De ambulancedienst die actief is in Friesland en Drenthe, heeft ook ambulances op Vlieland, Terschelling en Schiermonnikoog. Op Terschelling zijn permanent twee ambulances paraat, op Schiermonnikoog en Vlieland altijd één. Om elk moment te kunnen uitrijden, moeten er voor de ambulances voortdurend een chauffeur en verpleegkundige beschikbaar zijn. Voor de bezetting van de ambulances op de Wadden bestaat een Waddenpool, met medewerkers die op de eilanden zelf wonen en mensen van ‘de wal’.
Het werk op de Wadden is net even anders ingericht dan het werk op de wal. Op de vaste wal werken mensen in 24-uursdiensten waarbij ze dat hele etmaal op de ambulancestandplaats verblijven – tenzij ze onderweg zijn met de ambulance natuurlijk. Die diensten gelden in hun geheel als arbeidstijd. Bij de 24-uursdiensten op de Wadden heb je van 8.00 tot 20.00 uur aanwezigheidsdienst, die geldt als arbeidstijd. Daarop volgt twaalf uur bereikbaarheidsdienst. In die tijd moeten de medewerkers bereikbaar zijn en binnen een paar minuten bij de standplaats kunnen zijn, in uniform. Ze mogen dan wel weg van die standplaats.
Deze nachtelijke uren worden niet als arbeidstijd gezien. Dat heeft uiteraard financiële gevolgen. Waar een aantal medewerkers vooral moeite mee heeft, is dat op een 24-uurs-aanwezigheidsdienst verplicht elf uur rusttijd volgt, maar dat dit recht op rusttijd ontbreekt na een bereikbaarheidsdienst. Zes medewerkers, van wie er vijf op een Waddeneiland wonen en één op het vasteland, stappen naar de rechter.
De uitspraak: Bereikbaar? Arbeidstijd
In eerste instantie oordeelt de kantonrechter, in 2020, dat ook de bereikbaarheidsdiensten als arbeidstijd gelden. De ambulancedienst gaat in hoger beroep.
Daarop bepaalt het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat dit deel van de dienst niet hoeft te worden gezien als arbeidstijd, onder meer omdat je tijdens die uren privé-activiteiten kunt ondernemen. En dan hoef je ook niet verplicht een uniform te dragen. De meesten doen dat wel, omdat ze, eenmaal opgeroepen, in korte tijd in uniform bij de ambulancestandplaats moeten zijn. Maar het uniform dragen is volgens het hof geen belemmering voor veel privé-activiteiten.
Het hof heeft ook gekeken naar hoe vaak mensen in de nacht moeten uitrukken. Dat werd voor Terschelling op eens in de vier weken geschat en op Vlieland eens in de zes weken. En eenmaal opgeroepen, zijn de medewerkers zelden meer dan drie uur bezig.
Ze geven wel aan last te hebben van ‘pieperdruk’: de wetenschap dat de pieper elk moment kan afgaan, je binnen twee minuten in actie moet komen en de aanrijdtijd dan moet zien te beperken tot dertien minuten. Voor het gerechtshof weegt die pieperdruk onvoldoende op tegen de beperkte belemmering in doen en laten en de kleine kans dat je echt moet uitrukken.
De Hoge Raad oordeelt nu dat die afweging niet juist is. De impact van binnen twee minuten in actie komen, in uniform, en dan heel snel ter plekke moeten zijn, is zo groot dat medewerkers tijdens zo’n dienst aanzienlijk minder vrij zijn om hun tijd naar eigen inzicht in te vullen dan het hof oordeelde. De Hoge Raad vernietigt het arrest en verwijst de zaak naar het hof in Den Bosch voor verdere behandeling.
Het commentaar
Volgens Ruben Houweling, hoogleraar arbeidsrecht aan de Erasmus School of Law, Stelt de Hoge Raad in deze zaak een discrepantie vast. „Het gerechtshof heeft het juiste toetsingskader gebruikt – van, zeg, peren – maar gaat in de motivering opeens uit van een appel.”
De zeer korte reactietijd is hierbij cruciaal. „Het hof kijkt naar twee dingen: de reactietijd en hoe vaak uitrukken voorkomt, en streept dat tegen elkaar weg. De Hoge Raad zegt nu: nee, dat mag je niet doen. Doordat de reactietijd heel kort is, kunnen medewerkers niet doen wat ze willen. En dus is sprake van arbeidstijd. Dat uitrukken daarbij maar weinig voorkomt, vindt de Hoge Raad minder relevant.”
Houweling trekt een vergelijking: „Stel, je hebt in het weekend een bereikbaarheidsdienst waarbij je de telefoon moet opnemen en gegevens moet noteren, zodat je het maandag verder kan oppakken. Dat is een belasting, maar het is inmiddels zo algemeen geaccepteerd dat je overal de telefoon opneemt – óók als je bijvoorbeeld met je kinderen in de Efteling bent – dat de impact hiervan op de invulling van je privétijd niet zo groot is. Een dergelijke beschikbaarheidsdienst zal je niet snel kwalificeren als arbeidstijd. Aan de andere kant: als je zes keer per uur wordt gebeld, is de Efteling niet meer zo leuk voor de kinderen. In dat geval is hoe vaak het voorkomt wél wat relevanter.”
Belangrijkste gevolg van deze uitspraak is dat medewerkers na zo’n 24-uursdienst op de Wadden, net als op de wal, elf uur rusttijd moeten krijgen, zegt Houweling.
De zaak gaat nu dus naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Houweling: „Maar wat je ook vaak ziet, is dat partijen dat niet meer afwachten, omdat de uitkomst zich redelijk laat raden. In dit geval kan de ambulancedienst ook zeggen: goed, wij zullen deze diensten op de Wadden nu ook als arbeidstijd zien, en verbinden daar de nodige consequenties aan. Hof, laat de verdere procedure maar zitten.”
Het was de bedoeling dat het verjaardagsfeestje tot diep in de nacht door zou gaan, maar door het benauwde weer waren de meeste gasten, aangeschoten en klam, al voor elven vertrokken. Ik bleef achter aan de keukentafel met de gastheer, zijn broer en diens beste vriendin. Het kaarslicht had de keuken doen krimpen tot een knusse grot.
„Ik ben eigenlijk blij dat iedereen weg is”, verzuchtte de jarige. „Ik ben zo moe van hoe discussies tegenwoordig verlopen.”
Ooit hield hij ervan om zich te omringen met mensen die qua mening behoorlijk verschilden. Op zijn studentenfeestjes zag je leden van de JOVD, vrijgemaakt gereformeerden en marxisten vrolijk met elkaar discussiëren.
„Goede oude tijd”, zei hij. „Toen standpunten nog niet in beton waren gegoten. Tegenwoordig is er zo’n opiniecompetitie. Het lijkt alleen nog maar te gaan om winnen in plaats van om iets van een andere kant te leren bekijken.”
„Nou”, viel de broer hem bij. „En ooit kon je nog je mening herzien zonder meteen een draaikont te worden genoemd. Ik vraag me af waarom daarvoor nu zoveel minder ruimte is.”
We gaven gedurende enkele minuten polarisatie, geopolitieke onrust en korte lontjes de schuld tot de beste vriendin opeens over technologie begon.
„Alles kan tegenwoordig worden vastgelegd”, mompelde ze. „Ik merk het tijdens de debatlessen op school. Wanneer leerlingen een standpunt moeten verdedigen waar ze het niet mee eens zijn, blijven ze maar vragen of iedereen zijn telefoon uit heeft, zodat er geen opnames worden gemaakt. Het internet lijkt tegenwoordig meer een bron van bewijslast dan van kennis.”
En eenmaal online kan een uitspraak de rest van je leven tegen je worden gebruikt, aangezien wat op het internet wordt gezet zo ongeveer het eeuwige leven heeft. Voormalige opvattingen kunnen daardoor even onvergankelijk worden als microplastics, in plaats van dat ze al composterende een bodem bieden waar nieuwe ideeën op kunnen bloeien.
Misschien zie ik daarom nog geen van mijn eigen leerlingen hardop, dat wil zeggen verkennend, denken. Ze lijken vooral bezig met niet het verkeerde te zeggen, in plaats van met íéts te zeggen, of al sprekende tot nieuwe inzichten te komen.
Toen ik dat met de groep deelde, lachte de jarige schamper.
„Wat heb je dan nog aan woorden, laat staan aan gesprekken?”, zei hij verdrietig. „Wat heb je dan nog aan een taal die tienduizenden schakeringen bevat om jezelf tot in de fijnste details te kunnen uitdrukken, wanneer je haar alleen nog maar inzet voor zelfcensuur?”
Ellen Deckwitz schrijft elke week op deze plek een column.
Hij worstelde zich richting ongekende populariteit, ging jarenlang gebukt onder controverse nadat hij er in het licht van de schijnwerpers een potje van had gemaakt en uiteindelijk werd hij de grote held van Trumps MAGA-beweging. Donderdag kwam het roerige leven van Terry Gene Bollea, beter bekend als Hulk Hogan, na 71 jaar abrupt tot een einde. De showworstelaar kreeg in zijn woning in Clearwater in Florida een hartstilstand. Hij werd met spoed naar een ziekenhuis gebracht, maar was niet meer te redden.
Bollea werd in 1953 geboren in de zuidoostelijke staat Georgia, als kind van een uitvoerder in de bouw en een danslerares. Tijdens een korte carrière als basgitarist ontdekte hij zijn voorliefde voor entertainment. „Tussen de liedjes door was ik degene die tegen het publiek praatte en oogcontact maakte”, zei hij daarover tegen Vice. „Diep in de nacht, voor die uitzinnige, dronken mensen, kwam ik erachter dat ik wist hoe ik het publiek moest bespelen.”
Uiteindelijk koos Bollea in de jaren zeventig voor het worstelen. Eerst betrad hij de ring als The Super Destroyer, of als Terry Boulder. In 1979 ontmoette hij Vince McMahon, de toenmalige eigenaar van de World Wrestling Federation (WWF), die potentie zag in de twee meter lange man met wilde blonde haren en zware stem. Samen bedachten McMahon en Bollea een nieuwe identiteit: Hulk Hogan — een verwijzing naar zijn ‘hulking’ (kolossale) voorkomen én naar Marvels superheld, The Incredible Hulk.
Van schurk naar publiekslieveling
In de begindagen van zijn carrière paste Hogan naadloos in het klassieke beeld van de de schurk. Hij vormde de ideale tegenpool van keurige, gladgeschoren worstelhelden als Bob Backlund — de typische good guy, met zijn babyface.
De ommekeer kwam in 1982, toen Hogan in Rocky III verscheen als de flamboyante worstelaar Thunderlips, die in een showgevecht tegenover Sylvester Stallones Rocky kwam te staan. Toen hij een jaar later terugkeerde bij de WWF, was de schurk een publiekslieveling geworden. Nu was hij een patriottisch personage dat vocht tegen The Iron Sheikh (de verpersoonlijking van Iran) of Nikolai Volkoff (symbool voor de Sovjet-Unie). Met die verschuiving verbreedde ook het idee van wie een held kon zijn in de wereld van het Amerikaanse showworstelen — en daarbuiten.
Het was het begin van de Hulkamania. „In Manhattan, waar mannen als Jackie O. en Mr. T ongehinderd over straat kunnen gaan, kan Hulk Hogan nog geen drie meter lopen”, schreef The New York Times in 1984.
Hulk Hogan (links) en Mr. T. (rechts) tijdens een persconferentie in 1985.
Foto Corey Struller/AP
Controverse
In de schijnwerpers werd ook zichtbaar wat Hogan liever verborgen had gehouden. Hij erkende in 1994 dat hij steroïden nam — wat volgens medisch-wetenschappelijk onderzoek het risico op hartfalen verhoogt.
Vanaf 2005 verscheen Hogan twee jaar lang met zijn toenmalige vrouw Linda, dochter Brooke en zoon Nick in de populaire realityshow Hogan Knows Best. In die show was Hogan een overbezorgde vader die het liefst alle jongens uit de buurt van zijn dochter wilde houden. Na de show scheidden zijn vrouw en hij: Hogan had blijkbaar een affaire met de beste vriendin van zijn dochter.
In 2016 won Hogan een geruchtmakende rechtszaak van Gawker Media Group, nadat weblog Gawker een stiekem opgenomen filmpje had gepubliceerd waarin Hogan seks had met de echtgenote van een vriend van hem. Daarmee schond Gawker zijn privacy, oordeelde de rechter. Gawker moest 140 miljoen dollar betalen en was meteen failliet. Techmiljardair Peter Thiel, verbitterd omdat Gawker jaren eerder had onthuld dat hij op mannen valt, had de rechtszaak gefinancierd. In dezelfde tijd moest Hogan door het stof nadat hij zich racistisch had uitgelaten over de zwarte vriend van zijn dochter Brooke.
Hogan wordt MAGA
Het afgelopen decennium begon Hogan zich steeds vaker lovend uit te spreken over Donald Trump. Op de Republikeinse conventie in Milwaukee scheurde hij afgelopen jaar nog zijn shirt kapot, zoals hij dat zo vaak had gedaan. (Kanttekening: zijn shirts waren vaak alvast een beetje ‘voorgescheurd’ om het proces te vergemakkelijken.)
Donald Trump is groot fan van WWE, zoals het bedrijf achter showworstelen nu heet, en trad vaak met Hulk Hogan op. Hij ontleent aan het worstelen zelfs zijn politieke stijl, stelde religiewetenschapper en complotspecialist Aaron James Goldman van de Universiteit van Lund in 2024. Worsteljournalist Dave Meltzer wees er al eens op hoe Trump de strijd tussen good guys en bad guys uit het worstelen geïnternaliseerd heeft.
In de wereld van het showworstelen geldt het principe kayfabe: de collectieve afspraak dat de opgevoerde strijd echt lijkt, ook al weet iedereen beter. Trump, schreef Goldman, omarmt die theatrale vorm van werkelijkheid, en speelt bewust de rol van de schurk die de regels tart en het publiek uitdaagt. Juist dat spel met de waarheid maakt hem in de ogen van veel kiezers geloofwaardiger dan politieke tegenstanders die, vermoeden zij, iets proberen te verhullen.
Lees ook
Documentaire toont hoe miljardairs de pers muilkorven in de VS
Mijn buurvrouw liep weer eens briesend langs de licht verwilderde grasstrook bij mij voor de deur. Anderhalf jaar geleden had ik de plantsoenendienst zover gekregen om te stoppen met maaien en een kringelende strook te ‘strippen’ waar een mooi zadenmengsel in kon. Inmiddels begon de bloemenweelde van klavers, knoopkruid, wilde peen, leeuwentand en margrieten uit te dijen en staken verschillende hoge grassen de kop op.
Dit alles tevreden overziend groette ik de buurvrouw. Om haar beleving een beetje te erkennen voegde ik eraan toe: „U vindt het maar een rommeltje, hè?” „Een rommeltje?!”, schoot ze van achter haar rollator terug, „het is een rotzooi!” Tja, dacht ik, naar Victoriaanse begrippen lag het er inderdaad wat onverzorgd bij. Schots en scheef sprongen de bloemen uit het ooit zo overzichtelijke gazon.
Bedoeld of onbedoeld was het een mooie woordspeling van de buurvrouw. Twee wereldbeelden tekenden zich af aan weerszijden van een simpel woord. Rotzooi. Je kan het zien als troep, als wanorde die moet worden weggemaaid en afgevoerd. Je kan het ook letterlijk nemen: dat wat composteert en weer aarde wordt, het metabolisme van de biosfeer. Zo wordt een strookje dorre planten plotseling een insectenparadijs, een plek van leven na de dood, met op elke millimeter een metropool. „Composting is so hot”, zei filosofe Donna Haraway eens.
Transformatie van ons wereldbeeld
Van de ene rotzooi naar de andere, het is een parabel van de maatschappelijke verandering die voor ons ligt. Om die te duiden volstaan de transitietermen van ingenieurs en de huis-tuin-en-keukenmoraal van ‘verduurzaming’ niet. Het gaat hier om een transformatie van ons wereldbeeld, en dat is een paradigmawisseling van jewelste.
Voor gevierd antropoloog en filosoof Bruno Latour was dit de bepalende kwestie van onze tijd. Hij vatte die samen in de vraag: „Waar kunnen we landen?” Dat lijkt me inderdaad de vraag die de politiek van links tot rechts vandaag bezighoudt. Zoeken we vaste grond in een herbeleving van de Westerse, monoculturele natiestaat anno 1950? In de fabriekshal van de late negentiende eeuw? Of kunnen we ons aardse bestaan, nu het zich zo onstuimig aan ons opdringt, omarmen?
Mijn buurvrouw en ik kwamen er even niet uit, op dezelfde planeet landen. In haar wereld ging rotzooi over verwijdering, om de natuur koste wat het kost afstand te houden. Het park was onderdeel van de stad, verduidelijkte ze, daar is geen plek voor ruigte en gezoem. Ja, behalve dat van de gevangen dieren waarmee we daar wandelen, dacht ik – maar hield wijselijk mijn mond.
De natuur op afstand houden: het is de helikopterblik die zich geen onderdeel waant van al dat welig tiert. „To know is to know from the outside”, zo beschreef Latour dit dogma van de moderniteit.
Foto Annabel Oosteweeghel
Uit de harrewar van het wilde gazon rijst een ander wereldbeeld op, waarin rotzooi van een hele andere orde is. Het is een blik die reeds met beide voeten de grond gevonden heeft. Een blik die zich herinnert hoe ‘human’ en ‘humus’ een duizenden jaren oude indo-germaanse wortel delen, *dhghem, aards wezen. Die zich onderdeel weet van een levende traditie met een onafgebroken lijn van ruim drie miljard jaar oud.
In deze traditie vervagen harde grenzen tussen mens en natuur, tussen stad en landschap. Vanuit de humus bezien, zegt Latour, is het ook niet alleen de mens die handelt, die agency heeft, maar is dat verspreid onder de dingen. Rotzooi verandert zo van passief, uit de weg te ruimen materiaal in een kluwen van actieve deelnemers. Rotzooi doet.
In het essay Arts of Inclusion, or, How to Love a Mushroom onderzoekt antropoloog Anna Tsing waaruit het leven kan bestaan zodra we landen op een beschadigde planeet. Tegenover de onverschilligheid van de moderne tijd begint zij bij aandacht voor onze omgeving: „Kijk de volgende keer dat je door het bos loopt eens omlaag. Er ligt een stad onder je voeten.” Landen op Aarde zorgt voor ontmoetingen waarbij alle zintuigen betrokken zijn, kennis-maken doe je in de rotzooi met heel je lichaam.
Bij een ander wereldbeeld hoort een ander soort kennis. Kennis „van buiten” maakt plaats voor iets anders. Wat Tsing betreft kan iedereen een goede teug gebruiken van een kluit bosgrond. Met dat beeld bepleit ze een wetenschap van “innige onderdompeling in de levens van de niet-menselijke wezens we bestuderen.” Een wetenschap waarin de “geleerdheid van de natuurwetenschappen” samenkomt met het vermogen van de kunsten om “hartstochtelijke connecties ” over te brengen. Tsing noemt dit “arts of noticing,” en daarmee introduceert ze een democratisch principe in de wetenschap die het van zijn buitenperspectief ontdoet, om kennis te gaan maken met de rotzooi die de aarde is. In die wereld schiet het leven als paddestoelen uit de grond.
Meer dan rationaliteit
Landen in het klimaattijdperk gaat dus over een perspectiefwissel die raakt aan meer dan rationaliteit. Om de gewaarwording van die omslag te duiden spreekt humanistisch filosoof Henk Manschot in zijn boek Blijf de aarde trouw van een „contrastervaring,” waarbij „mensen zo diep geraakt worden in hun bestaan dat ze niet langer het leven op de gewone manier kunnen voortzetten.” Zo’n contrastervaring kan volgen uit een groot verlies, zoals het besef van de massaextinctie die we doormaken, maar kan ook in het alledaagse zijn weerslag vinden, zoals een veranderende kijk op rotzooi.
Volgens Manschot vraagt zo’n contrastervaring om ons „te bezinnen op het leven dat we tot nu toe hebben geleid”. De kennismaking met de verstrengelde homo humus schijnt een nieuw licht op de rotzooi van de moderniteit. Zo worden twee perspectieven zichtbaar op wat we überhaupt bedoelen als we het hebben over ‘verandering’.
Het moderne beeld van rotzooi is innig verbonden met het idee van het nieuwe. Het oude wordt afgedankt en daarvoor komt van buitenaf iets nieuws in de plaats. Wildernis wordt vervangen door cultuur, mythe door technologie en rotzooi door rotzooi. In dit beeld gaapt tussen het oude en het nieuwe een gat van verwijdering: alleen door te breken met het verleden kan de vernieuwing plaatsvinden. Het is de mechanica van de vooruitgang.
Piepschuim koffiebekers
De keerzijde van deze obsessie met nieuwigheid is een achteloze wegwerpcultuur waar we nu de wrange vruchten van plukken. Want waar laten we het oude? „Er is geen ‘weg’”, merkt ecofilosoof Tim Morton op bij de piepschuim koffiebekers die mensen jarenlang zonder omkijken in de bak gooiden. Waar je ook denkt je plastics en PFAS te deponeren, het is nog altijd het planetaire equivalent van ze naast je in bad plempen. Het kleeft aan je huid en dringt door tot de vezels van je bestaan.
Het nieuwe, telkens opnieuw, verbergt een groeiende afvalhoop van gebroken beloften. Vanuit het aardse perspectief, waarin we verstrengeld zijn met de rotzooi, tekent de blinde vlek van het oude wereldbeeld zich af: de eigen rotzooi wordt vergeten en de rotzooi van het leven verwijderd. In de veronachtzaming van rotzooi toont de moderne cultuur zich een toxische opruimwoede, een suïcidale smetvrees met planetaire en cellulaire chaos tot gevolg.
Foto Annabel Oosteweeghel
Op de composthoop treffen we een andere manier om na te denken over verandering. Een die niet draait om vervanging, maar om transformatie, gedaantewisseling. Om te veranderen hoeven we niet eerst iets af te danken, en dat gat vervolgens op te vullen met iets nieuws. Bij transformatie gaat de ene ervaring over in een andere; het is verandering zonder verwijdering. De geneugten van de vleeseter worden die van de planteneter, rokende barbecues worden stomende groentes. Dat gaat niet over verlies maar over bevrijding, zoals sterrenchef Daniel Humm bemerkte: “met groenten dienen zich duizenden mogelijkheden aan, voorheen waren het er ongeveer vijf.”
Verandering als transformatie toont geen tekort of restant, het vermenigvuldigt juist de mogelijkheden. Om de dimensies van deze perspectiefwissel te duiden gaat Henk Manschot te rade bij Nietzsche. Die kondigde de dood van God aan, en wees daarmee op het gat dat de verlichtingsdenkers in ons wereldbeeld hadden geslagen. Voor de goede lezer zat in die aankondiging het archetype van de moderne wisseltruc verstopt. We hadden God immers zélf vermoord, en het resulterende gat opgevuld met iets nieuws, met de mens „als zichzelf funderend beginpunt van denken en handelen”.
Zijn we na de dood van God werkelijk op onszelf aangewezen?
Ander pad om te bewandelen
Is there no alternative voor de eenzame helikoptervlucht van het individualisme? De grote verdienste van Manschot is om in Nietzsche een hele andere oriëntatie te ontwaren. Een Nietzsche die op Aarde landde door jarenlang in de bergen te vertoeven, waar hij kennis maakte met de dieren en met zijn alter ego Zarathustra. Samen vonden zij een ander pad om te bewandelen na de dood van een monomane God, richting de beautiful mess van het aardse bestaan en „de Grote Gezondheid” die daarin schuilt. En dus riep Zarathustra, na de dood van God te hebben aangekondigd, ons op: „Blijf mijn broeders, met de macht van jullie deugd, de Aarde trouw!”
Op het pad van Zarathustra is onze existentie geen gapend gat dat overbrugd moet worden, maar een innige verwevenheid met talloze levensvormen die ons voortdraagt. Met de vrolijke wetenschap dat we allang onderdeel zijn van de biosfeer strekken de mogelijkheden van het leven zich voor ons uit. Dat is de transformatie die voor ons allen in het verschiet ligt.
Het grote geheim van de rotzooi is dat de diversiteit in biodiversiteit ons leven schraagt. In een theelepel aarde leven tienduizenden verschillende organismen, en op dat kleine kluitje zijn ze met meer dan er mensen zijn op Aarde. De grond blijkt het meest soortenrijke habitat, en die ongekende rijkdom geeft haar regeneratieve krachten; in diversiteit ontstaat het vermogen tot transformatie.
De verandering van de compost is dus geen kwestie van radicaliteit, van teruggaan naar de wortel (radix). Ik zou liever spreken van kluitigheid, van je plek vinden in een levendige bende. Van de wortel naar de kluit: dat is de paradigmawissel van een monocultuur naar regeneratieve cultuur. Op dat pad worden we niet voorgegaan door sterke leiders met feilloze plannen, maar door trans-formaties, levendige allianties dwars door oude structuren en denkbeelden heen. Die aangaan begint zodra je de deur open trekt en in de aarde valt, de rotzooi van de wereld in.