Deze twee processen in je brein zijn beide nodig voor verandering

Als het gaat om gedragsverandering, dan weten we: we moeten geloven dat we het kunnen. Of het nu gaat om gezonder eten of een nieuwe werkaanpak. Als we er niet op vertrouwen dat we een specifieke gedraging kunnen uitvoeren, hebben we geen zin om in actie te komen. Self-efficacy noemen gedragswetenschappers dit; zelfeffectiviteit. Deze term, uit het werk van psycholoog Albert Bandura, domineert al decennia het onderzoek naar gedragsverandering. Toch is dit maar de helft van het verhaal.

Response-efficacy: dit is nuttig

Naast geloof in onze eigen bekwaamheid, telt ook ons vertrouwen in de uitkomst. Zal mijn gedrag ook werkelijk effect hebben? Dit noemen gedragswetenschappers response-efficacy; responseffectiviteit. Je kunt prima geloven dat je minder vlees kúnt eten. Maar wanneer je denkt dat dit geen enkel effect heeft op het klimaat, verdwijnt je motivatie voor dit gedrag sneller dan de gletsjers in de Alpen. Dat responseffectiviteit belangrijk is, wisten psychologen wel. En vaak werden zelfeffectiviteit en responseffectiviteit ook samengevat in één begrip: perceived control; ervaren controle. Maar nieuw onderzoek laat zien dat beide belangrijk zijn én los van elkaar functioneren.

Spelletjes in een scanner

Yun-Yen Yang en Mauricio Delgado van de Rutgers University lieten mensen eenvoudige computerspelletjes doen in een fMRI-scanner. Bij het ene onderdeel ging het om vaardigheid. Deelnemers oefenden in het raken van een bewegend doel. Bij het andere ging het om resultaat. Er werden kaarten getoond die een kans op winst aangaven. Daarna werden beide spelletjes gecombineerd. Daarbij moesten deelnemers de inschatting van hun eigen vaardigheid (self-efficacy) en de kans op een gunstige uitkomst (response-efficacy) combineren. Zo konden de onderzoekers beide fenomenen los van elkaar én in interactie bestuderen.

Afzonderlijke hersenprocessen

Wat zagen Yang en Delgado op hun scans? Self-efficacy speelde zich vooral af in de ventromediale prefrontale cortex (vmPFC). Dat is het hersengebied dat zich onder meer bezighoudt met de regulatie van emoties en besluitvorming. Response-efficacy speelde zich vooral af in het striatum. Dit gebied is onder meer belangrijk bij het ervaren van beloningen. Bij het integreren van beide werd de dorsale anterieure cingulaire cortex (dACC) actief. Dat is een soort coördinator bij mentale conflicten. Wanneer deelnemers moesten uitleggen waarom ze een keuze maakten, werd de dorsolaterale prefrontale cortex (dlPFC) actief: een gebied dat betrokken is bij bewuste keuzes en redeneren.

Beide zijn belangrijk

Wat betekent dit? Self-efficacy en respons-efficacy zijn duidelijk verschillende processen én beide van belang. Wie zichzelf of anderen tot verandering wil verleiden, doet er goed aan om beide aspecten mee te nemen in zijn aanpak. Mensen moeten bijvoorbeeld geloven dat een nieuwe werkaanpak voor hen uitvoerbaar is én tot resultaten leidt waar je wat aan hebt. Je brein moet twee keer ja zeggen voor verandering. Misschien denk je: klinkt logisch, wist ik eigenlijk al. Maar dankzij Yang en Delgado hebben we er nu ook gave én overtuigende fMRI-plaatjes bij.