Digitale odyssee van een bezorgde vader in choreografie vol mysterieuze rituelen en macabere ontmoetingen

De beginscène van We, us and other games van de Servisch-Nederlandse choreografe Dunja Jocič zal menig ouder van een gameverslaafd kind griezelig herkenbaar voorkomen. In de donkere ruimte verschijnt het bezorgde gezicht van een vader op een scherm. Hij vertelt over zijn dochter, hoe zij hem de weg wees in de digitaliserende wereld die voor hem abacadabra, voor haar gesneden koek was. Hij zoekt haar. Ze is verdwenen, ‘in transitie’ gegaan naar de digitale wereld waar ze ‘als een keurige versie van zichzelf’ deel uitmaakt van The Living Project, een raadselachtige game. „Iedereen die wist hoe het moest, is vertrokken naar die andere wereld.” Om haar te vinden, moet hij daar zelf ook in stappen.

Transhumanisme is een belangrijk thema in het werk van Jocič, die een diepe angst voelt voor de onoverzienbare gevolgen van de oprukkende digitalisering van onze maatschappij. AI staat nog maar in de kinderschoenen, maar is al in staat tot ongelooflijke dingen. Wat onvoorstelbaar leek, blijkt mogelijk, dus waarom zou iemand niet kunnen ‘verdwijnen’ in een game op een darknet?

En donker is het in The Living Project, waar acht androgyne wezens rondwaren, dansers van het Italiaanse Spellbound Contemporary Ballet. In hun nauwsluitende, glimmende zwarte bodysuits gaan ze met afgemeten passen en armgebaren door de ruimte, soms strak in het gelid, soms bijeenklonterend tot een veelkoppige massa, dan weer met reuzenpassen uiteenwaaierend. Naargeestig galmende klanken en vervormde stemmen begeleiden hun mysterieuze rituelen en macabere ontmoetingen die worden gekleurd door een ijskoud spel om de macht.


Lees ook

Danser Dunja Jocic: ‘Die donkere grondtoon zit in mij’

Danser Dunja Jocic: ‘Die donkere grondtoon zit in mij’

Insectachtige poses

Tussen de scènes door doet de vader verslag van zijn odyssee in die digitale onderwereld. Op scherm is alleen maar één opengesperd oog van hem te zien, terwijl hij met een mix van angst en fascinatie voorzichtig navigeert naar het volgende level en zijn grip op de werkelijkheid verliest. Is zij dat, die meedogenloze vrouw?

Jocič geeft de toeschouwer ruimte om zelf te bepalen of een van de ‘avatars’ op de vloer, en zo ja welke, vader of dochter representeren en claimt zo de aandacht. Met staccato bewegingsimpulsen verplaatsen de dansers zich over het toneel, hoog op de tenen, soms juist in insectachtige poses op de vloer. Soms doet de choreografie denken aan het evenzeer vervreemdende werk van Sharon Eyal, maar Jocič heeft een eigen narratief, een multimediale aanpak en een uiterst precieze stijl die zij aan haar verleden als topturnster heeft overgehouden. Geen wonder dat Jocič de laatste tijd een veelgevraagd gastchoreografe is bij internationale balletgezelschappen die smachten naar werk dat ánders is.