Deze Spaanse kunstenaar wil de realiteit zó exact weergeven, dat hij rustig meer dan tien jaar over één schilderij doet

Vier jaar geleden kreeg ik van een bevriende kunstenaar, nog ouderwets op dvd, een documentaire uit 1992 over de Spaanse schilder Antonio López Garciá (1936). El sol del membrillo, hoewel dertig jaar oud, leek gemaakt voor die stille eerste coronamaanden. Het is een lange, langzame film over bijna niets, waar je toch geboeid naar blijft kijken. Antonio López wordt door regisseur Victor Erice gevolgd terwijl hij werkt aan een fruitstilleven met het fruit nog aan de boom: in de loop van een paar maanden maakt hij eerst een schilderij en daarna een tekening van het bovenste deel van een jonge kweepeerboom naast zijn huis in Madrid. Uur na uur en dag na dag is hij geconcentreerd met dat boompje in de weer – nogal obsessief, maar niet romantisch-artistiek. Het maken van een schilderij is voor hem gewoon werk, met gereedschap en een methode, en zo wordt het ook in beeld gebracht. Terwijl er bouwvakkers bezig zijn met de verbouwing van zijn huis, is de kunstenaar bezig met het schilderen op de ommuurde binnenplaats. Sigaretje erbij, radio aan (nieuws over de Golfoorlog), af en toe een praatje met een passant.

Geleidelijk aan groeit de boom op het doek. Het gekke is dat López de voorstelling schildert vanuit het midden. Daar ontstaat een steeds verder uitdijende wolk van takken, bladeren en vruchten. Dat breiend schilderen wordt iedere kunstacademiestudent ten zeerste ontraden. Je moet juist altijd het grote geheel van je compositie in de gaten houden, op alles tegelijk letten. Wat je linksboven doet, heeft gevolgen voor wat je rechtsonder hebt gedaan. Maar López werkt – net als Lucian Freud, het andere mij bekende voorbeeld van een koppige breier die toch sterke composities wist te maken – toegewijd verder op de verkeerde manier.

Buikloop

Wat hem houvast biedt, is dat hij zijn motief heeft voorzien van hulplijnen en markeringen. In het echt, wel te verstaan. De hele boom zit vol puntjes en kruisjes van witte olieverf, alsof er een vogelfamilie met permanente buikloop in woont. Die markeringen verhouden zich tot horizontale en verticale lijnen in de voor- en achtergrond, die weer corresponderen met hulplijnen in het schilderij. En zo weet López: die ene peer hangt nu iets lager dan vorige week, ik zal hem ook in het schilderij moeten herpositioneren. Hij streeft duidelijk een goed gelijkend portret van de boom na, ook wanneer het verval van het model inzet en alles wat meer gaat hangen. Ook daarin lijkt hij op Freud, die menselijke modellen op dezelfde manier benaderde.

Antonio López: Vruchten, 1987. Potlood op papier op paneel, 51 x 72 cm.
Particuliere collectie, Àngel Surroca

Aan het einde van de herfst laat de eerste kweepeer los. Hij valt tussen López’ sigarettenpeuken op de grond. López tekent nog een beetje door, staart rokend voor zich uit en plukt dan zelf de tweede peer van de boom. Daarna gaan al die gele vruchten met witte markeringen eraf en is het gedaan met het geschilder en geteken.

Na het bekijken van de film was ik benieuwd wat Antonio López nog meer had gemaakt en haalde ik zijn naam door de zoekmachine. Hij bleek nog in leven en aan het werk in Madrid. Zijn carrière omspant inmiddels zeven decennia. In Spanje is hij een bekende kunstenaar, maar in onze contreien wordt zijn werk eigenlijk nooit tentoongesteld.

Het onooglijke van alledag

Het Drents Museum brengt daar nu verandering in. Dit voorjaar is in Assen het eerste Nederlandse overzicht van López’ schilderijen, tekeningen en sculpturen te zien. Het schilderij van de kweepeerboom ontbreekt, maar er hangen wel drie potloodtekeningen van kweeperen uit dezelfde periode. Die tekeningen zijn net zo doorwerkt als het schilderij uit de film, waarmee ik niet bedoel dat de vruchten fotorealistisch zijn weergegeven, met zacht verlopende schaduwen en glimlichtjes. Ze zijn in lijn getekend, Giacometti-achtig, zonder arceringen, en soms maar heel dun. Maar de vormen en verhoudingen van de kweeperen en bladeren zijn met de grootst mogelijke zorg gemeten, genoteerd, aangedikt, uitgegumd, verschoven, weer wat aangezet. Tekenen grenst hier aan liefkozen. Zelfs aan het kleinste verfomfaaide blaadje heeft López zijn studieuze aandacht geschonken. Niets is onbelangrijk.

Mari’s atelier (2023-heden)
Collectie kunstenaar
Mari’s atelier (2023-heden)
Collectie kunstenaar

Op al zijn onderwerpen laat hij diezelfde mentaliteit los. Al meer dan zeventig jaar richt López zich op wat Toine Moerbeek in de catalogus samenvat als ‘het onooglijke en anonieme van alledag’. Zijn huis, zijn boom en de straten en gebouwen van zijn stad worden door hem helemaal afgegraasd en in kaart gebracht. Zijn oog blijft voortdurend hangen aan deuren en ramen, roeien en ruiten, hang- en sluitwerk. Op het eerste gezicht heeft dat misschien iets saais, maar als je geduld weet op te brengen, als je bij elk portret, stilleven, interieur of stadsgezicht wat langer blijft stilstaan en met López mee kijkt naar alle onderdelen, dan begrijp je zijn aandacht voor wc-potten en airco-installaties, takken en stopcontacten, lepels en tepels. In de loop van de uren word je door de tentoonstelling in Assen net zo overtuigd als door de documentaire uit 1992.

Madrileense panorama’s

Neem bijvoorbeeld even de tijd voor een groots gezicht op Madrid uit 1987-1996 (ja, zo lang deed López erover). Dan vallen je de subtiele reflecties van zonbeschenen gevels in de ruiten van een beschaduwd gebouw op, en de onleesbare letters op de dakrand van Hotel Meliá Castilla, die door het lage zonlicht als spiegelschriftschaduwen worden geprojecteerd op een flatgebouw aan de overkant. López’ schilderijen zijn vol als het leven zelf. En ondanks zijn secure aanpak is hij haast nergens gezwicht voor de verleiding van gepriegel, heeft hij zich zelden of nooit verloren in een teveel aan details. Van dichtbij zie je altijd de penseelstreek en van veraf worden alle schilderijen mooi bijeengehouden door het kleurenpalet en de toonwaarden. Uiteindelijk is er een geheel dat meer is dan de som der delen: een geheel van licht en ruimte en, in het geval van de Madrileense panorama’s, van atmosfeer. Het is López boven alles om de beleving van ruimte begonnen.

Niet zo gek dus dat hij ook driedimensionaal werk maakt. In Assen staan tussen de tekeningen en schilderijen heel wat sculpturen, die meestal menselijke figuren op ware grootte voorstellen. Het begint al bij de entree van de tentoonstelling, met een donkere ruimte waarin de bezoeker links en rechts wordt verwelkomd door mannen, vrouwen en kinderen van gips en hout. Er hangen ook getekende voorstudies, waaruit blijkt dat López figuren net zo nauwgezet bestudeert als stillevens, interieurs en stadsgezichten. De studies doen denken aan het werk van de Engelse schilder Euan Uglow (1932-2000), aan wie Museum MORE in Gorssel in 2019 een mooi groot overzicht wijdde. Uglow had ook die bijna wetenschappelijke benadering, dat blijven meten en nameten van het model met behulp van schietlood, hulplijnen en rasters. De figuurstudies van Uglow en López zijn een soort bouwtekeningen voor wie zich geroepen voelt een mens te maken, en López werkte ze dus daadwerkelijk tot sculpturen uit.

Antonio López: Madrid vanaf de Capitán Haya, 1987-1996. Olieverf op doek op paneel, 184 x 245 cm.
Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofia, Madrid

Vertekeningen

„Het perspectief binnen de werkelijkheid maakt een enorme indruk op mij, ik vind het magisch”, wordt López in de tentoonstellingscatalogus geciteerd. Stadsgezichten en andere landschappen spelen zich voor hem niet alleen in de verte af, maar beginnen al meteen voor zijn voeten. Bij het schilderen van interieurs zoomt hij niet in op een ensemble van tafels, stoelen en kasten, maar zet hij meubels en andere spullen vrij klein in een kader dat grotendeels uit vloer, muur en plafond bestaat. Want zo kijken wij een ruimte in: we richten onze aandacht misschien op iets of iemand verderop, maar ondertussen hebben de eerste meters verreweg het grootste aandeel in ons gezichtsveld. López richt zijn aandacht daarom (ook) op de voorgrond waaraan menigeen voorbij kijkt.

Surrealistische dingen

Dat verklaart meteen de fisheye-achtige vervormingen van balkonhekken, relingen en raamkozijnen in sommige voorgronden. Want meten is weten, maar als je metend meer te weten wilt komen dan je in één oogopslag ziet, als je ook de randen van je blikveld in beeld wilt brengen en misschien nog wat meer, dan schiet het lijnperspectief tekort. Dan kom je bij lichte vertekeningen uit en zul je je een beetje buigzamer moeten opstellen. López’ grootste interieurs en stadsgezichten hangen in het Drents Museum gelukkig vrij laag. De voorgrond begint vlak boven de vloer, en als je er dichtbij gaat staan begrijp je ineens die verbogen lijnen in je ooghoeken. Je staat waar López stond en ervaart wat hij ervoer. In de diepte beneden je zie je nog net niet je eigen schoenen (of die van hem).

De wereld is een chaos en er is een wil in mij om daar structuur in aan te brengen Antonio López

López is niet het soort talent dat alles komt aanwaaien, dat danst en speelt en zich daarbij door zichzelf laat verrassen. Hij is het type kunstenaar dat alles tot in de puntjes voorbereidt en uitdoktert. Het type dat methodisch en meticuleus probeert greep op de zaak te krijgen. „De wereld is een chaos en er is een wil in mij om daar structuur in aan te brengen”, zegt hij in de tentoonstellingscatalogus. „Ik probeer die structuur door te voeren in mijn werk, anders heb ik het gevoel dat ik val.”

Het overzicht in Assen geeft een goed beeld van hoe López dat al sinds 1953 probeert. In het begin moddert hij natuurlijk nog wat aan, probeert hij krampachtig surrealistische dingen uit en heeft hij moeite met kleur en verfbehandeling. Maar langzaam maar zeker wordt zijn werk lichter en helderder. Hij weet steeds beter wat hij vertellen wil en hoe. Hij krijgt en verstevigt de gewenste greep. Het Drents Museum stelt hier een welbesteed leven tentoon.

Antonio López: Francisco I, 1985. Potlood op papier, 203 x 101,6 cm.
Museo Nacional Centro de Arte Reina Sofia, Madrid