Deze twee oud-vredesonderhandelaars weten hoe is om de vijand in de ogen te kijken

Het is bijna niet meer voorstelbaar, maar ooit werd er wél gepraat tussen Israëliërs en Palestijnen. Ze spraken elkaar in Camp David, Oslo, Annapolis, Madrid. En ze ontmoetten elkaar soms op geheime locaties, zoals het statige Notre Dame Hotel in Jeruzalem, eigendom van het Vaticaan. Yair Hirschfeld (79) wil daarom graag dáár afspreken. De plek symboliseert optimisme, zegt hij.

De Israëlische veteraan-onderhandelaar begon hier in 1989, in het diepste geheim, de eerste gesprekken met vertegenwoordigers van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) te voeren. Die gesprekken leidden tot de Oslo-akkoorden van 1993, en, zegt hij een paar keer met nadruk, bíjna tot een Palestijnse staat, en echte vrede. „Maar ja, dan gaan de idioten zich ermee bemoeien, en mislukt alles weer.”

De Israëlische oud-onderhandelaar Yair Hirschfeld
Foto Olivia Kharman

In Ramallah, op de bezette Westelijke Jordaanoever, houdt de Palestijnse arts en partijleider Mustafa Barghouti (69) kantoor. Zijn partij, het linkse Palestijns Nationaal Initiatief, is klein, maar presenteert zich als alternatief voor de twee grote Palestijnse partijen, Fatah en Hamas. Ook Barghouti was onderhandelaar. Hij was namens de Palestijnen betrokken bij de Conferentie van Madrid, in 1991, en onderhandelde met de Israëlische premier Yitzhak Shamir, de Amerikaanse president George Bush en Sovjet-Unie-leider Mikhail Gorbatsjov. Destijds werd de conferentie alom gezien als een mislukking, maar dat vindt Barghouti niet terecht. Na jaren van stilstand waren er gesprekken op gang gekomen. „De Palestijnse zaak stond eindelijk op de agenda van de wereldgemeenschap.”

Is er nog een sprankje hoop?

Yair Hirschfeld en Mustafa Barghouti hebben veel gemeen, behalve hun uiterlijk. Hirschfeld is klein, druk, met wilde grijze lokken en een grote baard. Barghouti is lang, bedachtzaam. Ze weten hoe is om de vijand in de ogen te kijken, hoe je toegeeft en waarom het steeds weer mislukt. Ik stelde de voormalige onderhandelaars dezelfde vraag: zien ze nog een spránkje hoop, nu de oorlog tussen Israël en Hamas volledig is geëscaleerd?

Mustafa Barghouti is deze dagen de informele woordvoerder van de Palestijnen op de bezette Westelijke Jordaanoever, al is hij politiek een tegenstander van de Palestijnse president Mahmoud Abbas. Internationale tv-ploegen lopen de deur plat bij de welbespraakte arts, en zijn telefoon rinkelt voortdurend. „De hele wereld heeft het over de gijzelaars in Gaza, en dat ze naar huis moeten. Ja, goed, maar de duizenden onschuldige Palestijnen in Israëlische gevangenissen moeten ook vrij”, zegt hij.

Dat hij in 1991 werd gevraagd om mee te onderhandelen over vrede, lag aan zijn onafhankelijke positie. Israël wilde het liefst praten met Palestijnen die wat afstand hadden ten opzichte van de PLO. Ook de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, die de gesprekken begeleidden, vonden dat een goed idee. Het werd uiteindelijk de laatste internationale conferentie waar Gorbatsjov nog aan meedeed voor de Sovjet-Unie instortte.

De Palestijnse oud-onderhandelaar Mustafa Barghouti
Foto Yasmine Omari

„De omstandigheden voor vrede waren gunstig”, zegt Barghouti. „De eerste Intifadah was al enkele jaren bezig, meestal geweldloos en soms gewelddadig. De wereld zag de onderdrukking van de Palestijnen, en er was een groot vredeskamp in Israël. Ik herinner me hoe we een paar jaar daarvoor met Israëliërs een menselijke keten vormden om de muren van de Oude Stad van Jeruzalem. Duizenden mensen waren er. Palestijnen, Israëliërs, we waren samen, en we zeiden: we kunnen die bezetting niet handhaven.” Aan het einde van ‘Madrid’ wisselden de partijen goede intenties uit om te blijven praten. Het legde, zegt Barghouti, voor het eerst een basis voor latere vredesgesprekken.

Praten met de verboden PLO

In de periode dat de menselijke keten werd gevormd, zat Yair Hirschfeld een steenworp verderop in het diepste geheim te praten met prominenten van het Palestijnse leiderschap: Faisal Husseini en Hanan Ashrawi. Officieel was contact met de PLO streng verboden. Langzaam groeide er een band. Hirschfeld, destijds als econoom verbonden aan de Universiteit van Haifa, zegt: „Er zijn vier voorwaarden voor een succesvolle onderhandeling. Je moet gelijkwaardig zijn. Je moet empathisch zijn. Je moet elkaars belang kennen. En, als belangrijkste voorwaarde, moet je allebei durven zeggen: dit is mijn probleem, help mij met de oplossing. Al die voorwaarden waren er, na jarenlang in het geheim naar elkaar te zijn toegegroeid.”

We zijn twee getraumatiseerde volken, die een existentiële strijd voeren

Beide partijen wilden iets van elkaar, zegt Hirschfeld. Palestijnen wilden zelfbeschikking, Israël wilde een einde aan de Intifadah. „Maar we zijn twee getraumatiseerde volken, die een existentiële strijd voeren. Dat bindt ons, en maakt het proces tegelijk moeilijk. Wij Joden dragen de Holocaust met ons mee, en eeuwen van vervolging. De Palestijnen dragen het hevige trauma van de Nakba met zich mee.” Tijdens de Nakba (‘catastrofe’) in 1948, het jaar van de oprichting van de staat Israël, werden zeker 700.000 Palestijnen uit hun huizen verdreven.

Hirschfeld onderhandelde driftig mee aan wat uiteindelijk de Oslo-akkoorden zijn geworden. Op 13 september 1993 schudden de Israëlische premier Yitzhak Rabin, de Palestijnse leider Yasser Arafat en de Amerikaanse president Bill Clinton elkaar de hand. Het was géén vredesverdrag, maar meer een soort intentieverklaring. In afwachting van echte vredesgesprekken werd de Palestijnse Autoriteit bedacht, die een deel van de Palestijnse Gebieden zou besturen.

De Palestijnse staat lag binnen handbereik, zegt Hirschfeld. „Ik wist het zeker.” De onderhandelingen liepen na Oslo stroef. Het wantrouwen nam toe, de posities verhardden. Hamas kwam op, dat zichzelf presenteerde als compromisloos alternatief voor al-Fatah, de partij van Arafat en Abbas. En: „de idioten” gingen zich er weer mee bemoeien. Hij heeft het over andere landen die onrust stoken in het precaire proces, zoals Frankrijk, dat zich vaak gepasseerd voelde, of nu Qatar. Het is het grootste dilemma van het conflict, zegt hij: zonder de buitenwereld kunnen ze het niet oplossen, maar diezelfde buitenwereld maakt vaak vooral veel kapot.

Oslo-akkoorden ‘grootste fout’

Mustafa Barghouti noemt ‘Oslo’ „onze grootste fout”. „We hadden nooit akkoord mogen gaan. Ons land is in kleine stukjes verdeeld. Het zou tijdelijk zijn, maar het is nog steeds zo. Er was geen bevriezing van de nederzettingen afgesproken. Er waren toen 121.000 Joodse kolonisten op bezet gebied, nu zijn het er meer dan 750.000. Israël heeft na de moord op Rabin [in 1995] nooit meer serieus in een tweestatenoplossing geloofd. Netanyahu wil al jaren niet meer met Abbas praten. Als Abbas met Hamas praat, is hij een terroristenvriend. Als hij niet met Hamas praat, zeggen ze: zie je, de Palestijnen zijn geen eenheid. Ze spelen een spel.”

De tweestatenoplossing is een cliché, een loze kreet

Yair Hirschfeld heeft het nog vaak geprobeerd. Zo hielp hij de Israëlische premier Ehud Olmert in 2008 met een nieuw plan: ze hertekenden de kaart van Israël en Palestina zo, dat grote nederzettingen behouden bleven, maar dat de Palestijnen op andere plekken land terug zouden krijgen. Niets lukte meer, volgens Hirschfeld vooral door Palestijnse halsstarrigheid. „Er is zoveel woede, er is zoveel haat.”

Kan het nog? Ja, zegt Hirschfeld. De Israëlische bevolking is naar rechts opgeschoven, maar, schat hij, is uiteindelijk nog altijd bereid land voor vrede te ruilen. Praten met Hamas, zoals hij ooit met de PLO praatte, ziet hij niet zitten. „Eerst moet Hamas verdwenen zijn. Ze zijn uit op de vernietiging van de staat Israël, dat betekent dat we ze moeten afzetten. Deze oorlog is noodzakelijk, helaas, om vrede te kunnen bereiken. Ik zie het ook niet gebeuren met de huidige Palestijnse leiders op de Westelijke Jordaanoever. Er moeten nieuwe leiders komen, die met hulp van de internationale gemeenschap de macht kunnen overnemen in Gaza, en het gebied opnieuw kunnen opbouwen.”

Daarna zijn er „allemaal opties”, zegt hij. „De nederzettingen gaan echt niet allemaal verdwijnen, dus we moeten land ruilen. Misschien zijn de twee staten een gepasseerd station, en kunnen we een confederatie stichten. Het is niet zo moeilijk, ik vond dit altijd al. Ik denk wel eens: had iedereen maar naar mij geluisterd, dan was het zeker gelukt.”

Het geloof in Ramallah is een stuk kleiner. Mustafa Barghouti: „Shamir, met wie ik onderhandelde, was zeer rechts, maar hij was geen fascist. Israël is hetzelfde land niet meer. Extreem-rechts heeft het voor het zeggen. Ministers zeggen openlijk dat er geen plek meer is voor Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever. Het vredeskamp is verdwenen, ik heb nog maar een paar Israëlische vrienden. En op een enkele uitzondering na spreekt niemand de regering van nationale eenheid meer tegen.”

De tweestatenoplossing is „een cliché” van de internationale gemeenschap geworden, zegt Barghouti. „Het is een loze kreet. Wij accepteren die alleen als alle kolonisten het bezet gebied verlaten.”

En een confederatie, zoals Hirschfeld voorstelt? Barghouti maakt een wegwerpgebaar. „Dat is alleen maar spel, het is niet serieus. Ze zeggen ermee: we willen de nederzettingen behouden en accepteer dat maar. Ik zie nog maar één andere oplossing: we stichten één staat met gelijke rechten voor alle burgers, Joods of Palestijns. De keuze is aan Israël.”

De telefoon gaat, zoals zo vaak. Maar deze keer is het anders. Barghouti valt stil en slaat een hand voor zijn mond. Een vriend is omgekomen bij een Israëlisch bombardement in Gaza. Een auto van Barghouti’s medische hulporganisatie is bij het bombardement verwoest. Barghouti staart voor zich uit, en zegt: „Niemand van ons is meer veilig.”