Deze jonge bankier kreeg een burn-out door te gokken op de ondergang van de economie

Flink last van brandend maagzuur, amper een hap door de keel kunnen krijgen, moeilijk kunnen slapen, als een zombie door de stad zwerven. Wie de laatste hoofdstukken van Spelen met geld. Bekentenissen van een Londense bankier van Gary Stevenson leest, moet wel concluderen dat geld zeker niet iedereen gelukkig maakt. Sommige mensen maakt het eerder doodziek.

Stevenson schetst in het boek hoe hij van een ‘slechte’ buitenwijk van Londen belandt op een handelsafdeling van Citibank waar met miljoenen wordt gesmeten op de financiële markten. Waar veel van zijn wijkgenoten proberen geld te verdienen met drugshandel, heeft Stevenson het geluk een wiskundeknobbel te hebben gecombineerd met flink wat gogme. Hij wint een beursspel tussen studenten door correct in te schatten dat zijn in weelde opgegroeide tegenstanders hem – in een goedkoop pak met een vet Oost-Londens accent – zullen onderschatten. „Rijke mensen denken dat arme mensen dom zijn.”

De winst van het spel biedt Stevenson een ticket uit de armoede: een stageplek bij Citibank. In hetzelfde goedkope pak – zijn werktenue bij de meubelzaak waar hij twee jaar kussens opschudde voor 40 pond per dag – reist hij met de metro af naar de Londense City, om aan de slag te gaan in een van de imponerende kantoortorens.

Stevenson vertelt vermakelijk over zijn eerste dagen, weken en jaren bij Citi. Eigenlijk is zijn eerste dag exemplarisch voor zijn carrière: hij wordt aan zijn lot overgelaten. „Ik had hierover gehoord en ik was gewaarschuwd. Dit was ‘het niets’. […] Geen werk die dag. Geen heldere instructies. Geen duidelijke taak.” Dankzij zijn vermogen om heel snel te leren – maar misschien wel vooral dankzij zijn drive om heel veel geld te verdienen – redt Stevenson het op de handelsvloer van Citi. Hij mag na zijn stage blijven.

Hij en zijn collega’s handelen in valuta’s – in theorie vooral in dienst van de klanten van de bank, maar in de praktijk voor enorme bedragen voor eigen rekening van de bank. Bij Citi lijkt er wat betreft de moraal weinig verschil te zitten tussen voor en na de kredietcrisis van 2008.

De beste handelaar van de afdeling verdient op een gegeven moment 100 miljoen voor de bank, en krijgt daarvoor vette bonussen. Van beperking van de hoogte van bonussen was destijds nog geen sprake. Dat wil Stevenson ook: heel veel geld verdienen. En dat lukt. Zijn eerste bonus bedraagt 13.000 pond, omdat hij als jongste bediende niet wordt tegengehouden als hij een enorme gok neemt met een trade. En die valt de goede kant op. In zijn eerste volledige jaar maakt hij 12 miljoen dollar winst voor de bank, en krijgt hij 395.000 pond bonus. In 2011, ten tijde van de eurocrisis, is hij naar eigen zeggen de winstgevendste bankier van Citi.

Duur eten, strippers en drugs

Of hij het destijds al doorhad, of later tot het besef komt als hij het boek schrijft, is moeilijk te zeggen. Maar Stevenson is niet bijzonder blij met al dat geld. Hij viert het amper en lijkt vooral een observator te zijn als zijn collega’s na het maken van belachelijke kantooruren zich te buiten gaan aan duur eten, strippers en drugs. Hij koopt wel een flat voor zichzelf, maar van inrichten komt het niet.

Stevensons eigen verklaring is dat hij een geweten heeft. En dat geweten knaagt. Hij schrijft te beseffen dat hij al dat geld verdient over de rug van arme mensen. Zijn oude wijkgenoten. Zijn eigen ouders. Sterker: het jaar waarin hij de beste handelaar is van de bank, verdient hij zoveel geld omdat hij naar eigen zeggen inziet dat de economie kapot is na de kredietcrisis. Armen zullen nog meer schulden krijgen, terwijl de rijken rijker worden. En daar zet hij zwaar op in, met grote winsten tot gevolg.

Stevenson geeft zijn toestand na zijn topjaar geen naam, maar de symptomen die hij beeldend beschrijft wijzen op een opkomende burn-out. Zijn lichaam vertelt hem dat dit werk niet goed voor hem is. Familie, vrienden en collega’s vragen of het wel goed met hem gaat. Het antwoord is altijd: „Met mij gaat het altijd goed”. Ingrijpen doet niemand. En Stevenson luistert niet. Niet naar zijn lichaam en niet naar bezorgde omstanders. Want hij wil niet weg. Althans: niet zonder zijn bonussen.

In de laatste hoofdstukken ontspint zich een gevecht tussen de bank en Stevenson over zijn vertrek, ten koste van zijn geestelijke gezondheid. Hij wordt weggepromoveerd naar Japan, waar hij nog verder vereenzaamt en doordraait. Maar de bank wil hem niet laten gaan – ze accepteren het amper als een dokter zegt dat hij met ziekteverlof moet. De enige uitweg is een gerucht dat de ronde doet onder de traders: als je zegt dat je voor een goed doel gaat werken, mag je bij vertrek op eigen initiatief je bonussen houden. Uiteindelijk lukt het Stevenson, al mag hij contractueel niet precies zeggen hoe.


Lees ook
Het interview met Gary Stevenson: ‘Het bbp is veel hoger dan vijftig jaar geleden en nog steeds kunnen jongeren geen fucking huis betalen’

‘Het bbp is veel hoger dan vijftig jaar geleden en nog steeds kunnen jongeren geen  fucking  huis betalen’

Inkleuring achteraf

Stevensons ‘bekentenissen’ zijn vermakelijk en geven een extra laag aan het beeld dat Joris Luyendijk al schetste in zijn portret van de Londense City (Dit kan niet waar zijn uit 2015) van de amorele zakenbankiers. Hij weet in de meeste gevallen redelijk goed uit te leggen hoe de economische principes werken – al weet de lezer nog steeds niet wat een eurodollar nu precies is, de belegging waar Stevenson het meeste geld mee verdient. Zijn collega’s zijn grotendeels karikaturen – wellicht om ze niet al te veel in verlegenheid te brengen, maar het kan ook zijn dat de eenzame Stevenson nooit dichtbij genoeg kwam om de beweegredenen van zijn collega’s te kennen.

Het boek voelt soms wel als een inkleuring van de gebeurtenissen achteraf. Was Stevenson er echt zo bewust van dat hij in feite gokte op de ondergang van de economie, of kwam dat achteraf, na zijn herstel van de burn-out?

Voor Stevenson spreekt in ieder geval dat hij nu de facto voor een goed doel werkt: hij heeft zijn eigen YouTube-kanaal waar hij jongeren probeert uit te leggen hoe de financiële wereld werkt. Met zijn boek zegt hij aandacht te vragen voor de „ineenstorting van de samenleving”, zoals hij in een interview met NRC in maart zei. En hij is een van de ondertekenaars van de oproep van 271 miljonairs om de rijken der aarde meer te belasten. Want rijk is Stevenson, en hij handelt nog altijd. In zijn dankwoord dankt hij God „of wie het dan ook was die het zo makkelijk maakte om op verschrikkingen te speculeren, en tegelijk zo lastig om ermee te stoppen”.