De beginscène van We, us and other games van de Servisch-Nederlandse choreografe Dunja Jocič zal menig ouder van een gameverslaafd kind griezelig herkenbaar voorkomen. In de donkere ruimte verschijnt het bezorgde gezicht van een vader op een scherm. Hij vertelt over zijn dochter, hoe zij hem de weg wees in de digitaliserende wereld die voor hem abacadabra, voor haar gesneden koek was. Hij zoekt haar. Ze is verdwenen, ‘in transitie’ gegaan naar de digitale wereld waar ze ‘als een keurige versie van zichzelf’ deel uitmaakt van The Living Project, een raadselachtige game. „Iedereen die wist hoe het moest, is vertrokken naar die andere wereld.” Om haar te vinden, moet hij daar zelf ook in stappen.
Transhumanisme is een belangrijk thema in het werk van Jocič, die een diepe angst voelt voor de onoverzienbare gevolgen van de oprukkende digitalisering van onze maatschappij. AI staat nog maar in de kinderschoenen, maar is al in staat tot ongelooflijke dingen. Wat onvoorstelbaar leek, blijkt mogelijk, dus waarom zou iemand niet kunnen ‘verdwijnen’ in een game op een darknet?
En donker is het in The Living Project, waar acht androgyne wezens rondwaren, dansers van het Italiaanse Spellbound Contemporary Ballet. In hun nauwsluitende, glimmende zwarte bodysuits gaan ze met afgemeten passen en armgebaren door de ruimte, soms strak in het gelid, soms bijeenklonterend tot een veelkoppige massa, dan weer met reuzenpassen uiteenwaaierend. Naargeestig galmende klanken en vervormde stemmen begeleiden hun mysterieuze rituelen en macabere ontmoetingen die worden gekleurd door een ijskoud spel om de macht.
Lees ook
Danser Dunja Jocic: ‘Die donkere grondtoon zit in mij’
Insectachtige poses
Tussen de scènes door doet de vader verslag van zijn odyssee in die digitale onderwereld. Op scherm is alleen maar één opengesperd oog van hem te zien, terwijl hij met een mix van angst en fascinatie voorzichtig navigeert naar het volgende level en zijn grip op de werkelijkheid verliest. Is zij dat, die meedogenloze vrouw?
Jocič geeft de toeschouwer ruimte om zelf te bepalen of een van de ‘avatars’ op de vloer, en zo ja welke, vader of dochter representeren en claimt zo de aandacht. Met staccato bewegingsimpulsen verplaatsen de dansers zich over het toneel, hoog op de tenen, soms juist in insectachtige poses op de vloer. Soms doet de choreografie denken aan het evenzeer vervreemdende werk van Sharon Eyal, maar Jocič heeft een eigen narratief, een multimediale aanpak en een uiterst precieze stijl die zij aan haar verleden als topturnster heeft overgehouden. Geen wonder dat Jocič de laatste tijd een veelgevraagd gastchoreografe is bij internationale balletgezelschappen die smachten naar werk dat ánders is.
Het roept onweerstaanbare associaties op, het kleine paneeltje dat de Brusselse kunstenaar Guillaume Vogels omstreeks 1881 schilderde. Het werk, getiteld Laaghout, toont een bosgezicht met struiken en bomen waarvan de toppen buiten beeld vallen. De vegetatie is klaarblijkelijk snel neergezet, met grove verftoetsen in groene en roestbruine tinten. Het meest bijzondere aan het slechts twee decimeter brede werkje is misschien wel dat het is geschilderd op het deksel van een sigarenkistje. Wie dat eenmaal weet, ziet het helemaal voor zich: de schilder op zijn tocht door het bos, getroffen door de charme van het struikgewas op die heldere herfstdag. Hij stopt zijn rokertjes los in de jaszak en gebruikt het doosje om het tafereel ter plekke vast te leggen.
Uit de expositie Drafts. From Rubens to Khnopff, nu in de Brusselse Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, blijkt dat negentiende-eeuwse plein-air schilders zoals Vogels (die zijn paneeltje overigens natuurlijk helemaal niet zo bij elkaar improviseerde als het lijkt) zorgden voor een nieuwe invulling van het begrip ‘schets’. Met hun draagbare verftubes en lichte panelen waren ze in staat om, anders dan kunstenaars voor hen, indrukken van de natuur direct in verf te vangen. Aan de hand van tweehonderd werken uit de eigen collectie illustreert de tentoonstelling de verschillende manieren waarop kunstenaars van de vijftiende tot de twintigste eeuw hun ideeën en werkproces vastlegden. De resultaten kenmerken zich vaak door de snelheid van uitvoering, de spontaniteit van het moment, en het persoonlijke kunstenaarshandschrift.
Dat schetsen vaak tekeningen zijn, maar lang niet alle tekeningen schetsen, blijkt uit een tweede presentatie in het Brusselse museum: Oude tekeningen. Van Bruegel tot Rubens. Op de afdeling Oude Meesters is een zaal gewijd aan zestiende- en zeventiende-eeuwse tekeningen uit de eigen collectie, van voornamelijk Zuid-Nederlandse kunstenaars. De tekeningen, vanwege hun kwetsbaarheid zelden publiekelijk getoond, geven een staalkaart van stijlen en technieken, en daarmee een prachtig overzicht van werk van befaamde tekenaars zoals Pieter Bruegel (1526/1530-1569), Hendrick de Clerck (ca. 1560-1630) en Peter Paul Rubens (1577-1640). Veel ervan zijn uitgewerkte studies uit het laatste stadium voorafgaand aan het vervaardigen van een prent of schilderij.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="François Bossuet (1798–1889): Gezicht op de kathedraal van Sevilla, met de Puerta del Perdón en Giralda (1841) | Grafiet en aquarel op papier | 295 × 405 mm | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="François Bossuet (1798–1889): Gezicht op de kathedraal van Sevilla, met de Puerta del Perdón en Giralda (1841) | Grafiet en aquarel op papier | 295 × 405 mm | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-1.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/06131203/data124084946-1482d9.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-13.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-11.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-12.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-13.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-14.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/Pr9T0RyN8pKAOZqoSA7aQUQAaKI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/06131203/data124084946-1482d9.jpg 1920w”>François Bossuet (1798–1889): Gezicht op de kathedraal van Sevilla, met de Puerta del Perdón en Giralda (1841) | Grafiet en aquarel op papier | 295 × 405 mm | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel Foto Johan Geleyns
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Guillaume Vogels (1836 – 1896): De sneeuw, avond (ca. 1883) | Olieverf op doek | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Guillaume Vogels (1836 – 1896): De sneeuw, avond (ca. 1883) | Olieverf op doek | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-2.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/06131200/data124084964-0ca46c.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-17.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-15.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-16.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-17.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-18.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/Y93ODfPWWftqCb_WtCAFn5e0jT4=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/06131200/data124084964-0ca46c.jpg 1920w”>Guillaume Vogels (1836 – 1896): De sneeuw, avond (ca. 1883) | Olieverf op doek | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel Foto Guy Cussac
Vlotjes en levensecht
Heel anders van aard is een blad, toegeschreven aan de Antwerpse meester Cornelis de Vos (1585-1651) waarvan de voor- en achterzijde een studie tonen van het hoofd van een klein kind. In zwart en rood krijt heeft de kunstenaar de peuter, die een wijsvinger in de mond heeft gestoken, vlotjes en levensecht geschetst. Zo’n tekening is niet heel geschikt als voorbeeld voor een schilderij, maar eerder een vingeroefening van een schilder op zoek naar aansprekende gezichtsuitdrukkingen. De tekening van De Vos zou niet hebben misstaan in de Drafts-tentoonstelling, en er staat zelfs een andere tekening in de catalogus bij de tekeningenexpositie, die in werkelijkheid wordt getoond bij de schetsen in de andere: een blad van de hand van Jacob Jordaens met op de voorzijde een snelle pentekening van een allegorie van de vruchtbaarheid en op de achterkant een krijttekening van een groep koeien met twee knielende vrouwen bij een waterpoel. Jordaens’ grote schilderij (ca. 1625) dat losjes op de tekening is gebaseerd, hangt er in de schets-expositie pal tegenover.
Die tentoonstelling vat het fenomeen van ‘schetsen’ ruim op, waardoor een aantrekkelijk en compleet beeld ontstaat van de heel uiteenlopende manieren waarop kunstenaars vaak op virtuoze wijze hun scheppingsdrang kanaliseren: van eerste ideeën en probeersels in pen of olieverf bedoeld ter voorbereiding van geschilderde composities, tot modellen geboetseerd van terracotta of gips voor levensgrote beeldhouwwerken. De presentatie heeft een thematische opzet en bekommert zich niet bijzonder om de chronologie, waardoor er onverwachte en aardige combinaties ontstaan. De schilder en magistrale tekenaar Antoine Watteau, bijvoorbeeld, tekende omstreeks 1714 in rood en zwart krijt een vrouw gekleed in een elegante jurk met een trendy hoedje, drie maal op hetzelfde blad. Twee keer staat ze ten voeten uit, op de rug gezien. De tekening sluit daarmee mooi aan bij Jamer Ensors pastel Drie silhouetten uit circa 1880, met drie vrouwelijke rugfiguren, ook zij gekleed in lange jurken met hoeden. Waar Watteau vooral aandacht besteedde aan de lichteffecten op de draperieën, ging het Ensor blijkbaar eerder om de vluchtigheid van de donkere omtrekken.
Toch blijft de definitie van de schets in deze tentoonstelling diffuus. Hoewel in veel gevallen de aandacht uitgaat naar het vluchtige, ongedwongen aspect van de schets in twee of drie dimensies, dringt zich bij sommige werken toch de vraag op wat er schetsmatig aan is. De Belgische avant-gardekunstenaar Victor Servranckx schilderde in 1923 het abstract-futuristische doek Opus 47: de verheerlijking van de machine. De potloodtekening op halve grootte die ernaast hangt, is nauwkeurig opgezet met liniaal en passer op ruitjespapier. Meer dan een snel en trefzeker vastgelegde herinnering aan een moment lijkt deze tekening het resultaat van een langdurig, misschien moeizaam proces.
<figure aria-labelledby="figcaption-0" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Ferdinand De Braekeleer: Ruïnes van de Kazerne (1832) | Olieverf op papier | 28,5 x 37 | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel ” data-figure-id=”0″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Ferdinand De Braekeleer: Ruïnes van de Kazerne (1832) | Olieverf op papier | 28,5 x 37 | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-4.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/06131159/data124084994-0db175.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-24.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-22.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-23.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-24.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-25.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/58uKdmWGoud2QPJPTI9b7EjoJP8=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/06131159/data124084994-0db175.jpg 1920w”>Ferdinand De Braekeleer: Ruïnes van de Kazerne (1832) | Olieverf op papier | 28,5 x 37 | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel Foto J. Geleyns / Art Photography
<figure aria-labelledby="figcaption-1" class="figure" data-captionposition="icon" data-description="Jacques Jordaens (1593 – 1678): Allegorie op de vruchtbaarheid van het land | Papier, pen in bruin, bruin gewassen, deels over een aanzet op zwart krijt, andere sporen van zwart krijt ; kaderlijn met pen in grijs191 x 261 mm | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, BrusselFoto J. Geleyns / Art Photography ” data-figure-id=”1″ data-variant=”grid”><img alt data-description="Jacques Jordaens (1593 – 1678): Allegorie op de vruchtbaarheid van het land | Papier, pen in bruin, bruin gewassen, deels over een aanzet op zwart krijt, andere sporen van zwart krijt ; kaderlijn met pen in grijs191 x 261 mm | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, BrusselFoto J. Geleyns / Art Photography ” data-open-in-lightbox=”true” data-src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-5.jpg” data-src-medium=”https://s3.eu-west-1.amazonaws.com/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/06131153/data124084982-db11e8.jpg” decoding=”async” src=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-28.jpg” srcset=”http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-26.jpg 160w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-27.jpg 320w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-28.jpg 640w, http://nltoday.news/wp-content/uploads/2024/11/van-bruegel-tot-khnopff-het-artistieke-scheppingsproces-in-tekeningen-en-schetsen-29.jpg 1280w, https://images.nrc.nl/CKWH6BYoYZKauGnIye-4j-q6fhs=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2024/11/06131153/data124084982-db11e8.jpg 1920w”>Jacques Jordaens (1593 – 1678): Allegorie op de vruchtbaarheid van het land | Papier, pen in bruin, bruin gewassen, deels over een aanzet op zwart krijt, andere sporen van zwart krijt ; kaderlijn met pen in grijs191 x 261 mm | Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, BrusselFoto J. Geleyns / Art Photography
Tot elkaar veroordeeld zijn of werkelijk als gemeenschap verbonden zijn: het zijn twee beelden die oprijzen uit 13 & 14 van de Chinese choreograaf Tao Ye. Tenminste, dat is één manier om de twee choreografieën te bekijken. 13 & 14, onderdeel van de zogenoemde ‘numerical series’ – Ye geeft nummers in plaats van titels aan zijn werk – zijn puur en abstract, maar zetten het associatieve brein volop aan het werk.
In 13 zijn de dertien dansers uitgedost in ruime kostuums van grillig aan elkaar genaaide lappen en jaspanden, alsof elk beschikbaar stukje stof is gebruikt ter bescherming tegen barre omstandigheden. De dansers bewegen met voortdurend neergeslagen blik als groepje, dicht bij elkaar op een kluitje. Begeleid door repetitieve pianoklanken verzetten en krullen ze hun voeten secuur, en verplaatsen langzaam in cirkelende patronen over de vloer. Hun lichamen beschrijven cirkels in de ruimte, met het hoofd, de tors, benen, schouders, armen. Volgens het door in Tao Ye ontwikkelde ‘Circular Movement System’ is elk lichaamsdeel in staat als een pen bogen en cirkels te beschrijven.
Al snel wordt de perfecte synchroniciteit onderbroken door vallende of opspringende dansers die, opgevangen door een ander, eerst alleen, dan samen heel even een afwijking van het geheel creëren maar er al snel weer in verdwijnen of, als obstakel, achteloos uit de weg worden geschopt of aan een voet weggesleept om weer overeind gezet te worden.
Het China van Xi?
Eenheid tegen wil en dank? Gaat 13 over onderdrukking in het China van Xi? Zou kunnen, maar het hoeft niet. Het zou ook kunnen dat de beklemmende choreografie de harde weg naar perfectionering van het Circular Movement System verbeeldt. Het resultaat van dat proces is te zien in 14, waarin veertien fantastische dansers de totale beheersing van de techniek demonstreren. Het stuk is lichter van toon, niet alleen door de kleurige kostuums, maar ook door het enorme bereik van de bewegingen. Ook in volle vaart, extreme gewichtsverplaatsing en dynamiek blijven de dansers spatgelijk, om soms op slag in een pose te bevriezen.
Kortstondig ontstaat zo een beeld van mediterende monniken. Even plots springen ze weer, als één lichaam, in actie om een eindeloze reeks bogen, cirkels, ellipsen en lemniscaten in de ruimte te beschrijven. De techniek is veroverd, perfecte eenheid bereikt. Een ideale gemeenschap zelfs, want door eenheid in verscheidenheid; door de kleuren van hun kostuums is de groep dansers te zien als een menselijke regenboog, symbool voor de acceptatie en viering van verschillen. Tenminste, zo politiek kan je het zien. Maar het hoeft niet. Het is ook gewoon erg mooi.
Ze staan er, vooraan bij het podium, met hun neus erbovenop. Begerig bekijken ze zijn vingerzettingen, hoe de vingers bewegen over de frets. Een snaarvirtuoos als Al Di Meola, bekend om zijn indrukwekkende stijl die latin en jazz combineert met een snaarlenigheid om van te kwijlen, grossiert in devote bewonderaars. Het is smelten bij zijn snelle licks, runs, fills en verfijnde fingerpicking.
Maar niet per se deze avond. Met vier muzikanten was de Amerikaanse gitarist Al Di Meola (70), met zijn roots in jazzrock en fusion en zijn passie voor meer traditionele Argentijnse en Braziliaanse muziek, de slotact van het festival So What’s Next in Eindhoven. Iedereen wilde erbij zijn. De muzikant, die vorig jaar plots tijdens een concert in Boekarest een hartaanval kreeg en daarvan gelukkig goed herstelde, bewees deze zomer op North Sea Jazz al hoe hij terug is in vorm.
Wat een kroon had moeten zijn op een mooie gebalanceerde muziekavond van So What’s Next, werd echter een rommelige sof. Een verlaat begin door een uitgelopen soundcheck en chaotische opbouw. Dan maar een akoestische solostart door Di Meola vol bekwame nootjes zonder gevoel. En dan alsnog de zwaar verstrekte, elektrische fusionshow: helemaal uit het lood door ongebalanceerd geluid en – haast slapstick – een rondrennende tourmanager die tijdens de show nog van alles probeert te fiksen aan monitors en een kapotte laptop, met steeds gefrustreerder rakende muzikanten.
Al had ‘Ava’s Dance In The Moonlight’ van Di Meola’s nieuwe album Twentyfour nog best glans, zó wil je het niet.
Geluidssoep
Zonde, want op die geluidssoep in de Grote Zaal na, had So What’s Next dit jaar echt veel aantrekkelijks. Alweer voor de twaalfde keer was het kleinschalige jazzfestival in het Muziekgebouw in Eindhoven. Een concertavond met twee stevige headliners (Branford Marsalis, Al Di Meola) en een mooi middensegment talent waarboven de nieuwe ster Lakecia Benjamin fonkelende. Plus nog een serie gratis zondagmiddagconcertjes in het centrum.
Het festival heeft een solide vorm gevonden. Door de stevige programmasteun van North Sea Jazz is de hoofdavond qua inhoud als een soort Brabantse mini-editie van het grote jazzfestival te ervaren. Zoals er volgende week met Rockit ook een Groningse eendaagse variant is, en Transition in Utrecht in het voorjaar het jazzseizoen alweer jaren aftrapt.
In de keurige ambiance van het Muziekgebouw heeft So What’s Next een behouden karakter. Maar pure muzikaliteit vierend tussen jazz, vintage soul en funk had de avond een goede opbouw.
De aftrap, niet het makkelijkste, was van trompettist Teus Nobel en saxofonist Sam Newbould. Die lieten zich met direct bevlogen spel in elk hun eigen zaaltje niet uit het veld slaan door arriverend rumoerig publiek. Newbould, op het stroefste podium in de open foyer, kon zelfs even verleiden tot meezingen.
Woelige toestanden
Hoewel het hoofdinstrument bij de in totaal negen optredens de saxofoon was (Branford Marsalis, Lakecia Benjamin, Hans Dulfer en Sam Newbould), werden gaandeweg in alle optredens andere overeenkomsten zichtbaar. Best wat artiesten refereerden aan de woelige toestanden in de wereld. „Het is een koude, koude wereld”, zong Michelle David in de gloedvolle vintage soulshow met haar True-tones. En ook haar soulballad was een vurige wens: „Will we have peace?”
En ook Lakecia Benjamin maakte zich zorgen. Uit veel van haar nummers spreekt urgentie. „En over een paar dagen weten we of Amerika crazy is”, refereerde ze aan de verkiezingen.
Met haar zinderende podiumpresénce, steeds weer het publiek aansprekend, bracht ze een razende set. Ze had haast, wat haar raps niet ten goede kwam, maar de noten op haar sax waren vuurballen.
Huzarenstukje
Haar huzarenstukje was ‘My Favourite Things’ van John Coltrane. Riemen vast, waarschuwde ze. Om met hoge lange trillers, een eindeloze exercitie op de stroom straffe roffels van haar piepjonge drummer, het publiek volledig in te pakken. Toen de vlammen uit de beker van haar sax sloegen, viel ze leuk en overdreven op haar knieën.
Je eigen geluid vinden, van copycat naar maatgever, alle jazzmuzikanten moeten erdoorheen. Maatgevend saxofonist Branford Marsalis, oudste zoon van de muzikale Marsalis-familie, heeft het allemaal allang achter de rug en zette zonder theater het krachtigste op So What’s Next neer. Met zijn vaste kwartet was er na wat onderlinge geintjes geen tijd te verliezen voor een goede, elegante set die in alles autoriteit uitstraalde.
Hem eens in de zoveel tijd horen, op tenor of sopraan, is altijd een genoegen. Rake noten, solide spel en een natuurlijke uitstraling die past bij jazz in eredivisie. In een zaal waarin je een speld kon horen vallen kwam bloedmooi geïnspireerd samenspel zonder automatische piloot of publiekspleasers. Of nou ja, eentje dan, de standard ‘On the Sunny Side of The Street’. Lekker breed uitgesponnen, met een lyrische sopraan bij het slepende ritme van drummer Justin Faulkner en diens vettige lachjes van geluk.