Deze kinderen hebben juist een taalvoorsprong

Het eerste Nederlandse woord dat Elifsu (16) en Efe (17) allebei leerden: ‘boterham’. Ze kennen elkaar, zitten op dezelfde school, maar dit wisten ze nog niet. Door de telefoon klinkt gelach. Allebei hadden ze met de taalapp Duolingo wat Nederlandse woorden geleerd, vertellen ze, voordat ze vanuit Istanbul (Efe) en Ankara (Elifsu) naar Nederland kwamen. Boterham was het eerste waar Duolingo mee kwam.

Efe en Elifsu zijn leerlingen van de Internationale Schakelklas Zaanstad, waar kinderen (12-18 jaar) die nieuw zijn in Nederland de taal leren. Ze zijn twee van de 138 leerlingen van deze school die Sandra Minten (57) portretteerde voor haar fotoproject: Alleen de stilte spreek ik vloeiend. Minten is docent en fotograaf: drie dagen per week staat ze op de ISK Zaanstad voor de groep ‘analfabeten 16+’, twee dagen per week besteedt ze aan fotografie.

De portretten zijn tot kerst te zien op de buitenmuren van het Museum of Humanity in Zaanstad, de leerlingen mochten hun portretposter zelf opplakken. Binnen hangen tien portretten met verhalen in tekst en geluid: de kinderen schreven op wat taal voor hen betekent en via luidsprekers zijn ze in verschillende talen te horen (sound design door Selle Sellink).

Elifsu (16) uit Turkijke
Simphiwe (15) uit Zimbabwe
Ghazal (12) uit Syrië
Mais (16) uit Syrië
Ayham (12) uit Syrië
Kamila (15) uit Oekraïne

Foto’s: Sandra Minten

Zes talen

„Als het over taal gaat in relatie tot migranten, hoor je vaak: die spreekt nog stééds geen Nederlands”, zegt Minten. Ze werkte 25 jaar in het basisonderwijs, nu ze op de ISK Zaanstad lesgeeft, ziet ze hoe moeilijk het kan zijn om een nieuwe taal te leren. „Deze kinderen zijn soms in hun uppie gevlucht, getraumatiseerd, die weten niet altijd hoe ze stil op een stoel moeten zitten, of dat ze moeten luisteren als iemand anders praat. Dan duurt het een tijd voor ze überhaupt kunnen begínnen met leren. Het is heel makkelijk om te zeggen: die is hier al zoveel jaar, en spreekt nog de taal niet.”

Met haar project wil Minten het perspectief verschuiven: het gaat er niet om of iemand (nog) geen perfect Nederlands spreekt, ze wil laten zien dat meertaligheid „een kracht” is. „Sommige kinderen hier spreken zes talen!” Dat zijn zes talen waarin ze contact kunnen maken, zegt Minten. Deze boodschap heeft ze ook voor haar leerlingen. En ze vertelt hun: de taal van het land waar je vandaan komt is als je huid. Die hoort bij jou.

Voor Efe en Elifsu is het doodnormaal om van de ene naar de andere taal te springen. Nederlands in de klas, Engels in de pauze, Turks als ze thuis zijn. Efe spreekt ook een beetje Japans en Duits, vertelt hij. Elifsu probeert Russisch te leren, omdat ze graag Russische boeken leest. „Ik vind het moeilijker dan Nederlands.”

Praten met mederleerlingen met wie je geen taal deelt? Geen probleem, zeggen ze. Elifsu: „Je leert gewoon een paar woorden in de taal van die ander. Hoe gaat het? Dan voelt die ander zich snel op zijn gemak, omdat je je best doet.”

In de klas van Sandra Minten is het de bedoeling dat iedereen Nederlands spreekt, maar leerlingen mogen elkaar wel helpen. „Het woord ‘shu’ hoor ik veel”, ‘wat’ in het Arabisch. „Ze vinden het ook heel leuk als ik vraag: hoe zeg je dat in jouw taal? Natuurlijk spreek ik dat dan niet goed uit, dan word ik verbeterd.”

Minten heeft de portretten gemaakt met een analoge camera, in zwart-wit. De leerlingen mochten helpen. „Scherpstellen, het reflectiescherm bedienen, tolken.” Een klas pubers is een klas pubers, zegt Minten, maakt niet uit waar ze vandaan komen. „Met je vingertje wijzen werkt niet. Ik probeer ze te inspireren. En dit vonden ze heel leuk. Omdat het echt was, denk ik. Niet in een leerboek of een rollenspel. Nee, ik had echt hulp nodig van iemand die farsi spreekt.”

Calum (14) uit Zuid-Afrika
Martha (13) uit Eritrea
Jane (16) uit China
Dotun (15) uit Nigeria
Dotun (15) uit Nigeria

Foto’s: Sandra Minten