N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Boven het culturele veld hangt een raster van prikkeldraad. Dat zien we breed uitgemeten in de film White Balls on Walls over het Stedelijk Museum Amsterdam, en in het stuk van Hans den Hartog Jager in NRC (Stedelijk, houd het oog op de bal!, 16/2) over een paar kritische reacties daarop.
In de film staat directeur Rein Wolfs centraal, een witte man met een internationale reputatie in het kunstcircuit. Naast hem Charl Landvreugd, een zwarte kunstenaar/curator met Surinaamse achtergrond, die sinds een paar jaar het museum „meer contextgericht, meerstemmig en in dialoog met de samenleving” moet maken.
Daar hoort bij dat de tekst ‘The Icons of Modern Art’ demonstratief van de gevelramen wordt verwijderd. De maatschappij is immers veranderd, de bevolking diverser geworden en het koloniale verleden weer actueel. Het museum gaat rekenschap afleggen over de keuzes die het heeft gemaakt en voortaan wil gaan maken. Context geven dus. Wat verbergt zich achter het kunstwerk? Wie heeft het gemaakt, wat waren de intenties, en deugden die wel? Wat doen we met het n-woord in een titel? Met een kunstenaar die fout was in de oorlog? En dat naakte, jonge meisje dat hij schilderde, is dat geen kinderporno? Picasso, die schuinsmarcheerder met zijn wellustige naakten, wat moeten we daarmee? Ik was hierbij vast niet de enige die bevreesd dacht aan het vele heerlijke naakt dat ooit geschilderd is.
Zelfafbreuk
Pikant is dat Wolfs zichzelf nu verwijt voorheen altijd mannelijke witte kunstenaars te hebben geëxposeerd. Misschien was ik toen wel „een systemische racist”, piekert hij. Arme witte man! Bij zoveel zelfafbreuk ben je geen partij voor mensen die zeker weten moreel aan de goede kant te staan. De Amsterdamse wethouder van cultuur scoorde dan ook probleemloos met haar nauwelijks verholen dreigement het museum financieel te korten als het zich niet houdt aan de voorgeschreven sleutelwoorden: inclusiviteit en diversiteit.
Wie kan daar nou tegen zijn, vraagt Hans den Hartog Jager zich af, waarna hij er met een bizarre wending een machtsstrijd tussen generaties van maakt. Zijn aanval richt zich op oud-museumdirecteur en verzamelaar Jan Christiaan Braun en kunstenaar Jan Dibbets, die zich in ingezonden bijdragen in NRC radicaal keerden tegen het huidige normatieve beleid van het Stedelijk.
Beiden hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de internationalisering van de Nederlandse kunstwereld, wat hun toentertijd een niet altijd onomstreden machtspositie heeft gegeven. Den Hartog Jager, als criticus van NRC zich goed bewust van zijn eigen machtspositie, erkent wel hun verdiensten, maar pas nadat hij de twee ‘machtswellustelingen’ stevig onder de gordel heeft getrapt. Zijn rechtvaardiging: vorige generaties hebben uit naam van de avant-garde vele kunstenaars ‘gecanceld’.
Modieus gebabbel
Excusez, maar dit is modieus gebabbel. Ja, door het esthetisch dictaat van het modernisme vielen veel kunstenaars buiten de boot. Pijnlijk, maar zoiets gebeurt nu eenmaal altijd waar keuzes worden gemaakt. Dat wist niet de absolute schande uit dat vrouwelijke kunstenaars tot voor kort niet serieus werden genomen. Een lot dat ze helaas deelden met alle vrouwen vóór hen en in vele culturen. De emancipatiebewegingen van de jaren negentig hebben dat hier in het Westen zó fundamenteel veranderd dat nu ook kunst van vrouwelijke kunstenaars veilingprijzen haalt die het aankoopbudget van het Stedelijk vele malen overstijgen. Hetzelfde geldt voor kunstenaars met een niet-westerse achtergrond als de Ghanees El Anatsui, wiens grote wandsculptuur het Stedelijk nu samen met Kunstmuseum Bern voor een astronomisch bedrag heeft aangekocht.
Terug naar de meerstemmigheid die het Stedelijk intussen nastreeft. Wat wordt daar eigenlijk mee bedoeld? Een koor waarin de beste, de interessantste, de verst reikende stemmen zingen? Dat mag je toch hopen. Maar wat doet die valse noot daar dan op zaal? Die kunst van curator Landvreugd zelf? We zagen al hoe de curator/kunstenaar zijn werk voor de camera aanprees als gewaardeerd maar toch moeilijk verkoopbaar, misschien, misschien omdat hij een zwarte kunstenaar is. Tja, dan maar in het Stedelijk ophangen? Ronduit schril klinkt het als hij samen met de directeur een morsige kunsthandelaar bezoekt die in zijn garage tal van grootformaat schilderijen presenteert, alle van een met Landvreugd bevriende Surinaamse kunstenaar. De niet geringe verkoopprijzen worden terloops op een voddig papiertje geschreven. Over machtsmisbruik gesproken…
Onafhankelijke houding
De film White Balls on Walls legt bloot dat het Stedelijk zich angstig twijfelend afvraagt hoe het aan de morele eisen van de tijd kan voldoen. Maar wordt het niet eens tijd dat het museum zelf gaat bepalen hoe het die meerstemmigheid vormgeeft, in plaats van schichtig om zich heen kijkend speelbal te worden van onze overgangscultuur? Dat het niet angstig probeert te volgen wat nog vormloos in de lucht hangt, maar weer vooruit gaat lopen, precies zoals dat ooit het instituut zijn grote reputatie heeft bezorgd? Laat het museum vooral de blinde vlekken uit het verleden uitwissen, maar tegelijk de onafhankelijke houding koesteren die het groot heeft gemaakt, en de kunst weer gaan tonen in haar onbedwingbare hang naar vrijheid.
Want de door Den Hartog Jager zo honend weggezette twintigste-eeuwse avant-garde heeft dwars door alle esthetische, ethische en politieke dictaten heen, ons op velerlei manieren de vraag voorgelegd wat vrijheid inhoudt. De vrijheid om anders te denken, anders te zijn en anders te leven dan is voorgeschreven, in de hoop dat dit ‘anders’ zal ophouden als anders te worden gezien. Ik denk dat de in Suriname geboren kunstenaar Remy Jungerman daaraan dacht toen hij voor de camera zei dat hij nooit in het Stedelijk had willen exposeren als hij louter was gekozen op basis van zijn huidskleur.