Dimitris Papaioannou staat op Julidans: ‘Ik wilde iets maken dat zacht en teder was, maar het werd duister en zwartgallig’

Dimitris Papaioannou in ‘INK’

Foto Julian Mommert

Interview

Julidans In INK van de Griekse choreograaf Dimitris Papaioannou, te zien op festival Julidans, vechten twee oerkrachten een universele strijd uit in een ononderbroken stroom water. „Ik vertrouw steeds meer op mijn zintuigen.”

Tijdens de voorstelling INK van Dimitris Papaioannou spuiten honderden liters water in wijde bogen uit een landbouwirrigatiesysteem. Het fonkelt in het licht, vormt wolken van fijne druppeltjes, genereert woeste golven, spiraalt in een kosmische draaikolk, creëert nieuw leven en bovenal een unieke, esthetische beeldtaal die met zijn indringende visuele kracht onmiskenbaar de handtekening draagt van de Griek Papaioannou, alchemist van theatrale transformaties.

Door die hypervisuele stijl wordt de regisseur, choreograaf en beeldend kunstenaar breed beschouwd als misschien wel de meest invloedrijke Europese theatermaker van de laatste jaren, internationaal gelauwerd en bewonderd. Met zijn voorstellingen The Great Tamer (2017), Neues Stück 1: Seit sie … (2018, voor Tanztheater Wuppertal) en Transverse Orientation (2021) overdonderde hij de afgelopen jaren ook het Nederlandse publiek.

In zijn werk gebruikt Papaioannou vaak water als symbool en metafoor, maar nooit eerder was het zo beeldbepalend als in INK. Onophoudelijk spuit het uit de sproeier en overspoelt het kleine universum van een man in zwart – Papaioannou staat voor het eerst sinds 2015 weer zelf op het toneel („Ik heb mijn performance-honger helemaal kunnen stillen”). Het water veroorzaakt voortdurende veranderingen in zijn privé-universum. In zijn kletsnatte, zwart glanzende kleding loopt hij rond, aanvankelijk autonoom en bedachtzaam, nu en dan wat voorwerpen verplaatsend, voortdurend bezig zijn omgeving te beheersen.

De verschijning van een tweede wezen – een man, een zoon, een monster? – in zijn territorium veroorzaakt heftige onrust. Die mondt uit in een duizelingwekkende vloedgolf aan beelden waarin soms duidelijke referenties aan de kunstgeschiedenis herkenbaar zijn, maar die vaker nog het prikkelende gevoel van herkenning oproepen die droombeelden ook kunnen veroorzaken. Alsof er een beroep wordt gedaan op onbewust aanwezige, diep weggestopte kennis.

Horror

Zo werkt de voorstelling voor hemzelf ook, vertelt hij eind februari in zijn hotel nabij Piazza Navona in Rome, waar hij voor uitverkochte zalen optrad en minutenlange ovaties kreeg. „De voorstelling is volkomen intuïtief ontstaan. INK is een ontdekkingsreis geweest, ook naar mijzelf. Pas na verloop van tijd heb ik kunnen herleiden waar mijn ideeën vandaan zijn gekomen. Halverwege bijvoorbeeld ontdekte ik de horror van Alien en Murnaus Nosferatu. Ik had aanvankelijk zelfs niet door dat mijn natte kostuum een leather look kreeg, met sterke SM-associaties. Ik ontdek mijzelf door de dingen die ik doe te bekijken, ik probeer ze te begrijpen. Dit werk is psychologischer dan al mijn andere voorstellingen.”

Verwijzingen naar kunstgeschiedenis zijn vaste ingrediënten in het oeuvre van Papaioannou, die tijdens zijn opleiding tot kunstschilder de dans ontdekte. Met een enorm oog voor detail put hij uit dat enorme arsenaal. In het programmaboek van INK staat een soort mood board met zijn (onbewuste) inspiraties, waaronder El Greco, Tadeusz Kantor, Robert Mapplethorpe, Jeroen Bosch’ Tuin der Lusten, Katsushika Hokusai’s Droom van de vissersvrouw, Stanley Kubricks A Space Oddyssey, Joseph Beuys’ vermaarde How to Explain Pictures to a Dead Hare.

De Griekse mythologie ontbreekt uiteraard niet. Als Griek ontkomt hij daar niet aan, al zegt hij los te willen komen van het narratieve. „Ik vertrouw steeds meer op mijn zintuigen.”

INK is ontstaan tijdens de coronapandemie. Een geplande productie werd als gevolg van de lockdown afgeblazen, waarna Papaioannou door twee Italiaanse festivals werd uitgenodigd een performance-installatie te maken. „Een cadeautje van Covid. Ik had vrije tijd, ik was niet ziek, ik heb niemand verloren. Daardoor heb ik het ervaren als een gelukkige, lichte periode en ik wilde iets maken dat zacht en teder was. Maar ik ben uitgekomen op het meest duistere werk in mijn oeuvre. Dat heeft me verrast, maar ik heb het omarmd zoals ik alles omarm wat tijdens het werken naar boven komt. Ik probeer het creatieve proces niet te controleren. Normaal gesproken ben ik overigens niet zwartgallig. Ik wist natuurlijk dat die duisternis in mijn aard zit, en met INK heb ik in de diepte gekeken.”

Oerkrachten

In het intuïtieve proces is het oorspronkelijke plan voor een „installatie met performatieve elementen” ook gesneuveld en veranderd in een intens duet. INK is een duel tussen twee oerkrachten, afwisselend ontroerend en verontrustend, teder en wreed. Vanuit een uiterst overzichtelijke beginsituatie zijn hij en zijn tegenspeler, de jonge danser Šuka Horn (26), begonnen. „Die landbouwsproeier, Šuka en ik. Wat stukken plastic die nog in de studio lagen en het bassin uit een van mijn eerdere producties, Medea. In een maand hebben we al improviserend de basisideeën ontwikkeld. Šuka heeft me heel veel gegeven.”

De titel van de voorstelling werd geleverd door Aggelus Mendis, regisseur en vormgever bij de Griekse Nationale Opera, de ‘godfather’ van Papaioannous werk sinds Primal Matter uit 2012. „Tijdens het repetitieproces vraag ik hem te komen kijken. Híj vertelt me waarover mijn werk gaat, hij ziet de kern, isoleert het essentiële ‘parfum’ van het stuk. De duisternis van het toneel, water als bron van leven, de ‘zwarte sperma’ van de octopus – door die combinatie kwam hij op deze titel.”

Water, sperma: ook nieuw leven is een regelmatig terugkerend motief in Papaioannous werk. In Transverse Orientation bijvoorbeeld verblufte hij het publiek met de transformatie van Botticelli’s Venus die, langzaam smeltend, veranderde in Maria met kind. Ook in INK zien we een bevruchting en geboorte – Papaioannou tovert een griezelig levensechte baby tevoorschijn uit het slijmerige lichaam van een octopus.

Onverbrekelijk verbonden met geboorte en ouderschap is de strijd tussen generaties. „De Griekse mythologie is één groot familieverhaal. De ouder-kindrelatie is dé relatie in het leven. De oudere generatie die de bloei van de jongeren in de weg staat, de oudere generatie die altijd gewelddadiger is dan de kinderen – denk aan het verhaal over Kronos, die zijn kinderen verslindt.”

Vader

Papaioannou heeft zelf ook strijd moeten leveren met zijn vader, die zijn keuze voor het kunstenaarschap noch zijn homoseksualiteit kon accepteren. „Het was aantrekken en afstoten. Ik moest weglopen van mijn vader om te worden wat ik nu ben. Om te leren liefhebben en bemind te worden.”

Affectie, uitwisseling, rebellie en vertrek; hij ziet het als een universeel mechanisme, dat hij ook vanuit een andere positie heeft leren kennen sinds hij in Griekenland (en daarbuiten) is uitgegroeid tot dé grote man van het theater. „Als mentor en coach zie ik het terug in mijn studenten. Die moeten op een gegeven moment weg. Soms komen ze ook weer terug.”

De ontmoeting tussen Papaioannou en Horn verloopt in de voorstelling ook in vergelijkbare fasen, die door de grote afstand in leeftijd, fysiek en persoonlijkheid diepere betekenislagen krijgt. Horn is soms het jonge alter ego van de man in zwart, dan weer diens zoon of leerling. Hij schakelt over van rivaal naar prooi of object van verlangen. Tederheid, kwelling, verlangen, lust en agressie: in opeenvolgende stadia lopen ze in elkaar over in scènes die tegelijk ongemakkelijk, hypersensueel en spiritueel zijn. Daarmee houdt hij ook in INK het publiek in de ban.

Voor Papaioannou voelt het samensmelten van dergelijke kwaliteiten en extreme emoties niet als conflicterend of tegenstrijdig. „In de klassieke oudheid waren sensualiteit en spiritualiteit nauw met elkaar verbonden, bijna één en hetzelfde ding. Voor mij is daar niets speciaals aan; ik ben een kind van mijn land.”

INK, door Dimitris Papaioannou. Op Julidans, lITA, 14 t/m 16/7. Info: julidans.nl