsten bij van goed tot slecht, omdat mensenrechten ook niet statisch zijn, er zitten zoveel aspecten aan. Maar natuurlijk letten we bijvoorbeeld op Iran. Protesten zijn daar niets nieuws, maar nu laten Iraniërs uit alle lagen van de bevolking zien dat ze genoeg hebben van een regering die het land zo slecht bestuurt dat inwoners niet eens toegang hebben tot eten of brandstof. Dat komt zeker niet alleen door sancties, dat is mismanagement van de overheid.

„En ik noem China zeker ook als dreiging, de situatie in de provincie Xinjiang blijft voor de Oeigoeren problematisch. Ook in China zagen we eind vorig jaar dat inwoners de straat op gingen tegen de coronarestricties en tegen het regime. Inwoners daar geven dus om hun mensenrechten en eisen die ook op, al moeten ze het laten zien met lege A4’tjes.”

Uit onderzoek van de Amerikaanse Harvard-universiteit bleek vorig jaar dat massaprotesten van burgers, zoals die in China of Iran, nu minder succesvol zijn dan vroeger. De kans op verandering door zulke protesten is kleiner, onder meer omdat overheden zelf ook sociale media gebruiken om twijfel en verdeeldheid te zaaien of zware censuur opleggen.


Lees ook: De omvang van protestbewegingen lijkt steeds groter – maar toch stuiten ze vaak op mislukking. Waar gaat het mis?

Uiteindelijk winnen de autocraten dan toch?

„Die dappere demonstranten riskeren hun leven en kijken vaak letterlijk in de loop van een geweer omdat ze hun mensenrechten willen verdedigen, hun samenleving en hun vrijheden. Alleen: zíj zijn niet verantwoordelijk voor het invoeren van de veranderingen. Ze geven alleen de diagnose van het probleem, ze laten hun leiders en de wereld zien wat er mis is. Als je echt verandering wilt, moet de internationale gemeenschap luisteren naar die burgers en hun eisen, en vervolgens druk uitoefenen op de machtshebbers. Daar gaat het vaak mis, het stopt bij steunbetuigingen.

„Een voorbeeld waar de internationale gemeenschap het gruwelijk heeft laten zitten is Myanmar, waar inwoners massaal de straat opgingen toen het leger de macht van de burgerregering overnam en het vervolgens internationaal bleef bij vrijblijvende uitingen van solidariteit. Nu zitten we bij Iran op de piek van die boodschappen van steun en veroordelingen van het regime, maar er moet gerechtigheid komen en verantwoording afgelegd worden voor de levens die verloren zijn gegaan. Daar heeft de internationale gemeenschap een rol.”

Hoe moet zulke gerechtigheid er concreet uitzien?

„Er zijn allerlei mogelijkheden voor en het mooie is dat het net van internationale gerechtigheid zich verder uitbreidt. Vorig jaar veroordeelde een rechtbank in het Duitse Koblenz een voormalig officier van de Syrische geheime dienst tot levenslang. Dus of je nu een Iraanse ambtenaar bent of deel van het Syrische veiligheidsapparaat, het internationale rechtssysteem weet je steeds vaker te vinden.” De Syriër Anwar Raslan, over wie dit gaat, was de eerste officier van het regime van president Assad die werd veroordeeld voor marteling. Hij zit vast in Duitsland.

Tegelijk blijven veel landen het organisaties als de uwe vooral lastiger maken. Vorig jaar werd uw kantoor in Rusland gesloten. Hoe werkt u daar omheen?

„Ja, ons kantoor moest dicht en ook dat van vele andere mensenrechtenorganisaties en onafhankelijke media. Het is vooral een illustratie van de brute verstikking van het maatschappelijke debat in Rusland, zoiets is een standaardgreep uit de gereedschapskist voor autocraten. ‘Verbrijzel de afwijkende mening.’ Het betekent dat wij op andere manieren ons werk moeten voortzetten.”

Dus dat is veel bellen met bronnen via beveiligde verbindingen?

„Ja, we hebben een hele lijst aan versleutelde, beveiligde communicatiemethoden waar we mee werken. En we hebben in veel landen uitgebreide netwerken van partners die on the ground informatie voor ons verzamelen. Hoe kritisch we ook zijn op sommige technologische ontwikkelingen, omdat overheden er desinformatie mee verspreiden en verdeeldheid mee zaaien, we maken zelf ook veel gebruik van beelden van sociale media en satellietbeelden. We verifiëren die beelden en gebruiken ze bij verder forensisch onderzoek en soms zelfs als bewijs in rechtszaken.

„Maar ook Human Rights Watch is slachtoffer van tech-aanvallen. Vorig jaar zijn we doelwit geweest van een aanval via spionagesoftware Pegasus, dat was bij een van onze mensen in Libanon. Dat ze ons proberen te bespioneren, laat vooral zien hoe bang overheden voor ons zijn.”